Blok blauw boek 2 Flashcards

1
Q

Essentiele eigenschappen voor lopen

A
  • Kracht
  • Sensibiliteit (gnostische)
  • Visus
  • Coördinatie
  • Balans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Epidemiologie loopstoornissen

A

60 jaar 5%
85 jaar ongeveer 82%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Etiologie Loopstoornisen

A

Veel voorkomende oorzaken claudicatio intermittens
- Vasculaire (klachten verminderen bij stil staan)
- Neurogene (geen klachten tijdens fietsen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lichamelijk onderzoek (moeite met lopen)

A

Neurologisch onderzoek
- zintuigen: visus, gehoor
- Sensibiliteit
- Tonus
- Kracht
- Coördinatie (top-top-proef (TTP), top-neus-proef (TNP), kniehakproef (KHP), koordansersgang (KDG)
- Balans
- Lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Antalgische gang

A

Gang wanneer iemand pijn heeft
Mank lopen
verminderde knie en heup flexie tijdens de zwaaifase (stijf houden been)
- coxartrose, artritis
- radiculopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Paretische gang

A

distale zwakte (klapvoet)
- m. tibialis anterior
- m. extensor hallucis longus
- m. extensor digitorum longus
oorzaak:
eenzijdig: Leasie van n.peroneus, L5 wortel aandoening of MND
Dubbelzijdig: polyneuropathie

proximale zwakte
bilaterale zwakte van de bekkengrodelspieren, bekken kantelt richting het standsbeen, atrofie van heupspieren en lage reflexen.
oorzaak: spierziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

spastische gang

A

Spasticitiet in de spieren
Benen - extentie (gestrekt been)
Armen - flexie (gebogen arm)
circumductie
eenzijdijg: cerebraal (infarct of bloeding) leasie in de pyramidale banen, hyperreflexie en hypertonie
dubbelzijdig: cervicale of thoracale myelopathie, HSP herieditaire spastische paraparese of infantiele encefalopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Afwijkende looppatronen

A
  • Spastische gang
  • antalgische gang
  • paretische gang
  • vestiubulaire gang
  • atactische gang
  • hypokinetisch (extrapiramidale) gang
  • voorzichtige gang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vestibulaire loopstoornis

A

verbreed gangspoor om evenwicht te behouden, vaak één zijde
patiënt zoekt steun om niet te vallen
vaak ook: misselijkheid, braken en nystagmus
Oorzaak: neuritis vestibularis , ziekte van méniére, traumatische of infarcering van het labyrint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Atactische gang

A

ook wel dronkemansgang
wisselend verbreed gangspoor, zowel naar lings of naar rechts
paslengte is variabel,
Oorzaak; sensorisch, frontaal of cerebellair probleem

Sensorisch: kan de patient het visueel nog coriggeren, klachten nemen toe bij het sluiten van de ogen, lage reflexen en een gestoorde vibratie zin

cerebellair: geen verschil tussen ogen sluiten of open in beide situatie is geen visuele correctie mogelijk, intentie tremor, gestoorde oogbewegingen

Frontaal probleem: magnetische looppatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hypokinetisch (extrapiramidale) gang

A

Loopt traag, schuifelend met kleine passen, kleine staphoogte, weining arm swing
Parkisinson: romp voorovergebogen, bij staan en lopen, assymetrische arm swing, nooit een verbreed gangpad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ziekte van parkinson vs parkisonisme

A

Ziekte van parkison = cellen die dopamine aanmaken zijn aangedaan, dit leid tot een tekort aan dopamine
Parkisonisme= te kort aan werkzame dopaminereceptoren, de cellen reageren niet op de dopamine stimulatie (moeilijker te behandelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voorzichtige gang

A

kleine paslengte, stijve romp, verbeed gangspoor,armen wijd uitgespreid
Angst om te vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Basisvoorwaarden normale productie en begrijpen van spraak en taal

A
  • bewustzijn
  • ontwikkeling
  • motivatie
  • stem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Motivatie (spraak en taal)

A

Mensen met een depressie hebben soms onvoldoende motivatie om te spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dysartrie (definitie)

A

motorische dysfunctie in spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Dysfasie (definitie)

A

cognitieve dysfunctie (benoemen, begrip, nazegge) (taalstoornis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Dysarthrie (oorzaken)

A

centrale neurologische oorzaken
- cortex of tractus corticonuclearis: psuedobulbaire
- cerebellum: alcohol intoxicatie, MSA-C, SCA (spinocerebellaire ataxie)
- extrapiramidaal: M. Parkison, MSA-P (hypokinetisch) en ziekte Huntingtonn (hyperkinetisch)

Perifere neurologische oorzaken (bulbair)
- kernen hersenstam: ALS
- hersenzenuwen: dubbelzijdige fascialis parese,
- neuromusculaire overgang
- spier

Klinische presentatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Klinische presentatie Dysarthrie

A

Psuedobulbaire dysartrie (centrale dysartrie)
- onscherpe mede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Afasie (definitie) en dysfasie

A

afasie - afwezigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Afasie

A

taalprobleem ligt altijd centraal
er is sprake van een dominante hemisfeer, waar de taal functies liggen.
90% van de rechtshandigen bevolking zit het aan de linker hemisfeer.
linkshandige
60% linker hemisfeer
20% rechter hemisfeer
20% beide hemisferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Comummincatie

A

informatie - auditieve cortex - gebied van wernicke (woordherkenning) - via fasciculus arcuatus - broca - centrale motor cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Austismespectrumstoornissen (ASS)

A

Wat vroeger werd gezien als losse aandoeningen maar worden nu overkoepeld als ASS zonder subtypes
- autistische stoornis
- stoornis van asperger
- PDD-NOS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Autisme

A

moetie met informaite filteren, integreren en van betekenis te voorzien

Problemen in:
- sociale communicatie en interactie
geen contact, geen interactie zoeken
- rigide gedagsorganistie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Theory of mind

A

Smarties task, het kennis voor inlevings vermogen (theory of mind) bij autisme minder goed aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

centrale coherentie

A

Bij autisme hebben een beter details herkkening
Bij mensen met geen autisme hebben een betere patroon herkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

autismespectrumstoornis (ASS)

A
  • sociale emotionele wederkerigheid
    niet reageren op de feedback (wederkerigheid)
  • stoornis in non-verbaal gedrag (oogcontact, gebaren, mimiek)
  • stoornis relatie leeftijdgenoten (afwezigheid fantasiespel, imitatiespel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Rigide gedragsorganisatie

A
  • niet functionele routines of rituelen
  • stereotypieën gedrag
    motorisch (fladderen, hoofdbeweging)
    spel (herhalende beelden)
    taal, woordgebruik en spraak: (concreet, ouwelijk/ echolalie/neologismen/formeel)
  • preoccupaties
  • ongewone reactie op bepaalde geluiden, visuele of tactiele stimuli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Andere pijnverwerking

A
  • pijngrens
  • gevoeligheid voor kleding
  • filteren van signalen gaat moeilijk
  • savant syndroom (erg sterke sensoriche stimulu)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Austime spectrum

A
  • met of zonder verstandelijke beperking
  • met of zonder taalstoornis
  • samenhang met somatische of genetische aandoeining
  • samenhang met psychiste stroonis
  • katatonie

ernst bepaald
- door mate van ondersteuning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Rode vlaggen (vroege signalen)

A
  • niet brabbelen (12mnd)
  • niet reageren op naam
  • niet glimlachen naar anderen
  • soms doof lijken
  • niet wijzen/zwaaien/gebaren (12 mnd)
  • niet spelen
  • ## sterk vertraagde taalontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

ASS pathogenese

A

complex en onbekend samenspel in ontwikkeling -> beinvloedt hersenontwikkeling > gedrag

genetische factoren en omgevings factoren
(genetische kwetsbaarheid om een autiste kenmerken te vormen)

> 100 genen + gebieden op genoom
fragiele X syndroom bijna autistie forme kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Risicofactoren ASS

A
  • oudere leeftijd vader
  • oudere leeftijd moeder
  • valproienzuur in zwangerschap
  • prematuriteit, dysmaturiteit, LGA
  • mogelijk: stress in zwangerschap, luchtvervuiling
    NIET!: vaccinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Neurodiversiteit

A

evolutionaire functie:
Rigiditeit: Vasthoudend beleid
Minder sociaal invoelend: handelen in situaties, sociaal belast
Detailgericht:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

ASS behandeling

A
  • psycho-educatie (uitleg over ziekte)
  • pedagogische en psychosociale interventies
  • vroeginterventie
  • medicatie. bij concentratie problemen kan je methylfenidaat gebruken

dirsuptief gedrag: risperidon
ADHD symptomen: methylfenidaaat
Angst en depressie zonder agressie: fluoxetine
dwangmatigheid en repititief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

MMSE

A

Instrument om een indruk te krijgen van de cognitieve functie
Test
- orientatie
- taal
- constructie
- geheugen en imprenting
voordeel: makkelijk en snel, goed onderzocht
nadeel: test niet de organisatie en planning van de patiënt, laag geletterdheid, leer effect

Afkappunt: 24

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Cognitieve functies

A
  • geheugen
  • taal
  • visuopatiele functie
  • uitvoerende functies
  • gedrag en persoonlijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Soorten dementie

A

Alzheimerdementie
frontotemporale dementie
vasculaire dementie
lewbody dementie
parkison dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

MOCA

A

Bij een hoog opleidings niveau van HBO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Cognitieve functie testen

A
  • MMSE
  • MOCA
  • Klokkentest
  • NPI-Q (neuropsychiatrische symptomen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Klokkentest

A

snelle test om alle domeinen te testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

NPI-Q

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Dissabilty assesmnet of dementie (DAD)

A

disabbbilty assesment of dementie
het uitvragen naar ADL taken met dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

MRI indicaties dementie

A

dementie onder 65 jaar
verdenking bloeding/infarct
verdenking parkisonisme
plotse grote knik

Atrofie
wittestof afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Klinische dementie beoordeling (CDR)

A

bepaling van de ersnt van de dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Pschyatrie somatiek cijfers

A

10-30 jaar eerder overlijden ivm met de gemiddelde levensduur
psychiatrische patienten heeft 70% een somatische aandoening
10% kan op suicide bij psychiatrische patienten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Voornaamste doodsoorzaak pschiatrische patienten

A

voornaamste doodoorzaak infectries
- zelfverwaarlozing
- intra veneuze drugs gebruik
- Mensen hebben mindere last ziek zijn klachten (pijn/koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Doodsoorzaken NL

A

1) kanker
2) hart en vaatziekten
3) psyochishe stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

prevalentie

A

hoe meer somatische probleem, hoe groter de kans op een psychiatrische probleem
2 somatische ziektes 20%
meer dan 3 somatische problemen - rond de 40%
Vaker uitvragen patiënten over ggz bezoek of psychiatrische klachten

CVZ - depressie 50%
Gastro-intestinaal probleem 60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Cardiovasculaire risico managment

A

Lipide markers
Glucose (hb1ac in de richtlijn)
Bloeddruk
BMI
buikomvang (kan confronterend zijn voor patienten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Gezondheidskloof

A

wordt telkens groter,
de rijkere krijgen betere zorg dan de armere patienten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Lithium bijwerkingen

A

Indicaties: Bipolaire stoornis
Hypothyrodie
Overgewicht
Tremor van handen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Patiënt arts relatie

A

Heteroanamnese
huisarts belllen
politie uitvragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Gewichts toename

A

aan de hand van risiciprofiel cardiovasculair je medicatie beleid er op afsteld -> waarbij gewicth toename

clozapine
Valproïnezuur dekapine

Mirtazapine (

bupropion (gewichtsverlies)
Naltrexon/​bupropion (gewichtsverlies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Leeftstijlfactoren pschyiatrie

A

Fysieke activitiet (meeste evidentie)
algehele fysieke activiteit is een beschermende factor voor depressie en angststoornis, psychose, bipolaire stoornis.

Roken
verhoogd risico op krijgen van depressie, hoger risico op krijgen van psychotische stoornis,
roken is mogelijk een van de oorzaken krijgen van schizofrenie en bipolaire stoornis

Voeding
gezonde voeding
Mediteraanse dieet - halve bord groenten, Lage inflammatorie index geassocieerd met verminderd risico op depressie - zoals vlees, snelle suikers.
omega 3 vetzuren geven ernstige derpressie (opname) en ADHD
Bij suikers ADHD vermijden

Slaap
slaapinterventies verminderen bij depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Beweeginterventies

A

running therapy bij depressieve stoornis
beweeg interventies verminderen angsstoornissen
beweeginterventies vermindert de symptomen naar schizofrenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Leeftsijl diagnostiek

A

Bewegingnorm (150 minutenn per week matig intensief- buitenadem maar kan nog wel een gesprek houden)
Voeding (24 uur recall, wat heeft u de laatste 24 uur gegeten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Ruimte innemen process (ROP)

A

hoofdpijn, misseklijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Swinging flashlight

A

afferent van gezond oog n. opticus
efferent pupil vernauwing n. oclumotrios bilateraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q
A

Neuritis optica DD
- MS
- CVA
- borrelia infectie (lyme)
- sarcoidoise
- iodiopatisch

AO
Hersen MRI; met als vraag MS? wittestof afwijking, aankleurende leasie?

50% in de toekomst gaat MS ontwikkelen

IV methylprednisolon (3 dagen 1000mg/500mg), effect vooral sneller herstel alleen geen effect op lange termijn prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

NO neuritis optica

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

INO

A

INO -> leasie in het FLM contrlaterale oog abduceert niet als niet aangedaan oog aduucceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Multipele sclerose Behandeling

A
  • Behandeling Intraveneus methylprednisolon

Dimethylfemuraat - maagdarm klachten en last van flushing - Progesieve multipele leukoencephalopathie (JC virus)/oppertunische infectie - leukopenie bijwerkingen

  • Natalizumab goed effectief 80-90% reductie van excercebaties echter wel groter risico op PML
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Pathologie MS

A

inflammtoire fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Taal problemen

A

Dysfasie

66
Q

uitspraak probleem

A

Dysarthrie

67
Q

Dysartrhie oorzaken

A

psuedo bulbair
bulbaar
Cerebellum
extrapiramidaal

68
Q

Bulbaire dysarthrie

A

Zwak, Slecht gearticuleerde spraak, slissen, nasaal,
- MS ALS

69
Q

psuedobulbaire dysarthrie

A

letsel centraal motorisch neuron
dubbelzijdige leasie
spastische spraak
ontremd. dwanglachen, dwanghuilen

ziektebeelden
- perinatale asfyxie
- multipele herseninfarcten
- MS
- ALS

70
Q

Cerebellaire dysarthrie

A
  • helpt bij verfijning van de motoriek
  • ongecoordineerde spraak, articulatie en luidheid

ziektebeelden
- alcohol intoxciatie
- SCA
- MSA-c

71
Q

Extra piramidale dysarthrie

A

Letsel extra-piramidaal
zowel hypo als hyperkinetisch
Hypokinetisch: monotone, zachte spraak
hyperkinetisch: Grillige spraaak

Hypokinetisch: M. parkinson, MSA-P
Hyperkinetisch: ziekte van huntingont

72
Q

Taal beoordeling

A
  • Taal tempo fluency
  • Benoemen (broca) (wat is dit? een bril)
  • Begrijpen (wernicke,kunt linker vinger op u linker oorlel?)
  • Nazeggen (fasiculus arcuatus verbinding tussen broca en wernickes)
73
Q

parafasiën

A

vormen van niet bestaande woorden
semantische parafasie: wordt vergelijkebaar woord (lepel -> mes(
fornemische parafrasie: bes -> mes

74
Q

Soorten dysfasie

A

motore afasie (Broca)
sensore afasie (wernicke)
globale afasie

geleidings afasie
transcorticale motore afasie
transcorticale sensore afasie
subcorticale afasie

75
Q

motoroe expressieve afasie

A

goed begrip, bewust van beperking
gestoorde benoeming en fluency
geen lidwoorden

76
Q

Sensore afasie

A

-gestoord begrip
- praten, maar weten niet wat ze zeggen
- vloeiend en inhoudeloze taal
- gedeeltelijk bewust van beperking

77
Q

globale afasie

A

Broca en wernicke leasie
- gestoorde begrip en expressie
- patient spreekt niet of nauwelijks

78
Q

geleiding afasie

A

alleen in stoornis nazeggen

79
Q

subcorticale afasie

A

letsel n. caudatus, putamen, thalamus
minder output
hypofonie

80
Q

invulschema

A

fluency, begrip nazeggen voor onderscheid motorisch of sensorisch

81
Q

spreekt niet

A

ernstig bulbair syndroom.

82
Q

Anamnsesn zien

A

wazig
zwarte zien
blind
dubbel zien
vlekken sterren

83
Q

Moeite met zien

A
  • oog
  • aansturing
  • oog hersenen
  • hersenen

centrale uitsparing

84
Q
A

ischemie retina
ablatio retinae
acuut glaucoom
Syndroom van Terson

85
Q

Nervus opticus

A
  • ischemisch
  • neuritis optica
  • compressie
  • infectie/inflamatie (sarcoidose)
  • metabool (vit deficenties, diabetes)
  • medicatie
  • erfelijk
86
Q
A

verhoogde intracraniele -> papiloedeem
(verliest van scherpe rand van de papil)

Idiopatische intracraniele hypertensie (jonge vrouwen en obees)
sinus trombose
RIP
chronische meningtisis

87
Q

dwangstand zit aan de kant van de leasie

A
88
Q

Functie centraal motorisch neuron

A

De functie van het centraal motorisch neuron is de aansturing van de fijne, willekeurige motoriek.

89
Q

Wat behoort tot de pyramidebaan?

