Cognitief sterk functionerende leerlingen Flashcards

1
Q

Waar wordt er soms vanuit gegaan als het gaat om CSF leerlingen?

A

minder prioriteit aan onderwijsbehoeften, want ze zullen er vanzelf wel komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 termen bakenen we af in het thema CSF leerlingen?

A
  • cognitief sterk functionerende (CSF) leerlingen (termkeuze in SPP)
  • cognitieve begaafdheid
  • hoogbegaafdheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van cognitief sterk functionerende leerlingen?

A

= een leerling die voor brede cognitieve vaardigheden (zoals blijkt uit een intelligentieonderzoek) en/of prestaties op schoolvorderingstoetsen tot de beste 10% van relevante vergelijkingsgroep behoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn cognitief begaafde leerlingen?

A

= leerlingen met sterke cognitieve vaardigheden, die al dan niet tot uiting komen in sterke leerprestaties onder invloed van niet-cognitieve leerling- en/of contextkenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn brede cognitieve vaardigheden?

A

= intelligentie/ begaafdheid
= het vermogen om doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief om te gaan met de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarmee meten we de brede cognitieve vaardigheden?

A

een intelligentietest (vb. WISC-V-NL) die een breed bereik van cognitieve vaardigheden meten (CHC-model)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 2 kenmerken onderscheiden we bij CSF leerlingen?

A
  1. cognitieve vaardigheden
  2. sterke leerprestaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als we naar de Gauss-curve van intelligentie kijken, wat kunnen we besluiten?

A

cognitief sterk functionerende leerlingen
- cognitieve begaafdheid: IQ>120 (top 10%)
- hoogbegaafdheid: IQ>130 (2,5-3%)
- uitzonderlijk hoogbegaafd: IQ>145 (0.1%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar moeten we rekening mee houden in het meten van brede cognitieve vaardigheden via intelligentietesten?

A

geen absolute waarde (maar wel absoluut waardevol als hulpmiddel)
- intelligentie is continu verdeeld, de grens is in zekere zin arbitrait
- boven die grens is geen kwalitatief andere groep
- meetfouten mogelijk, inschatting van intelligentieniveau
- momentopname
- belang van betrouwbaarheidsinterval
- IQ-testen zijn niet geheel cultuurvrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de relevantie van het meten van brede cognitieve vaardigheden voor onderwijs?

A
  • de beschrijving van cognitieve vaardigheden (profiel) is belangrijker dan classificatie of JA/NEE beslissing
  • sterke score is geen garantie voor sterke schoolprestaties (cfr. onderpresteren)
  • ontwikkeling van cognitieve vaardigheden, afhankelijk van:
  • context
  • persoonlijke factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke componenten kunnen een rol spelen in het ontwikkelingsproces van sterke cognitieve vaardigheden naar sterke leerprestaties?

A
  • cognitieve vaardigheden of capaciteiten
  • niet-cognitieve leerlingkenmerken
  • kenmerken van de omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de rol van heterogeniteit bij CSF leerlingen?

A
  • CSF leerlingen zijn een heterogene groep waarbij elke cognitief sterke leerling een eigen profiel heeft, met een unieke ontwikkeling en opvoeding-, onderwijs- en ondersteuningsnoden
  • dé cognitief sterk functionerende leerling bestaat niet!
  • belang om oog te hebben voor deze heterogeniteit in het zoeken naar afgestemde ondersteuning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het doel van (h)erkennen en signaleren van CSF leerlingen?

A
  • weten wie cognitief sterk is
  • weten wat een CSF leerling nodig heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de uitgangspunten van het (h)erkennen en signaleren van CSF leerlingen?

A
  • doelgericht (ingebed in een beleid/visie)
  • systematisch (volgens methode/procedure)
  • onderwijsbehoeften nagaan
  • verschillende hulpbronnen tegelijk
  • flexibiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn indicaties van CSF leerlingen?

A

in de vroege ontwikkeling:
* ontwikkelingsvoorsprong
* abstracte levensvragen stellen
* moeilijke sommen oplossen
* taalgebruik
prestaties op intelligentietest
prestatieniveau: (let op: onderpresteerders)
* leervoorsprong
* sterke prestaties op vb. taal en/of wiskunde bij vb. afname LVS’en

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn mogelijke kwalitatieve gedragsindicatoren (‘soft signs’)?

A

manier van omgaan met leren (toont zich in de klas)
- snellere en kwalitatief betere informatieverwerking dan die van leertijdsgenoten
- diepgaande vragen stellen
- hoger leer- en werktempo (andere manier van info opnemen, verwerken en toepassen)
- flexibele aanpak van problemen
- groot kennisbestand (manifestatie van een goed geheugen)
- genoeg aan een half woord, snel van begrip, scherp inzicht, snel verbanden leggen
- ze kunnen én ze willen zelf problemen ontdekken en eigen oplossingen zoeken i.p.v. na te doen
- leergierigheid en enthousiasme bij moeilijke taken
=> belang van expertise in het interpreteren van deze indicatoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn dus samengevat de leerkenmerken van een cognitief (hoog)begaafde leerling?

A
  • is snel van begrip
  • leert met minimale instructie
  • heeft een uitstekend geheugen
  • gebruikt meer strategieën bij probleemoplossend denken
  • kan complexe ideeën begrijpen
  • kan abstract denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke middelen worden gebruikt in het (h)erkennen en signaleren van CSF leerlingen?

A
  • LVS’en
  • rapportcijfers
  • gesprekken met lln, ouders, …
  • observaties
  • intelligentietest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het basisrecht voor CSF leerlingen?

A

“alle leerlingen, ook cognitief sterke leerlingen, hebben recht op een aanbod dat tegemoetkomt aan hun onderwijs- en opvoedingsbehoeften”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is belangrijk in een afgestemd onderwijsaanbod?

A
  • samenwerking met collega’s, met de leerlingen, de ouders, CLB, Pedagogische Begeleidingsdienst, externe diensten, …
  • zorgcontinuüm als kapstok gebruiken
21
Q

Wat zijn de bouwstenen in de brede basiszorg om een afgestemd onderwijsaanbod te bieden aan CSF leerlingen?

A
  • differentiëren
  • effectieve feedback
  • inzetten op zelfdeterminatie
  • growth mindset stimuleren
  • executieve functies ontwikkelen
  • hogere orde denkvaardigheden stimuleren
22
Q

Leg uit: differentiëren bij CSF leerlingen?

A
  • tempo (vb. compacten, versnellen)
  • moeilijkheidsgraad (vb. verdiepen)
  • oplossingswijze (vb. wel of geen leerondersteuning zoals kijkwijzers)
23
Q

Wat zijn voorbeelden van differentiëren in de kleuterklas?

A
  • moeilijkere opdrachten
  • hoeken verrijken
  • open opdrachten
  • af en toe niet meedoen
24
Q

Leg uit: growth mindset stimuleren bij CSF leerlingen?

A
  • leren doorzetten
  • vb. fixie & growie, de leerkuil
25
Q

Leg uit: effectieve evaluatie/feedback bij CSF leerlingen?

A
  • feedback: Waar staat de leerling nu?
  • feed-forward: Wat is de weg naar het doel?
  • feed-up: Waar gaat de leerling naartoe?
26
Q

Leg uit: executieve functies bij CSF leerlingen?

A

= functies in je brein die het mogelijk maken om je gedrag en je leren te sturen
(vb. plannen en organiseren, emotieregulatie, aandacht)

27
Q

Hoe ontwikkelen EF zich bij CSF leerlingen?

A
  • CSF leerlingen hebben evenzeer nood aan ondersteuning bij het ontwikkelen van EF (nurture, naast nature)
  • niet voor op ontwikkeling (asynchrone ontwikkeling)
  • vaak minder kans in onderwijs om te oefenen, daardoor minder ontwikkelingskansen
  • vooroordeel: minder goede EF’s bij CSF leerlingen (niet waar)
28
Q

Hoe ontwikkelt de EF ‘emotieregulatie’ zich bij CSF leerlingen?

A
  • window of tolerance
  • belangrijk om de noden achter het gedrag te exploreren en er sensitief-responsief mee om te gaan
  • verhoogd bewustzijn bij CSF leerlingen kan hen gevoeliger maken voor hyperarousal
  • te weinig uitdaging kan leiden tot hypo-arousal
29
Q

Leg uit: hogere orde denkvaardigheden stimuleren bij CSF leerlingen?

A
  • taxonomie van Bloom
30
Q

Wat zijn voorbeelden om de hogere orde denkvaardigheden te stimuleren?

A
  • leerlingen zelf een verhaal laten schrijven bij een tekening/foto
  • denksleutels
  • (big) question(s) kits
31
Q

Wat zijn denksleutels?

A

= sleutels met daarop een vraag of opdracht die kinderen aanzet tot creatief, analytisch en praktisch denken
vb. de uitvinding sleutel, de wat-als sleutel, de overeenkomst sleutel

32
Q

Wat zijn de ABC’s van motivatie?

A
  • Autonomie
  • Betrokkenheid
  • Competentiegevoel
33
Q

Leg uit: inzetten op ABC van motivatie bij CSF leerlingen?

A

A: vb. zelfregulatie, zelfsturing, zelfstandig werken, … (vb. think tack to)
B: vb. coöperatief leren, variabel groeperen, …
C: vb. inzetten op creativiteit, passend bij interesses, …

34
Q

Wat is beter voor CSF leerlingen, een homogene of heterogene groep?

A
  • ze maken meer progressie op schoolse vaardigheden in homogene groepen
  • wanneer het cognitieve niet primeert is een homogene groepssamenstelling niet zo belangrijk (heterogeen)
35
Q

Wat is het meersporenbeleid bij CSF leerlingen?

A
  • basisaanbod: doelen en aanpak groep (hele groep)
  • leerlingen die meer instructie/oefening nodig heben om doelen te halen (intensivering) (subgroep)
  • leerlingen die minder instructie/oefening en meer verrijking nodig hebben (verdieping) (subgroep)
36
Q

Op welke mogelijke manieren worden CSF leerlingen in verhoogde zorg begeleid?

A

maatwerk:
- compacten
- pre-testen
- verrijken: verdiepen, verbreden (vb. kangoeroeklas/verrijkingsklas als vorm)
- versnellen

37
Q

Wat is compacten?

A

= het schrappen van overbodige instructie- en oefentijd
- de leerling verwerkt de leerstof zoveel mogelijk op eigen tempo
* tijdens de instructiefase
* tijdens de verwerkingsfase
* tijdens de nabespreking
- altijd in combinatie met andere maatregelen
- vb. tafels van vermenigvuldigen in 8 weken i.p.v. 8 maanden aanleren in 2de leerjaar

38
Q

Wat is pre-testen?

A

= beginsituatieanalyse
- veelal om te kunnen compacten, durf onderbouwd schappen!

39
Q

Wat is verrijking?

A
  • verbreding: verrijking die deels of volledig buiten het reguliere curriculum valt
  • verdieping: verrijking die nauw aansluit bij de onderwerpen en leerinhouden uit het reguliere curriculum, maar deze op een uitgebreidere en diepgaandere manier laat verwerken
40
Q

Welke zaken komen aan bod in verrijking zoals de kangaroeklas?

A
  • zowel verdieping als verbreding mogelijk
  • peers, ontwikkelingsgelijken ontmoeten
  • uitdagend
  • studievaardigheden
  • mindset
41
Q

Wat is versnellen?

A

= leerlingen gaan sneller dan gemiddeld door de leerstof of je biedt de leerstof vroeger aan dan normaal, op een jongere leeftijd dus

42
Q

Wat zijn vormen van versnellen?

A
  • vakversnellen
  • een leerjaar springen (kan ook in kleuter)
  • vervroegd doorstromen
  • twee leerjaren in één leerjaar

  • => positief effect op leerresultaten, nooit dé oplossing op zich
43
Q

Verhoogde zorg samengevat:

A

= NIET ‘meer van hetzelfde’ (dus nood aan COMPACTEN), maar ANDERE opdrachten (verdiepen, verbreden = VERRIJKEN)
+ recht op hulp
+ werk nakijken (feedback, feedup, feedforward)

44
Q

Wat met psychische problemen bij CSF leerlingen?

A
  • geen verhoogd risico op gedragsproblemen, emotionele problemen, angst, piekeren, faalangst, zelfkritisch perfectionisme
  • geen verschillen of betere scores voor cognitief begaafde jongeren
  • leerlingen met label of diagnose hebben gemiddeld wel meer psychische problemen
45
Q

Hoe zit het met sociale relatie met leeftijdsgenoten?

A
  • aandachtpunt:
  • met name vanuit de beleving van de jongere zelf
  • contact met ‘gelijkgestemden’ belangrijk
  • grote verschillen BINNEN de cognitief begaafde groep
46
Q

Hoe zit het met opvoeding van CSF kinderen?

A
  • behoefte-ondersteunend opvoeden (ABC)
  • erkenning & aanvaarding
  • tactvol omspringen
  • realisme (opvoedingsmethode haalbaar?)
  • stimulering (weet- & onderzoeksdrang, nieuwsgierig)
  • ondersteuning & evenwicht
  • breed interessedomein stimuleren
  • liefde en humor
47
Q

Wat zijn valkuilen in de opvoeding van CSF leerlingen?

A
  • discussiëren en machtsstrijd
  • nood aan duidelijke regels en afspraken + consequente opvolging
  • voorspelbaarheid en structuur (ouder blijft kapitein van het schip!)
48
Q

Wat is belangrijk voor ouders van CSF kinderen?

A
  • belang van lotgenoten (ook erkenning en ondersteuning nodig)
  • realistische verwachtingen, eigen coping
49
Q

Wat met ouders en onderwijs?

A

“Wat heeft deze leerling nodig (onderwijsbehoeftes in kaart) en hoe zullen we dat vormgeven?
=> hoe kunnen we elk vanuit onze eigen rol bijdragen aan het beantwoorden van deze vraag:
- elke actor met eigen hoed en eigen expertise
- leerkracht aan roer van schip
- ouders kunnen enkel vanuit eigen hoed praten, indien ze er voldoende op kunnen vertrouwen dat de leerkracht/school voldoende expertise heeft