Chapter 6 Flashcards
(99 cards)
1
Q
allergisch
A
allergic
2
Q
bang
A
afraid, scared
3
Q
beschadigen
A
to damage
4
Q
beterschap
A
get well
5
Q
bloeden
A
to bleed
6
Q
buikgriep
A
tummy flu
7
Q
buikpijn
A
stomach ache
8
Q
diagnose
A
diagnosis
9
Q
dokter
A
medic, doctor
10
Q
door
A
by
11
Q
doorslikken
A
to swallow
12
Q
dorst
A
thirst
13
Q
dosering
A
dosage
14
Q
dosis
A
dose
15
Q
duim
A
thumb
16
Q
duizelig
A
dizzy
17
Q
eigenwijs
A
self-willed, obstinate
18
Q
ernstig
A
severe
19
Q
flauwvallen
A
to faint
20
Q
fysiotherapeut
A
physical therapist
21
Q
gemiddelde
A
average
22
Q
geneesmiddel
A
medication
23
Q
gezich
A
face
24
Q
gezondheid
A
health
25
griep
flu
26
griepprik
influenza shot
27
halen
to fetch
28
hechten
to stitch
29
hieronder
below
30
hoesten
to cough
31
hoofdpijn
headache
32
huisarts
family doctor
33
in vergelijking
compared to
34
inademen
to breathe in
35
innemen
to take
36
inwoner
resident
37
jodium
iodine
38
keelpijn
sore throat
39
kies
molar
40
kin
chin
41
klacht
complaint, symptom
42
kleren uitdoen
to take clothes off
43
koorts
fever
44
last hebben van
to suffer from (a pain)
45
lever
liver
46
lip
lip
47
maal
times
48
medicijn
medicine, medication
49
meekrijgen
to get (someting) to take home
50
menstruatie
menstruation
51
meten
to measure
52
minimaal
minimum
53
misselijk
nauseous
54
nier
kidney
55
(verband) omdoen
to bandage
56
onderzoeken
to examine
57
onmiddellijk
immediately
58
ontsmetten
to disinfect
59
ontspannen
relaxed
60
ontsteking
inflammation
61
oog
eye
62
oor
ear
63
opereren
to operate
64
overbelast
overburdened
65
overgeven
to vomit
66
patiënt
patient
67
pil
pill
68
pleister
sticking plaster, bandaid
69
relatief
relatively
70
rillen
to shiver, to shudder
71
roeren
to stir
72
schadelijk
harmful
73
scoren
to score
74
snee
cut
75
spuitje
injection
76
stoten
to bump, to stumble
77
symptoom
symptom
78
tablet
tablet, pill
79
tandarts
dentist
80
uitademen
to breathe out
81
uiteen
apart
82
uitgave
expense
83
uitkleden
to undress
84
vaccinatie
vaccination
85
verband
bandage
86
verdoven
to anaesthetize, to sedate
87
verdoving
anaesthesia
88
vergelijken met
to compare to
89
verhoging hebben
to have a slight
90
verkouden
having a cold
91
verkoudheid
cold
92
verslaafd
addicted
93
vooroverbuigen
to bend over
94
voorzichtig
carefully
95
wang
cheek
96
wond
wound
97
zenuw
nerve
98
ziek
ill
99
zweten
to sweat