Chapitre 1 Flashcards
(112 cards)
1
Q
La constitution
A
De grondwet
2
Q
Consacre
A
Wijdt
3
Q
L’autorité
A
De autoriteit
4
Q
Judiciare
A
Gerechtelijk
5
Q
Dédier
A
Wijden
6
Q
Le pouvoir
A
De macht
7
Q
La magistrature
A
De magistratuur
8
Q
Le décret
A
Het besluit
9
Q
La proposition
A
Het voorstel
10
Q
L’innovation
A
De innovatie
11
Q
Élever
A
Verhogen
12
Q
Exclure
A
Uitsluiten
13
Q
Prévaloir
A
Heersen
14
Q
La jurisprudence
A
De rechtspraak
15
Q
Constitutionnel
A
Constitutioneel
16
Q
La révision
A
De herziening
17
Q
La peine
A
De straf
18
Q
Le status
A
De status / het statuut
19
Q
Inamovible
A
Onverplaatsbaar
20
Q
Formation
A
Vergadering
21
Q
Compétente
A
Bevoegd
22
Q
Présider
A
Voorzitten
23
Q
Comprendre
A
Omvatten / begrijpen
24
Q
Assemblée
A
Vergadering
25
Nomination
Benoeming
26
Avis
Advies
27
Dicipline
Tucht
28
Sanction
Sanctie
29
Déontologie
De rechtsethiek
30
Fonctionnement
Werking
31
Justiciable
Rechtzoekende
32
Détention
Detentie
33
Garant
Garant
34
Conseil
Raad
35
Siège
Zetel
36
Plénière
Plenair
37
Magistrat
Magistraat
38
Suppleer
Vervangen
39
Tribunaux
De rechtbanken
40
L’autorité judiciare
De rechterlijke autoriteit
41
Le Conseil supérieur de la magistrature
De Hoge Raad voor de Magistratuur
42
La loi organique
De organieke wet
43
Les magistrats du siège
De zetelende magistraten
44
La formation compétente
De bevoegde afdeling
45
Le Premier président de la Cour de cassation
De eerste voorzitter van het Hof van Cassatie
46
Les magistrats du parquet
De magistraten van het openbare ministerie
47
Le procureur général
De procureur generaal
48
Les personnalités qualifiées
De gekwalificeerde personen
49
L’assemblée du Parlement
De parlementsvergadering
50
La commission permanente compétente
De bevoegde permanente commissie
51
L’avis conforme
Het instemmend advies
52
Le conseil de discipline
Het tuchtcollege
53
Les sanctions disciplinaires
De disciplinaire sancties
54
La formation plénière
De plenaire zitting
55
Le fonctionnement de la justice
Het functioneren van de justitie
56
Les conditions d’application
De toepassingsvereisten
57
Arbitrairement détenu
Willkeurige vasthouding
58
La gardienne de la liberté indivduelle
De bewaker van de individuele vrijheid
59
La peine de mort
De doodstraf
60
Le Président de la République
De president van de republiek
61
L’indépendance
De onafhankelijkheid
62
Le statut des magistrats
Het statuut van magistraten
63
Le conseiller d’État
De Raad van State
64
L’avocat
De advocaat
65
Le proposition
Het voorstel
66
L’article
Het artikel
67
Les candidatures
De kandidaturen
68
Pourvus
Voorzien
69
La nomination
De benoeming
70
La Cour de cassation
Het Hof van Cassatie
71
Le président
President
72
Le tribunal judiciare
De gerechtelijke rechtbank
73
Le tribunal de première instance
De rechtbank van eerste aanleg
74
Le tribunal supérieur d’appel
Het Hoger beroepshof
75
L’arrêt
Het arrest
76
Le rapport
Het verslag
77
Les aptitudes
De vaardigheden
78
L’ordonnance
De verordening / het bevelschrift
79
Les auditeurs
De auditeurs
80
L’école nationale de la magistrature
De Nationale school voor de Magistratuur
81
La première affection
De eerste toewijzing
82
Le Conseil supérieur
De Hoge Raad
83
Le ministre de la Justice
De minister van Justitie
84
Le procureur de la République
De officier van justitie
85
Les fonctions de direction / d’animation
De leidinggevende functie
86
Le gestion d’une juridiction
Het beheer van een rechtsgebied
87
La serivce
De dients
88
L’examen des dossiers
De beoordeling van de dossiers
89
Le rapporteur
De rapporteur
90
Les observations éventuelles
De eventuele opmerkingen
91
Les précisions utiles
De nuttige preciseringen
92
Versées au dossier
Toegevoegd aan het dossier
93
Le contenu du dossier examiné
De inhoud van het beoordeelde dossier
94
La transmission des dossiers
De overdracht van de dossiers
95
L’instance
De rechtszaak
96
Incombe
Behoort toe
97
Le jugement
Het vonnis
98
Conduire
Leiden
99
Accomplir
Voltooien
100
Le déroulement
Het verloop
101
Impartir
Opleggen
102
Le litige
Het geschil
103
Les prétentions
De aanspraken
104
La défense
De verdediging
105
Modifié
Gewijzigd
106
Les incidentes
De incidentele vorderingen
107
Le lien
Het verband
108
Alléguer
Beweren
109
Le débat
Het debat
110
Prendre en considération
In overweging nemen
111
L’explication
De uitleg
112
Les preuves
De bewijzen
