Dyslexie Flashcards

1
Q

Wat is de historiek van leerstoornissen?

A
  • leerstoornis => lees- en spellingsstoornis => 1896: ‘dyslexie’ (“A case of dyslexia: a peculiar form of word-blindness”)
  • benaderen vanuit verschillende invalshoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn uitgangspunten bij het definiëren van dyslexie?

A
  • onderkennende en indicerende diagnostiek
  • definitie uitsluitend betrekking op de stoornis, zoals die zich manifesteert op vaardigheidsniveau (fenotype)
  • objectief waarneembaar gedrag in lezen en spelling
  • verschillende andere kaders mogelijk (cfr. volgende slide)
  • stoornis in lezen of in spellen op woordniveau of in beide
  • dysorthografie bij spelling alleen
  • 90% zowel lezen als spellen moeizaam
  • hardnekkig fenomeen, verbonden aan individugebonden factoren (niet door omgevingsfactoren)
  • in de periode van het aanleren van lezen en spellen of op latere leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vanuit welke verschillende kaders en op verschillende niveaus naar leerstoornissen kijken?

A
  • genetisch chromosomaall/etiologisch niveau
  • neuro-anatomie
  • neurofysiologie, neurochemie
  • neuropsychologie
  • klinisch beeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef een definitie van dyslexie?

A

= “Wanneer de automatisering van de woordbeeldidentificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen) zich niet, dan wel onvolledig of zeer moeizaam ontwikkelt.”
= “Een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent dyslexie op het niveau van het aanvankelijk lezen?

A
  • een moeizame letterklankkoppeling
  • een moeizaam direct herkennen van woorden
  • moeilijk komen tot snel verklanken van zinnen en korte teksten
  • problemen bij het technisch coderen staat een blot begrijpend lezen in de weg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent dyslexie op het niveau van spelling?

A
  • problemen met de letterklankkoppeling
  • problemen met het correct toepassen van spellingsregels
  • problemen met het inprenten van de schrijfwijze van onthoudwoorden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent dyslexie op het niveau van voortgezet lezen en spellen?

A
  • minder vlot lezen en spellen, bemoeilijkt begrijpend lezen + correct interpreteren van informatie
  • spellingsproblemen bemoeilijken het noteren van teksten
  • problemen bij het verwerven van vreemde talen
  • geen andere fouten dan ‘gewone kinderen’: wel meer en hardnekkiger fouten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aan de hand van welke drie criteria gebeurt de diagnose van dyslexie?

A
  • achterstandscriterium
  • exclusiecriterium
  • didactische resistentiecriterium (gebrek aan Responsiveness to Instruction RTI)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit: achterstandscriterium?

A
  • klinische scoren (≤ pc 10) op gebied van lezen en/of spellen
  • personen met dyslexie i.v.m. relevante referentiegroep: bij de zwakste 10% op valide en betrouwbare genormeerde toetsen (LVSen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit: exclusiecriterium?

A
  • onderpresteren dat niet helemaal te verklaren valt vanuit: verminderde intelligentie, zintuiglijke problematiek, slecht onderwijs, andere ontwikkelings- en gedragsstoornissen, …
  • uiteraard wel comorbiditeit/dubbeldiagnose mogelijk
  • bijkomende problemen verklaren niet volledig het onderpresteren in het lezen en/of spellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit: didactische resistentiecriterium?

A
  • de moeilijkheden op vlak van lezen en/of spellen zijn hardnekkig ondanks gedegen onderwijs en extra remediëring gedurende minstens drie à zes maanden
  • extra hulp (6 maanden) leidt niet tot de verwachte vooruitgang (gemeten op 2 verschillende testmomenten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Er is veel onenigheid rond welke benadering te gebruiken, leg uit.

A
  • pleidooi voor het gebruik van een beschrijvende benadering (met een combinatie van het achterstands-, het hardnekkigheids- en het exclusiviteitscriterium)
  • dyslexie wordt onderkend, wanneer op het niveau van de vaardigheden (lezen en spellen) kenmerken vastgesteld worden die het begrip ‘hardnekkig probleem’ operationaliseren
  • voorzichtigheid met verklarende definities (bv. fonologisch tekort als (enige) oorzaak van dyslexie): staat echter niet volledig vast!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke 2 domeinen zijn de hoofdkenmerken van dyslexie te vinden?

A

technisch lezen en spellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de hoofdkenmerken op vlak van technisch lezen?

