Begrippen hoofdstuk 1 erfelijkheid Flashcards

(11 cards)

1
Q

het gen

A

Een stukje DNA dat codeert voor een bepaald eiwit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het genoom

A

De verzameling van alle genen van een cel van een organisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de stamboom

A

Een voorstelling van alle verwantschappen van verschillende generaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het allel

A

Een variant van een gen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de homologe chromosomen

A

Overeenkomstige chromosomen waarvan er één afkomstig is van de moeder en één van de vader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het dominante allel

A

Het allel dat overheerst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het recessieve allel

A

Het allel dat overheerst wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het genotype

A

De genetische informatie zoals ze in de chromosomen te vinden is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het fenotype

A

Het geheel van de waarneembare eigenschappen van een individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de homozygoot

A

Beide allelen zijn identiek voor een bepaalde eigenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de heterozygoot

A

Beide allelen zijn verschillend voor een bepaalde eigenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly