Begrippen hoofdstuk 5 voortplanting Flashcards

1
Q

de anticonceptie

A

Het vermijden van een zwangerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de combinatiepil

A

Anticonceptiemiddel o.b.v. hormonen dat wordt ingenomen door de vrouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de vaginale ring

A

Anticonceptiemiddel o.b.v. hormonen dat wordt ingebracht in de vagina door de vrouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het hormoonspiraaltje

A

Anticonceptiemiddel o.b.v. hormonen dat in de baarmoeder wordt geplaatst door een arts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het hormonaal implantaat

A

Anticonceptiemiddel o.b.v. hormonen dat onder de huid van de bovenarm wordt geplaatst door een arts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het mannencondoom

A

Anticonceptiemiddel zonder hormonen dat over de penis wordt aangebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het koperspiraaltje

A

Anticonceptiemiddel zonder hormonen dat in de baarmoeder wordt geplaatst door een arts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de sterilisatie

A

Anticonceptiemethode waarbij de eileiders of zaadleiders worden doorgesneden door een arts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de kalender-temperatuurmethode

A

Anticonceptiemethode waarbij je niet vrijt in de vruchtbare periode van de vrouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de verminderde vruchtbaarheid

A

Wanneer een koppel na één jaar van regelmatig onbeschermd contact nog niet zwanger is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kunstmatige inseminatie

A

De zaadcellen op het moment van de eisprong zo dicht mogelijk bij de eicel brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly