Bloed(circulatie) Flashcards

(38 cards)

1
Q

Anatomie van het hart

A

Zie plaatje boek!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Coronaire arteriën

A

Voorzien het hart van bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Linkerventrikel

A

Heeft dikkere hartwand dan rechterventrikel. Dit ventrikel is verantwoordelijk voor het rondpompen door de grote bloedsomloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rechterventrikel

A

Verantwoordelijk voor rondpompen door kleine bloedsomloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De weg die bloed aflegt

A

Onderste holle ader -> rechteratrium -> rechterventrikel -> longen -> linkeratrium -> linkerventrikel -> aortakleppen -> aorta -> hele lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Materiaal arteriën/venen

A

Buitenkant: bindweefsel (tunica adventia)
Daaronder: glad spierweefsel tussen twee elastische lagen (tunica media)
Daarbinnen: endotheellaag met daarop lumen (tunica intima)

Tussen de media en intima zit een kleine ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verschil arteriën en venen

A

Arteriën hebben dikkere spier- en bindweefsellaag. Er zitten ook meer elastische lagen tussen. Ze moeten hogere druk aankunnen.

Venen hebben een wijdere lumen. Ook hebben ze kleppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschil arteriolen en venulen

A

Arteriolen: endotheellaag met lumen met daaromheen gladde spiercellen
Venulen: endotheellaag zonder lumen met daaromheen bindweefsel en gladde spiercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Capillairen materiaal

A

Enkel een laag endotheelcellen zodat transport goed mogelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

VO2

A

Zuurstofgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hogedruksysteem

A

Zorgt voor de toevoer van voedingsstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lagedruksysteem

A

Zorgt voor de afvoer en dient als reservoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zuurstofverdeling

A
11% naar hart
21% naar hersenen
23% naar lever
27% naar skeletspieren
7% naar nieren
11% naar huid en overig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Systolische druk

A

De piek in de bloeddruk wanneer het hart samentrekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Diastolische druk

A

Het hart in rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Systolische en diastolische druk van systemische circulatie standaardwaarde

A

120 mm Hg systolisch en 80 mm Hg diastolisch.

17
Q

Systolische en diastolische druk van pulmonaire circulatie standaardwaarde

A

25 mm Hg systolisch en 10 mm Hg diastolisch

18
Q

Hoe wordt bloeddruk bepaald?

A

Slagvolume, hoeveelheid bloed per slag, snelheid van uitstoten, rekbaarheid van arteriën.

19
Q

Atherosclerose

A

Slagaderverkalking

20
Q

MAP

A

Mean arterial pressure = gemiddelde arteriële druk over tijd. De MAP wordt bepaald door de cardiac output (CO) en de totale perifere weerstand (TPR).

21
Q

Cardiac output

A

Hoeveelheid bloed dat in arteriën gepompt wordt per tijdseenheid. Is afhankelijk van hartslag en slagvolume.

22
Q

TPR

A

Weerstand die bloed ondervindt door de arteriolen.

23
Q

Pulsdruk

A

Het verschil tussen de systolische en diastolische druk. Deze wordt beïnvloed door het slagvolume en de rekbaarheid van de bloedvaten.

24
Q

Oorzaak osmotische druk

25
Veneuze return + factoren
Bloed gaat van de weefsels terug naar het hart Van belang is: 1. Vasoconstrictie 2. Spierpomp 3. Ademhaling
26
Gemiddelde bloedvolume man vs vrouw
Man: 5-6 liter Vrouw: 4-5 liter
27
Verdelingsdiagram bloed
Zie sv!!
28
Functies bloed
1. Zuurstof vervoeren 2. Nutriënten en hormonen vervoeren 3. Afvoeren metabolische afvalstoffen 4. Behoud temp 5. Behoud pH 6. Behoud vloeistofvolume 7. Voorkomen bloedverlies 8. Voorkomen infectie
29
Hematocriet
Verhouding tussen celvolume en plasmavolume
30
Megakaryocyte
Cel die te groot is om door het beenmerg te dringen, maar die wel uitlopers naar buiten kan steken en daar breken bloedplaatjes vanaf.
31
Paletplug
Bloedplaatjes die aan elkaar gaan plakken. Ze dienen als een stop op het bloedvat.
32
Primaire hemostase
Ontstaan paletplug + signaal van hersenen om vloedvat samen te laten trekken zodat er minder bloed doorheen kan stromen
33
Coagulatie cascade
Proces dat ervoor zorgt dat thrombine aangemaakt wordt.
34
Secundaire hemostase
Omzetting van thrombine -> fibrinogeen -> fibrine -> om paletplug = bloedstolling
35
Granulocyten vs agranulocyten
Granulocyten (neutro-, eosino- en basofielen) hebben veel granules en agranulocyten (lymfo- en monocyten) niet.
36
Blood smear preparation
Preparaat met bloedcellen waarbij het objectglaasje tegen de druppel aan wordt geschoven zodat de cellen volledig worden uitgesmeerd over het plaatje heen
37
Leukocyten ezelsbrug
Never Let Monkeys Eat Bananas - Neutrogielen - Lymfocyten - Monocyten - Eosinofielen - Basofielen
38
Leukocytose
Wanneer er meer dan 11000 witte bloedcellen/ml bloed zitten