Biologie 3.1 t/m 3.4 Flashcards

(46 cards)

1
Q

Beschrijving van bloedplasma

A

deel van het bloed dat bestaat uit water, plasma-eiwitten en opgeloste stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijving van rode bloedcel

A

bloedcel zonder celkern en met hemoglobine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijving van witte bloedcel

A

bloedcel met een celkern en zonder vaste vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijving van bloedplaatje

A

deel van een uiteengevallen cel dat een functie vervult bij bloedstolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijving van fibrinogeen

A

plasma-eiwit dat een functie vervult bij de bloedstolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijving van hemoglobine

A

eiwit dat zuurstof bindt en weer loslaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat kunnen witte bloedcellen?

A

Ziekteverwekkers, zoals bacteriën en virussen, onschadelijk maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijving van bloedstolling

A

het stollen van het bloed als het buiten de bloedvaten komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3,2
Beschrijving van bloedsomloop

A

weg die het bloed door het lichaam aflegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijving van slagader

A

bloedvat waardoor het bloed van het hart wegstroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijving van haarvat

A

bloedvat waarvan de wand nog maar één cellaag dik is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijving van ader

A

Bloedvat waardoor het bloed naar het hart toestroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijving van bloedvatenstelsel

A

Alle bloedvaten in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijving van poortader

A

Bloedvat dat bloed van de darmwand naar de lever vervoert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijving van kleine bloedsomloop

A

bloedsomloop waarbij het bloed van het hart naar de longen en weer terug naar het hart stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschrijving van grote bloedsomloop

A

bloedsomloop waarbij het bloed van het hart naar de rest van het lichaam {behalve de longen} en weer terug naar het hart stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Beschrijving van dubbele bloedsomloop

A

bloedsomloop waarbij het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar pompt de hart het bloed?

A

In de slagaders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar neemt de bloeddruk sterk af?

A

In de haarvaten

20
Q

Beschrijving van klep

A

soort vlies dat ervoor zorgt dat het bloed maar in één richting kan stromen

21
Q

3,3 Bouw van het hart
Beschrijving van kransslagader

A

aftakking van de aorta waardoor bloed richting de hartspier stroomt

22
Q

Beschrijving van kransader

A

bloedvat dat bloed wegvoert uit de hartspier

23
Q

Beschrijving van harttussenwand

A

scheiding tussen de linker- en rechter harthelft

24
Q

Beschrijving van bovenste holle ader

A

ader waardoor het zuurstofarme bloed van het hoofd en de armen naar het hart stroomt

25
Beschrijving onderste holle ader
ader waardoor het zuurstofarme bloed van de romp en de benen naar het hart stroomt
26
Beschrijving van rechterboezem
deel van het hart waar de holle aders en de kransaders uitmonden
27
Beschrijving van rechterkamer
deel van het hart dat het bloed in de longslagaders pompt
28
Beschrijving van longslagader
bloedvat dat zuurstofarm bloed van het hart naar de longen vervoert
29
Beschrijving van longader
bloedvat dat zuurstofrijk bloed van de longen naar het hart vervoert
30
Beschrijving van linkerboezem
deel van het hart waar de longaders in uitmonden
31
Beschrijving van linkerkamer
deel van het hart dat het bloed via de aorta naar alle organen van het lichaam pompt
32
Beschrijving van aorta
bloedvat dat zuurstofrijk bloed van het hart naar de organen vervoert
33
Beschrijving van hartklep
klep tussen een boezem en een kamer
34
Beschrijving van halvemaanvormige klep
klep aan het begin van de longslagader of aorta
35
Beschrijving van hartslag
samentrekken van de boezems, gevolgd door het samentrekken van de kamers, gevolgd door een hartpauze
36
Beschrijving van hartpauze
periode waarbij de boezems en de kamers ontspannen zijn
37
3,4 Beschrijving van nier
orgaan dat afvalstoffen uit het bloed haalt
38
Beschrijving van nierslagader
slagader waardoor zuurstofrijk bloed naar een nier stroomt
39
Beschrijving van nierader
ader waardoor gezuiverd bloed weg van een nier stroomt
40
nierschors
Deel van de nier dat urine vormt
41
niermerg
Deel van de nier dat urine vormt
42
nierbekken
Deel van de nier waarin urine wordt verzameld
43
Beschrijving van urine
verzameling van stoffen die door de nieren zijn verwijderd uit het bloed
44
Beschrijving van urineleider
buis die urine afvoert van een nier naar de urineblaas
45
Beschrijving van urineblaas
Tijdelijke opslagplaats voor urine
46
Beschrijving van urinebuis
Buis die urine afvoert uit het lichaam