Begrippen hoofdstuk 1 erfelijkheid Flashcards
(11 cards)
het gen
Een stukje DNA dat codeert voor een bepaald eiwit.
het genoom
De verzameling van alle genen van een cel van een organisme.
de stamboom
Een voorstelling van alle verwantschappen van verschillende generaties.
het allel
Een variant van een gen.
de homologe chromosomen
Overeenkomstige chromosomen waarvan er één afkomstig is van de moeder en één van de vader.
het dominante allel
Het allel dat overheerst.
het recessieve allel
Het allel dat overheerst wordt.
het genotype
De genetische informatie zoals ze in de chromosomen te vinden is.
het fenotype
Het geheel van de waarneembare eigenschappen van een individu.
de homozygoot
Beide allelen zijn identiek voor een bepaalde eigenschap.
de heterozygoot
Beide allelen zijn verschillend voor een bepaalde eigenschap.