Chapter 7 Flashcards
(82 cards)
1
Q
aangaan
A
to start (a relationship)
2
Q
actief
A
active, actively
3
Q
alleen
A
alone
4
Q
automatisch
A
automatically
5
Q
beide
A
both
6
Q
bezig zijn
A
to be doing something
7
Q
blozen
A
to blush
8
Q
breken
A
to break
9
Q
buurmeisje
A
girl next door
10
Q
compliment
A
compliment
11
Q
definitief
A
final, forever
12
Q
durven
A
to dare
13
Q
elkaar
A
each other
14
Q
erkennen
A
to acknowledge
15
Q
erkenning
A
acknowledgement
16
Q
fantaseren
A
to fantasise
17
Q
figuur
A
figure
18
Q
flauw
A
bland, silly
19
Q
geloven
A
to believe
20
Q
gemeente
A
municipality
21
Q
reregistered partnerschap
A
registered partnership
22
Q
geslacht
A
sex
23
Q
glimlachten
A
to smile
24
Q
grapje
A
joke
25
hartklopping
heart fluttering
26
het is aan
it is an "item"
27
hitte
heat
28
homohuwelijk
gay marriage
29
homoseksueel
homosexual
30
hopeloos
hopeless
31
huilen
to cry
32
huisgenoot
housemate
33
huwelijk
marriage
34
huwelijkscontract
marriage contract
35
ijssalon
ice-cream parlour
36
jammer
what a pity
37
juichen
to cheer
38
kapsel
hair style
39
kolom
column
40
kussen
to kiss
41
lieverd
darling
42
missen
to miss
43
namelijk
namely
44
net
just
45
officieel
officially
46
ontmoeten
to meet
47
over en uit
all over
48
overdrijven
to exaggerate
49
persoonlijk
personal
50
reageren
to react
51
regelen
to arrange
52
relatie
romantic relationship
53
rot
bad
54
rotstreek
dirty trick
55
ruzie maken
to fight
56
schat
dear
57
scheiden
to divorce
58
tegen
against
59
tegenkomen
to encounter
60
tegenwoordig
nowadays
61
tjonge jonge
oh boy, gosh
62
traan
tear
63
triest
sad
64
trouwen
to get married
65
uit elkaar gaan
to split up, to get divorced
66
uitkomen
to come true
67
uitmaken
to break up
68
verdriet
sorrow
69
verdrietig
sad
70
vergadering
meeting
71
verkering
romantic relationship
72
verassen
to surprise
73
verlevend
annoying
74
vormen
to enter into
75
weertje
weather
76
wet
law
77
zaak
situation
78
zeep
soap
79
zenuwachting
nervous
80
zin hebben om... te....
to feel like doing something
81
zo'n
such a
82
zoenen
to kiss