A
  • Tractus cortico spinalis (innervatie spieren van de armen en benen)
  • Tractus cortico nuclearis (innervatie aangezichts spieren)
90
Q

CVA

A

Ischemisch CVA: Infarct/TIA
Hersenbloeding

91
Q

Nervus cranialis
12

A

Nervus olfactorius (I)
Nervus opticus (II)
Nervus oculomotorius (III)
nervus trochlearis (IV)
nervus abducens (VI)
Nervus trigeminus (V)
Nervus facialis (VII)
Nervus vestibulocochlearis (VIII)
Nervus glossopharyngeus (IX)
Nervus vagus (X)
Nervus accessorius (XI)
Nervus hypoglossus (XII)

92
Q

Locatie oorsrpong hersenzenuw

A

Alle hersenzenuwen komen uit de hersenstam behalve de nervus olfactorius en de nervus opticus.
(2 4 4)
- mesencefalon -> N.III en N.IV
- pons -> N.V, N.VI, N.VIII en N.VIII
- medulla oblongata -> N.IX, N.X, N.XI, N.XII

93
Q

Verschillende locaties N.opticus leasiie

A
  • N. opticus leasie (uitval van geheel oog)
  • Chiasma opticum leasie (hemianopsie, bilateraal temporaal uitval)
  • tractus opticus leasie (Homonieme hemianopsie contralateraal)
  • leasie radiata optica
  • visuele cortex uitval (tractus opticus leasie zonder uitval van papil)
94
Q

Hersenbloeding

A

Lobaire bloeding (oppervlakkig)
jonge patient
- aterioveneuze malformatie
- metastase

ouderen
- amyloide angioplasie (neerslaan amloid)

Primair/diepgelegen bloeding
bloeding in het gebied van de basele kernen, cerebellum of hersenstam

95
Q

voorkeurs locatie metastase van de hersenen

A

Metastases komen relatief vaak voor in cortex-subcortex gebied

96
Q

primaire hersentumoren

A

Gliomen:astrocytomen en oligodendrogliomen

  • astrocytomen
    (maligne)
    ontstaat in weken, middelbare leeftijd, ontstaan in de wittestof van de subcortex uit de astrocyten
  • Meningioom
    tumor uit meninges, assymptomatisch, goedaardig , vaak toevalsbevindingen, maar door verdrukking kan het voor uitval veroorzaken
97
Q

Inflammatoire hersenziektes

A

Acute encefalatis:
- herpes simplex virus type 1
- voorkeurlocatie frontaal- en temporaalkwab
- taalproblemen, insulten, hallucinaties en hemiparese
- aciclovir

Auto-immuunziekte (MS)
- Wittestof ziekte, demyelinisatie
- vaak, oogzenuw, ruggenmerg of hersenstam

Abcess (meer
- meest voorkomend viridans streptococci and Staphylococcus aureus
- Headache, Neck stiffness(occipital lobe abscess or leaked into a lateral ventricle), Change in mental status (cerebraal oedeem)
Vomiting (increased intracranial pressure )

98
Q

ICP verhoogd
bloeddruk

A

CPP = MAP (mean arterial pressure) - ICP

Klachten
- GCS omlaag = cerebrale perfussie daalt
- hoofdpijn = strek op de meninge, lang liggen op het hoofd mindere afvloed liqour kan dit verergeren
- projectiel braken = vagus stimulatie, verdrukking van de n.vagus door ICP
- Papilodeem= de verhoogde ICP leidt tot verminderde veneuze drainage, papil wordt blurrig
- trias van cushing
hoge bloeddruk
lage hartslag
abnormaal ademhaling

Hypothalamus stimuleert

Hogere ICP heb je een hogere bloeddruk nodig om de cerebrale perfussie in stand te houden

99
Q

Capsula interna

A

Na de subcortex komen de motorische axonen bij elkaar in de corona radiata. het loop tussen de basale kernen richting de hersenstam

100
Q

Capsula interna infarcten

A
  • lacunaire infarcten (lacunair syndroom)
  • infarct in diep gelegen arteriolen
  • pure motor stroke
101
Q

Pure motor stroke

A
  • contraterale motorische uitval
  • afwezigheid van corticale tekenen of sensorische stoornissen
  • zwakte van het gezicht, de arm en het been unilateraal
102
Q

Lacunaire syndromen

A
  • pure motor stroke (posterieur van CI)
  • pure sensory stroke (thalamus VPL, VPM)
  • sensomotorische stroke
  • ataxische hemiparese (P. CI, CR, pons)
  • dysarthrie/clumpsy hand (P. CI, CR, pons)
103
Q

lacunaire bloedingen

A

kleine arteriolen kunnen barsten, primaire diepe hersenbloeding, slechtere prognose dan lacunair infarct

