Chapter 7 Flashcards

(33 cards)

1
Q

Informatiebronnen normaal gedrag

A
  • Wilde voorouders
  • Verwilderde dieren
  • Gedomesticeerde dieren in omgeving gelijkend op die van wilde voorouders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Problemen interpretatie timebudgets

A
  • Gedrag komt niet voor doordat omgeving dit niet uitlokt (v.b. opletten op predatoren)
  • Gedrag komt niet voor doordat het dier dit niet kan uitvoeren (v.b. op stok gaan legkippen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tijdelijk niet kunnen uitvoeren van gedrag

A

Externe belemmering voor gedrag met motivatie

Frustratie

Acute stress
Vrije conflicten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Blijvend niet kunnen uitvoeren van gedrag

A

Permanente externe belemmering

Blijvende frustratie

Chronische stress
Onvrije conflicten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vrije conflicten

A
  • Overspronggedrag
  • Tijdelijk
  • Vrije toegang tot alle gedragssystemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onvrije conflicten

A
  • Langdurig
  • Niet alle gedragssystemen uitvoerbaar
  • Gestoord gedrag
  • Chronische stress (welzijnsstoring)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Interne conflicten

A

2 gedragssystemen even ‘sterk’ geactiveerd; strijden om voorrang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Acute stress

A

Kortdurend/Lage intensiteit stressoren

Respons: fysiologisch en ethologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Chronische stress

A

Langdurend/Hoge intensiteit stressoren
Chronische overprikkeling zenuw- en endocrien stelsel
Respons: fysiologisch en ethologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gevolgen chronische stress

A

Substantiële immunodepressie
Orgaanbeschadigingen
Afname lichaamsgewicht
Afname reproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stress

A

Reactie van het lichaam op omstandigheden die het fysieke of psychologisch functioneren verstoren of dreigen te verstoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stressoren

A

Fysiek

Psychisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Typen vrije conflicten

A
  • Ambivalent gedrag
  • Intentiebeweging
  • Redirectiegedrag
  • Overspronggedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ambivalent gedrag

A
Vrij conflict 
- Simultaan ambivalent 
> Mengen van beide gedragingen 
- Successief ambivalent 
> Afwisselen van beide gedragingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Intentiebeweging

A

Vrij conflict
Naartoe gaan maar niet doorzetten
> Ritualisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Redirectiegedrag

A

Vrij conflict
Gedrag op vervangend/ongewoon object
Vaak bij sociaal levende dieren

17
Q

Overspronggedrag

A

Vrij conflict
Bij langdurig systeem ineens over naar ander systeem
- De-Arousal functie: spanning verlaagt
- Disinhibitie

18
Q

Onvrije conflicten

A

Homeostatisch; 1 of meer normen niet op gewenste waarde houden

19
Q

Ontstaan onvrije conflicten

A
  • Onmisbaar omgevingsonderdeel ontbreekt
  • Verhindering gedrag uit te voeren
  • Aanvankelijk conflictgedrag wordt permanent
  • Energie kan niet afgevoerd worden
20
Q

Typen onvrije conflicten

A
  • Omgericht gedrag
  • Beschadigend gedrag
  • Apathie
  • Stereotypieën
21
Q

Omgericht gedrag

A

Onvrij conflict

  • Op zichzelf of op omgeving gericht
    v. b. eten van oneetbare dingen
    v. b. automutilatie
22
Q

Beschadigend gedrag

A

Onvrij conflict

  • Primaire mutilatie
  • Secundaire mutilatie
23
Q

Primaire mutilatie

A

Zuiver gedragsprobleem
> Angst/chronische frustratie
Gevolg van fysieke problemen
> Fysieke pijn/irritatie

24
Q

Secundaire mutilatie

A

Veroorzaakt door ander gedrag

  • Ten gevolge van omgericht gedrag
  • Ten gevolge van geëmancipeerd gedrag
25
Apathie
Gebrek aan belangstelling voor externe prikkels
26
Stereotypieën
- Lijken doelloos gefixeerde herhaalde bewegingen - Telkens op zelfde manier uitgevoerd - Relatief constant in ritme
27
Ontstaan stereotypieën
- Intentiebewegingen | - Overspronggedrag
28
Risicofactoren stereotypieën
- Frustratie - Gebrek aan activiteiten - Inconsequentie omgang - Te gestructureerd management in verarmde omgeving
29
Oorzaken stereotypieën
- Chronische conflicten - Psychofarmaca - Specifieke omstandigheden - Andere: tumor, trauma, leeftijd...
30
Stadia stereotypieën
1. Gedrag herhaald in aanwezigheid van oorzaak | 2. Gedrag gebeurt spontaan
31
Coping styles
- Pro-active of active copers | - Reactive of passive copers
32
Pro-active copers
``` Hartslag en adrenaline stijgt Cortisol daalt - Ontwikkelen snel routines - Agressief, exploreren snel en niet diepgaand - Niet gevoelig voor externe stimuli ```
33
Reactive copers
``` Hartslag daalt Cortisol stijgt - Aanpassen aan omgeving - Lage agressie, exploreren traag - Wel gevoelig voor externe stimuli ```