Hoofdstuk drie Flashcards
(37 cards)
1
Q
viert (vieren)
A
is celebrating
2
Q
de verjaardag
A
birthday
3
Q
samen
A
together
4
Q
gefeliciteerd
A
happy birthday
5
Q
dit is
A
this is
6
Q
prettig me je
kennis te maken
(kennismaken)
A
pleased to meet you
7
Q
kennen (kennen)
A
know (people)
8
Q
wil graag (graag willen)
A
would like
9
Q
de cola
A
cola
10
Q
biertje (het bier)
A
beer
11
Q
neem (nemen)
A
have (take)
12
Q
rode (rood)
A
red
13
Q
de wijn
A
wine
14
Q
roep (roepen)
A
call
15
Q
de ober
A
waiter
16
Q
mag (mogen)
A
may
17
Q
bestellen
A
order
18
Q
alstublieft
A
please
19
Q
nou
A
well then
20
Q
op je verjaardag
A
happy birthday
21
Q
bedankt
A
thanks
22
Q
het possje
A
short while
23
Q
later (laat)
A
later
24
Q
zullen (zulllen)
A
shall
25
nog een keer
once more
26
het idee
idea
27
hetzelfde
the same
28
ja, graag
yes please
29
het rondje
round
30
betaal (betalen)
pay
31
geef (geven)
give
32
nog maar
another
33
afrekenen
pay / settle the bill
34
alles
everything
35
daarom
that's why
36
eerste
first
37
tweede
second