104
Q

Hersenstam vasculaire aandoening

A

infarct voornamelijk in de dorsolaterale medulla oblongonta

bloeding voornamelijk in de pons (locked in syndroom)

105
Q

Tractus corticobulbaris

A

N. ocullomotirus (III) wordt bilateraal geinnerveerd
N. trochlearis (IV) wordt billteraal geinnerveerd
N. trigemuns (V) wordt bilateraal geinnerverd (m. temporalis, m masseter kauwspieren)
N. abducens (VI) wordt bilateraal geinnerveerd
N. facialis (VII) wordt bovenzijde alleen bilateraal geinnerveerd , onderzijde wordt alleen contralateraal geinnerveerd
N. 8 9 10 bilateraal ge innerveerd
N.12 hypoglossus contralateraal geinnerveerd

DUS uitzonderingen zijn:
N. facialis alleen bovenzijde wordt bilateraal en onder contra
N. glossopharyngeus contralateraal geinnerveerd (dus tong devieert van de leasie af)

106
Q

Myelum

A

het myelum eindigt ter hoogte TH12-L1
onderste deel van myelum heet de conus medullaris
onder conus bevindt zich de cauda equina (perifeer zenuwstelsel)
LP onder L3

Dwarleasie boven C4 niet met leven mogelijk gezien N.phrenicus (diafragma) uit c4 komt

107
Q

myelum degeneratieve ziektes

A

slijtage vooral cervicaal (meer beweging en lumbaal (meer druk)
hypertrofie van de corpora met osteofytvorming en discusbuiign -> kanaal stenose (met name de pyramidebanen zijn gevoelig voor stenosering (deze bevinden zich aan de buitenkant)

neurogene claudicatio (behandeling laminectomie)

108
Q

Bottumor metastase oorsprong

A

prostaat long en borst tumoren metastaseren vaak naar de botten. tumoren kunnen drukken op het myelum. Asdruk pijn, kloppijn, progressie die erger bij het liggen

109
Q

motorische voorhoorncell

A

celllichaam van het perifeer motirsch neuron
uitval
- atrofie
- krachtverlies
- fasiculaties
- verlaagde reflexen

110
Q

ALS

A

Ziekte van de voorhoorncel en piramidebaan
zowel perifere verschijnselen als centrale verschijnselen
vaker perifeer
puur motorisch syndroom

111
Q

Motorische voorhoorn ziektes

A
  • infectieus: poliomyetits anterior acuta (post poliosyndroom)
  • spinale spieratrofie
  • degeneratief: ALS
112
Q

Myelum ziektes

A
  • traumatisch: dwarsleasie
  • degeneratief: kanaalstenose, neurogene claudicatio
  • oncologisch: metastase
  • inflammatoir: MS (myelitis transversa)
  • vasculair: hemangioblastoom
113
Q

Hersenstam ziektes

A

Vasculair: bloeding pons (locked-in syndroom), infarcten (dorsolaterale medulla oblongata)
Oncologisch en inflammatoir:zeldzaam

114
Q

Spinale spieratrofie (SMA)

A
  • enkel voorhoorncellen betrokken
  • veel langzamer progressief dan ALS (betere prognose)
  • Autosomaal recessief
  • Bij kinderen erfelijk
  • verschillende types 1 t/m 3 (waarbij 1 de ergste vorm)
  • klachten lijken op ALS er is spraken van SMA wanneer er na 3 jaar geen centrale uitval is
115
Q

Poliomyelitis anterior acuta

A
  • acute ontsteking van het myelum, het tast de voorhoorn cellen aan
116
Q

Spinale wortel ziektes

A
  • compressie van de spinale wortel (radiculair syndroom)
  • cauda equina syndroom
  • Polyradiculutis (Lyme borellia burgdorferi)
  • metastase naar de wervelboog
117
Q

Radiculair syndroom (L4 t/m S1)

A

L4 laterale zijde bovenbeen, knie
L5 Grote teen/mediale zijde onderbeen
S1 kleine teen/laterale zijde onderbeen

118
Q

Plexus ziektes

A
  • neuralgische amyotrofie
  • compressie (tumor)
  • trauma (geboorte)
  • diabetes mellitus
119
Q

Lokalisatie ziektes

A
  • Cortex
  • Capsula interna
  • Hersenstam
  • Myelum
  • motorische voorhoorn
  • spinale wortel
  • plexus
  • perifere zenuw
  • neuromusculaire overgang (NMO)
  • spier
120
Q

