Chapter two Flashcards
(106 cards)
1
Q
weet (weten)
A
know
2
Q
weer
A
again
3
Q
over
A
about
4
Q
eigenlijk
A
actually / really
5
Q
even
A
for a bit
6
Q
zo
A
okay / right
7
Q
krijg (krijgen)
A
get / receive
8
Q
heel
A
very
9
Q
pas
A
only
10
Q
nog
A
any / as well
11
Q
vlakbij
A
close by
12
Q
nog meer
A
anymore
13
Q
moeten (moeten)
A
should / have to
14
Q
het bezoek
A
visit / visitors
15
Q
wanner
A
when
16
Q
kijk (kijken)
A
look
17
Q
dus
A
so / therefore
18
Q
11.00 uur
A
11 o’clock
19
Q
broers (broer)
A
brothers
20
Q
geen probleem
A
no problem
21
Q
de foto
A
photo
22
Q
de koffie
A
coffee
23
Q
de vakantie
A
holiday
24
Q
de vader
A
father
25
de kantine
canteen
26
het type
type
27
het seizoen
season
28
op vakantie
on holiday
29
laat
late
30
de plaats
seat / place
31
langer (lang)
for a long time / longer
32
lekker
nice / delicious
33
naar
to
34
vandaag
today
35
het kopje (de kop)
cup
36
kort
short
37
maar
but
38
blonde
blond
39
de zomer
summer
40
zitten
are sitting
41
de winter
winter
42
wil (willen)
want / would like
43
de ouders
parents
44
morgen
tomorrow
45
op dit moment
at the moment
46
of
or
47
niet
not
48
lokaal
local
49
jonger (jong)
younger
50
ja hoor
yes
51
deze
this
52
welke
what
53
zussen (zus)
sisters
54
het werk
work
55
wel
certainly
56
het haar
hair
57
wat leuk
how nice
58
voor
for
59
vertel (vertellen)
tell
60
zijn
his
61
dat
that
62
de broer
brother
63
een
a (n)
64
eens
once?
65
ik ben jarig (jarig zijn)
it's my birthday
66
komen op bezoek (op bezoek komen)
pay a visit
67
vrij
free
68
doen
are doing
69
donker
dark
70
de familie
family
71
donderdag
Thursday
72
augustus
August
73
ander
different / other
74
al lang
for a long time
75
de zus
sister
76
goh
oh
77
daar
there
78
alles
everything
79
hoe gaat het?
how goes it?
80
prima
fine
81
bedankt
thankyou
82
het gaat
its alright
83
drunk
busy
84
slect
bad
85
vragen
to ask
86
vrag
question
87
en een
and a
88
kind
child
89
zoon
soon
90
wanneer
when
91
getrouwd
married
92
geen + noun
no
93
het gezin
family
94
de moeder
mother
95
de man / de echtgenoot
husband
96
de vrouw / de echtgenote
wife
97
het kind
child
98
de zoon
son
99
de dochter
daughter
100
de schoonzus
sister in law
101
de zwager
brother in law
102
het kleinkind
grandchild
103
de oom
uncle
104
de tante
aunt
105
de neef
nephew / cousin
106
de nicht
niece / cousin
