Bindweefsel Flashcards

(43 cards)

1
Q

Lamina propria

A

Bindweefsel onder het epitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Functie bindweefsel

A

Andere weefsels ondersteunen (mechanisch of voeding o.i.d.) en verbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onderdelen in bindweefsel

A
  • Fibroblasten (maken bindweefsel)
  • Vezels -> collageen, elastische, reticulaire
  • Zenuw en bloed
  • Gastcellen
  • Tussenstof (proteoglycanen en weefselvocht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gastcellen

A

Cellen in bindweefsel die van oorsprong ergens anders vandaan komen. Ze komen binnen via het bloed (waar niet hard stroomt -> postcapilaire venulen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Extracellulaire matrix

A

Vezels + tussenstof, veel in bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Soorten bindweefsel en verhouding (cellen : tussenstof : vezels)

A

Losmazig (1:1:1), gericht dicht en ongericht dicht (collageen één of alle kanten op) (cellen&tussenstof<vezels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mesenchymale cellen

A

Hieruit ontstaat bindweefsel, in embryo heet dan ook nog mesenchym (minder vezels voor migratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschil fibroblast en fibrocyt

A

Fibrocyt is een inactieve fibroblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Collageenfunctie

A

Trekvastheid: stevigheid geven in trekrichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Procollageen opbouw

A

Bestaan uit drie alfaketens bestaande uit glycine, proline en lysine (hydroxyleren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Collageensynthese (type 1)

A

Procollageen gemaakt in cel, exocyteren en uiteinde knippen met peptidase (niet meer oplosbaar), dan fibrilvorming tot collageen fibril, deze vormen samen weer ene vezel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Reticulinevezels (collageen type lll)

A

Zeer dun en vormt netwerk. Om vetcellen, in basaal membraan en lymfoïde weefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Elastische vezels

A

Zorgen voor elasticiteit (bijv in wand arterie), deze zijn vertakt/netwerk. Bestaan uit twee onderdelen -> elastine (amorf) en microfibrillen (vorm geven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Glycoproteïne vs proteoglycaan

A

Glycoproteïne -> eiwit met een suikergroep
Proteoglycaan -> kerneiwit met vele suikers er aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Suiker op proteoglycaan

A

Eerste een linkage tetrasaccharide met GAG (herhalende disaccharide).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hyaluronzuur

A

Lange GAG waar andere proteoglycanen op kunnen zitten (WC-borstel vorm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Functie proteoglycanen

A

Water aantrekken (door negatieve lading Na+ & water aantrekken) en bundelen met collageenvezels voor stevigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar zit basale lamina?

A

Tussen bindweefsel en niet verwant ander weefsel

19
Q

Vet zorgt voor ..vastheid

A

drukvastheid (want vetcel met daaromheen reticuline vezels). Ze zorgen ook voor opslaan TAG ofcourse.

20
Q

Hoe weet een gastcel dat hij het bloedvat uit moet het bindweefsel in? Diapedese of extravasatie .

A

Een macrofaag scheidt cytokines uit naar bloedvat. Bloedvat brengt selectine receptor tot expressie, gastcel kan er aan binden en komt tot stilstand (rolling), gastcel heeft ook integrine voor aan die receptoren. Epitheel beetje uit elkaar en gastcel en tijdelijke bindingen

21
Q

Waar gastcellen gemaakt?

A

In beenmerg uit een hematopoëtische stamcel

22
Q

Welke gastcellen in het bindweefsel?

A

NK-cel, T-cel, B-cel, macrofagen, dendritische cellen, neutrofiele, eosinefielen, basofielen en mestcellen.

23
Q

Macrofaag (wat doet het en kenmerken)

A

Vuilnisbakken van de immuuncellen, ze kunnen fagocyteren. Ze hebben dus veel granulen, uitlopers en een ronde kern.

24
Q

Drie soorten granulocyten en hun kenmerken

A

Granulocyten hebben een gelobde kern en veel granulen. Deze kunnen bacteriën fagocyteren (opnemen en stoffen afgeven), ze leven kort.
- Neutrofiel: kleurt niet echt aan
- Eosinefiel: kleurt roze (twee lobben)
- Basofiel: kleurt paars

25
Functies van de verschillende granulocyten
Neutrofiele: bacteriën fagocyteren Eosinefiele: parasiteren infectie afweer Basofiele: allergieën
26
Mestcel
Heeft een ronde kern en granulen (lijkt op basofiele granulocyt, maar mestcel groter). Mestcel heeft een rol bij allergieën, antilichamen op buitenkant, als bindt dan inhoudt vrij (activatie).
27
Lymfocyten
T- & B-cel, klein en kern bijna de hele cel.
28
Plasmacel
Gedifferentieerde B-cel, maakt antistoffen (actief, dus veel ER en golgi).
29
Dendritische cel
Neemt monsters uit de omgeving, als deze een antigen tegenkomt presenteert ie deze voor T-cel.
30
Waarom is er vitamine C nodig bij het synthetiseren van collageen?
Het hydroxyleren van lysine en proline is afhankelijk van vitamine C, hierdoor waterstofbruggen vormen
31
Intermoleculaire crosslink
Tussen twee moleculen
32
Intramoleculaire crosslink
Binnen een molecuul
33
Integrine
Transmembraaneiwit met twee subunits (alfa en beta) die een link leggen tussen ECM en cytoskelet (beta vast aan actine via eiwitten). De N terminus zit richting ECM en de C terminus richting cytosol.
34
Activeren integrine
Inside out (binnen bindt iets en daardoor verandert buitenkant van vorm) of outside in (buitenkant bindt iets en daardoor conformatieverandering binnen)
35
Fibronectine
Glycoproteïne die bindt aan ECM en celoppervlak, voor structuur en stevigheid ECM.
36
Focale adhesie
Plekken waar de cel (via actine) bindt aan omgeving via integrines
37
Collageen types in basaal membraan
Type 3, 4 en 7
38
Hoe zit het basale lamina aan het bindweefsel?
Anker plaques en fibrillen, met collageen 7 en 1
39
Synthese hyaluronan
Bij het celmembraan, zit een of ander complex/enzym en door het membraan heen wordt het gemaakt. Zo woep naar buiten toe het ECM in
40
Hyalurodinase
Enzym dat hyaluronan afbreekt, dit hebben bepaalde bacteriën. (Als jij dat hebt dan -> verlies structurele integriteit en celadhesie)
41
Processen waar hyaluronan een rol bij speelt
Morfogenese (beïnvloedt migratie en stamcelactiviteit), wondgenezing, tumorprogressie en metastase
42
Verschil stratum papillare en reticulare
Papillare dunner collageen en minder fibroblasten dan reticulare.
43
Fibrocyt
Inactieve fibroblast