Neuralgische amyotrofie

A

inflammatoire of auto-imuunziekte van de plexus brachialis of lumbalis
- begint subacuut, met extreme pijn (lijkt op radiculair syndroom)
- uitval, zwakte, atrofie in meerdere gebieden
- 10% autosomaal dominant
- motorische problemen op de voorgrond

121
Q

Perifere zenuw ziektes

A

Mononeuropathie
- Carpaaltunnelsyndroom
- Compressie n.ulnaris
- aantasting n.radialis
- compressie n.peroneus

polyneuropathie
- axonale polyneuropathie
- demyelisineerde polyneuropathie

122
Q

Carpale tunnel syndroom

A
  • n. medianus verdrukt onder ligamentum transversum carpi
  • bij vrouwen onder hormonen (zwangerschap) vocht vasthouden
  • palmairzijde sensorisch middel vinger wijsvinger en deel van duim
  • tintelingen, uitval sensibiliteit vingers, uitval opponatie duim

AO
EMG , proef van tinel
corticosteroid inject, nachtspalk of chirurgische decompressie

123
Q

Klauwhand pathofysiologie

A

leasie onder de elleboog n.ulnaris
n. ulnaris
wordt spreiding van de vingers vrijwel onmogelijk,
evenals metacarpofalangeale flexie in combinatie met
interfalangeale extensie

124
Q

N.ulnaris innervatie

A

als de zenuwe door de cubitale tunnel heen gaat innerveert hij
- m. flexor carpi ulnaris
- m. flexor digitorum profundus
sensibiliteit over de mediale helft van de 4e vinger en de gehele 5e vinger

Abductor digiti minimi
Flexor digiti minimi
Opponens digiti minimi
Ring finger lumbricals
Small finger lumbricals
Dorsal and palmar interosseous muscles
Adductor pollicis
Deep head of flexor pollicis brevis

125
Q

aantasting n.radialis

A

Letsel van de n. radialis veroorzaakt uitval van de polsextensoren en vingerextensoren, hoogte van de leasie bepaald de locatie van uitval. motorische innervatie dorsale zijde boven arm

oorzaken
- humerus fractuur
- paralyse des amoureux
- saturday night pulsy (compressie in oksel)

AO
EMG
behandeling conservatief (alleen als er fractuur is)

126
Q

predikers hand

A

n. medianus
veroorzaakt uitval van een
groot deel van pols- en vingerflexoren wijsvinger en duim flexie niet mee
alleen als leasie hoger is dan mediale epicondylus

127
Q

Compressie n.peroneus

A

klapvoet, n.peroneus innerveert de voetheffers

128
Q

compressie neuropathie

A

kan herstellen maar kan enkele maanden duren, het myeline moet herstelt worden, bij zenuwcompressie is voorkomen het belangrijkst

129
Q

Neuromusculaire overgang ziektes

A

Myasthenia gravis
Lambert-Eaton myastheen syndroom

130
Q
  • axonale polyneuropathie
A

DM, terminale nierinsufficientie, alcoholisme, cytostatica en HAART middelen

131
Q

Demyelisineerde polyneuropathie

A

guillan barre syndroom (subacuut binnen 4 weken)

132
Q

Myasthenia gravis (MG)

A

Postsynaptische acethylcholine receptoren zijn bezet door autoantistoffen. spierzwakte dat ontstaat in de loop van de actie.
puur motorische auto imuunziekte
vaak de ogen gelaat bekkengordel symmetrisch

133
Q

Spier ziektes

A
  • metabole myopathieen
  • inflammatoire myopathien
  • spierdystrofieen

symmetrische verdeling
proximale krachtverlies

134
Q

Neurologisch onderzoek perifeer

A

atrofie, fasiculaties (voorhoornleasie), verlaagde spierrekkingsreflex, tonus verlaagd of normaal

135
Q

Neurologisch onderzoek centraal

A

verhoogde tonus, verhoogde spierrekkingsreflex, atrofie afwezig, geen fasiculaties, abnormale reflexen

136
Q

hyperreflexie pathofysiologie

A

de pyramidebaan is normaal een inhiberende baan van de spierrekkingsreflex, deze valt nu weg

137
Q

babinski pathofysiologie

A

extensiepezen van de grote teen wordt niet meer geremd
-> hyperextentie van grote teen en spreiding tenen

138
Q

spasticiteit pathofysiologie

A

vorm van hypertonie, minder inhibitie van de spieren (knipmesfenomeen). patient heeft gebogen elleboog pols (circumductie)

