Mots plus important Flashcards
(44 cards)
1
Q
ontbinding
A
dissolution
2
Q
Sous seing privé
A
onderhands
3
Q
ontbindend
A
résolutoire
4
Q
fondé
A
gegrond
5
Q
non fondé
A
ongegrond
6
Q
recevable
A
ontvankelijk
7
Q
irrecevable
A
onontvankelijk
8
Q
recevabilité
A
ontvankelijkheid
9
Q
irrecevabilité
A
onontvankelijkheid
10
Q
le demande
A
de vordering / eis
11
Q
de plein droit
A
van rechtswege
12
Q
l’expropriation
A
de onteigening
13
Q
révoquer
A
ontslaan
14
Q
l’astriente
A
de dwangsom
15
Q
l’attriente à
A
de aanranding
16
Q
licite
A
geoorloofd
17
Q
illicite
A
ongeoorloofd
18
Q
contrevenir
A
overtreden
19
Q
la démission
A
het ontslag
20
Q
l’inviolabilité
A
de onschendbaarheid
21
Q
kennisneming
A
la price de connaisance
22
Q
de klacht
A
la plainte
23
Q
de inverdenkingstelling
A
l’inculpation
24
Q
la perquisition
A
de huiszoeking
25
en flagrant délit
heterdaad
26
la qualité
de hoedanigheid
27
la locataire
de huurder
28
l'envoi en possession
inbezitstelling
29
le demande introductive
de inleidende vordering
30
le principe fondateur
het grondbeginsel
31
être en cause
in het geding zijn
32
la jouissance
het genot
33
conjugal
echtelijk
34
la contrainte
het dwangbevel
35
le serment
de eed
36
la réclamation
het bezwaarschrift
37
la pièce à conviction
het bewijsstuk
38
la preuve contraire
het bewijs van het tegendeel
39
assister
bijstaan
40
l'aveu
de bekentenis
41
le prévenu
de beklaagde
42
l'arrête-loi
besluitwet
43
connexe
aanverwant
44
l'officier de l'état civil
de ambtenaar van de burgerlijke stand
