Chapter 4 Flashcards
(119 cards)
1
Q
aanduiden
A
to point out, indicate
2
Q
aanrecht
A
kitchen counter
3
Q
aantal
A
number
4
Q
afhangen van
A
to depend on
5
Q
algemeen
A
general
6
Q
al
A
already
7
Q
antiek
A
antique
8
Q
bankstel
A
sofa and chairs
9
Q
bepaald
A
particular
10
Q
bevolking
A
population
11
Q
bijzonder
A
special
12
Q
bouwmarkt
A
DIY shop
13
Q
cijfer
A
digit
14
Q
comfortabel
A
comfortable
15
Q
dakterras
A
roof terrace
16
Q
dekbedovertrek
A
quilt cover
17
Q
deken
A
blanket
18
Q
diepte
A
depth
19
Q
doorbrengen
A
to spend (time)
20
Q
doorlopen
A
to pass, pass through
21
Q
doorsnee
A
average
22
Q
douche
A
shower
23
Q
droom
A
dream
24
Q
eeuw
A
century
25
eigenaar
owner
26
enorm
enormous
27
fauteuil
armchair
28
gedoe
fuss
29
geen enkel
not a single
30
geheel
completely
31
gelijk hebben
to be right
32
hal
hall
33
hartstikke
very
34
herkomst
origins
35
hetzelfde
the same
36
hoek
corner
37
hout
wood
38
huiskamer
living room
39
ijzer
iron
40
inrichting
furnishings
41
invloed
influence
42
katoen
cotton
43
klemtoon
emphasis
44
koelkast
refrigerator
45
lachen
to laugh
46
lade
drawer
47
laken
sheet
48
licht
light
49
loft
loft
50
massaal
massive
51
materiaal
material
52
meubel
furniture
53
midden
middle
54
multicultureel
multicultural
55
nachtkastje
night table
56
niemand
no one
57
nog
still
58
norm
norm
59
nostalgie
nostalgia
60
nylon
nylon
61
omgeving
surroundings
62
omtrek
circumference
63
ontdekken
to discover
64
ontvangen
to receive
65
ouderwets
old-fashioned
66
overeenkomst
similarity
67
overmorgen
the day after tomorrow
68
pakken
to fetch
69
passen bij
to match
70
pas
just, only
71
patroon
pattern
72
plek
spot
73
prachtig
wonderful
74
procent
percent
75
rijtjeshuis
terrace, row house
76
ruimte
space
77
ruim
spacious
78
salontafel
side table
79
samenleving
society
80
satijn
satin
81
soort
kind of
82
spiegel
mirror
83
spul
stuff
84
stripverhaal
comic
85
symbool
symbol
86
te koop
for sale
87
thuis
at home
88
tintje
shade
89
tweedehands
second-hand
90
type
type
91
uitproberen
to try out
92
uitproberen
to try out
93
uitrusten
to rest
94
uitsluiland
only, exclusively
95
uitzicht
view
96
van mening zijn
be of the opinion
97
veilig
safe
98
veranderen
to change
99
verhuizen
to move (house)
100
verplaatsen
to shift
101
vertrouwd
familiar
102
vloer
floor
103
vloerbedekking
carpet
104
vloerkleed
rug
105
voldoende
enough, sufficient
106
voordeur
front door
107
voorkant
front
108
voorkomen
to occur
109
vorig
last, previous
110
vorm
shape
111
vrijstaand
detached
112
vroeger
before, in the past
113
waarde
value
114
wasmachine
washing machine
115
wastafel
sink
116
wekker
alarm clock
117
werkblad
worktop
118
wiel
wheel
119
zeil
linoleum