139
Q

psuedobulbair syndroom

A

enkel bij dubbelzijdig letsel want de zenuwen worden dubbelzijdig geinnerveerfd. nu gaat de inhiberden functie verloren
psuedobulbaire reflexen
- snoutreflex
- cornea mandibulaire reflex
- glabellaire reflex

(deze verdwijnen vanaf 1 jaar als myelinisatie voltooid word)

140
Q

PMN leasie kliniek

A

atrofie
fasiculaties (contractie van spiervezel niet gehele spier)
geen pathofysiologische reflexen
hypotonie
hyporeflexie

141
Q

Truncus sympaticus

A

Th1 tot L1

142
Q

parasympatische zenuwen

A

cercvicaal en sacraal

143
Q

Plexusvorming stappen

A

1) truncusvorming (supraclaviculair)
2) fasiculi vorming (infraclaviculair)
3) reorganisatie tot perifer zenuwen

144
Q

1) truncusvorming

A

C5+C6 = truncus superior
C7 = truncus medius
C8 + Th1= truncus inferior

145
Q

2) fasiculi vorming

A

reorganisatie op basis van ventrale en dorsale divisies
fasiculus posterior - vanuit alle trunci
fasiculus lateralis - krijgt tak vanuit de trunci medius
fasciculus medialis - krijgt geen takken

146
Q

3) reorganisatie perifere zenuwen

A

Fasculus posterior - n.radialis, n. axilaris
fasiculus lateralis - n. medianus , n. musclocutaneus
fasiculus medialis - n.ulnaris , n.medianus

147
Q

N. axillaris

A
  • Loopt door collum humeri onder het glenohumerale gewricht \
  • kwetsbaar voor humeruskopfracturen en schouderluxaties
  • innervatie: m. deltoiudeus, m. teres minor
148
Q

N.radialis

A

motorische innervatie dorsale zijde bovenarm
loopt langs humerus dorsaal
In de m. supinator splits zenuw in de diepe tak (n. internosus posterior) en oppervlakkige tak

Diepe tak: spieren aan de laterale epicondyl (vinger extensoren)
oppervlakkige tak: sensorisch handrug

149
Q

N. musculocutaneus

A

Innervatie: Flexoren brachialis
- m. brachialis
- m. biceps brachii
- m. caracobrachialis
Ezelsbruggetjes; BBC

150
Q

n. medianus

A
  • loopt door m. pronator teres
  • innerveert de flexoren
151
Q

n. ulnaris

A

flexoren pink en ringvinger
m flexor digitorum,

152
Q

Dura mater

A

2 bladen
endostale blad: bekleed het schedelbot
meningeale blad: vouwt naar binnen en vorm falx cerebri en het tentorium cerebri

153
Q

Dura mater bloedvoorziening

A

a. meningea media
aftakking van a maxilaris (afkomstig van a carotis externa)

154
Q

Veneuze sinnusen meningea

A
  • bevinden zich tussen de endosteale en meningeale bladen van de dura mater
  • intradurale ruimte
  • De arachnoïdea heeft uitstulpingen in deze sinussen (belangrijk voor de resorptie van liqour in het veneuze systeem) granulationes arachanoidea
  • ankervenen (lopen door de arachnoidea en liggen verankerd door de dura mater
155
Q

Epidurale bloeding

A
  • arteriele bloeding (a meningea media)
  • lensvormig hematoom
  • na trauma / schedelfractuur
156
Q

Subdurale bloeding

A
  • veneuze bloeding (ankervenen)
  • sikkelvormige hematoom
  • stoten van het hoofd
  • Tussen dura en arachnoidea
157
Q

subarachnoidale bloeding

A
  • aneurysma cirkel van willis
  • hoofdpijn, misselijkheid,
  • donderklap hoofdpijn (ergste hoofdpijn ooit)
  • LP bloeding in de liqour (Billirubine)
158
Q

Cirkel van willis

A

Bestaat uit een voorste systeem en achterste systeem
- a. cerebri media
- a. cerebri anterior
- a. cerebri posterior

carotis interna
ACOM
PCOM

a. Vertebralis
a. bassilaris

159
Q

Hersenen arterien

A

centrale takken - takken vroeg af en gaan direct omhoog het brein in (basale kernen, thalamus en capsula interna)
corticale takken - leptomeningeale arterien, cortex heel lokaal van bloed voorzien

160
Q

waterscheidingsgebieden

A

eindtakjes van meerdere arterieren een cortex gebied van bloed voorzien (met anastamoses)
- infarct optreden bij een te lage perfussiedruk