A
  • eerste signaal: niet goed koppelen van klanken aan desbetreffende letter
  • meeste problemen bij foneem-grefeemassociaties: eu/ui/uu/u, ee/aa, m/n, u/n, ie/ei, …
  • geen vlotte stap uiteindelijk naar visuele synthese (hakken en plakken)
  • gebrekkige of monotone intonatie
  • weinig rekening met leestekens
  • oudere kinderen: anticiperen of radend lezen, moeilijke woordherkenning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de hoofdkenmerken op vlak van spelling?

A

= dysorthografie: moeite met de juiste spelling
- aanvankelijk: spellingsproces: koppeling tussen klank en letterteken verloopt erg moeilijk
- gevorderden:
* problemen met inprentwoorden (bv. ei/ij): ingevolge zwakke woordbeeldinprenting
* problemen met regelwoorden, ingevolge het moeizaam automatiseren van geleerde regels
- impulsieve spellers: spellen vaak op het gehoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn specifieke kenmerken van dyslexie bij spellen?

A
  • de koppeling tussen de spraakklanken en de geschreven letters verloopt niet vlot
  • oriëntatiefouten ten aanzien van de structuur van het woord
  • regelfouten
  • fonetische fouten
  • inprentfouten
  • morfo-syntactische fouten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Leg uit: de koppeling tussen de spraakklanken en de geschreven letters verloopt niet vlot.

A
  • visuele oriëntatiefouten t.a.v. de structuur van letters:
  • links-recht/boven-onder verwarring (bv. b/d, p/q, u/n, m/w)
  • verwarring van de volgorde van de letter (bv. eu/ue, ui/iu, ook bij cijfers: 51/15)
  • verwarring door onvoldoende oriëntering op de verschillen tussen letters (bv. v/w)
  • auditieve oriëntatiefouten: onvoldoende klankonderscheid tussen:
  • klinkers en tweeklanken: eu/u/ui/uu
  • korte en lange klinkers bij klankzuivere woorden
  • verwisseling medeklinkers: z/s, v/f, d/t, b/p (stemhebbend/stemloos)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Leg uit: oriëntatiefouten t.a.v. de structuur van het woord.

A
  • verandering van de lettervolgorde (bv. post/pots)
  • lettertoevoeging (bv. meluk, dolik, beroek)
  • letterweglating (bv. straat/staat)
  • woordomkering (bv. poes/soep)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Leg uit: regelfouten.

A
  • bv. werkwoordvervoegingen
  • vooral het automatiseren van regels: moeizaam
  • hypercorrecties (kennis van regel, op verkeerde plaats)
  • bv. hij verbeterdt, voetten, enz…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Leg uit: fonetische fouten.

A

op het gehoor spellen door afwezigheid van woordbeeld bij het kind (bv. kompjoeter, eetwie, enz, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Leg uit: inprentfouten.

A

identieke klanken die verschillend geschreven worden (bv. g/ch, ei/ij, au/ou, i/ie/y, c/k, enz, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Leg uit: morfo-syntactische fouten.

A

onvoldoende kennis en vaardigheid v.d. syntatische en semantische regels
- bv. tijden (V.T., H.T.)/ woordsoorten (zelfstandig naamwoord, werkwoord, enz, …)
- woordniveau (bv. fouten tegen het aaneenschrijven van samengestelde woorden)
- zinsniveau (bv. weinig hoofdletters, komma’s, punten, enz, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Op welke vlakken kunnen er bijkomende problemen ontstaan bij dyslexie?

A
  • taal
  • begrijpend lezen
  • moeite met KTG
  • oriëntatie in de tijd
  • structureren
  • aandacht en concentratie
  • motoriek en problemen met het handschrift
  • moeite met rekenonderdelen
  • vreemde talen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn bijkomende problemen bij dyslexie op vlak van taal?

A
  • moeite met klankverwerving
  • taalspelletjes (fenomeenbewustzijn) en snel benoemen
  • woordvindingsproblemen (‘verbal fluency’)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn bijkomende problemen bij dyslexie op vlak van begrijpend lezen?

A
  • langzaam leestempo (gesubvocaliseerd lezen)
  • leesinhoud (flexibiliteit ontbreekt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn bijkomende problemen bij dyslexie op vlak van moeite met KTG?

A
  • onthouden van instructies (losse opdrachten)
  • uit het hoofd leRen
  • leerstof zonder samenhang
  • voorgezegde zinnen herhalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn bijkomende problemen bij dyslexie op vlak van oriëntatie in de tijd?

A
  • weinig tijdsgevoel
  • moeilijkheden met begrippen die tijd aanduiden
  • kloklezen gaat moeilijk
  • verwarring tussen werkwoordstijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn bijkomende problemen bij dyslexie op vlak van structureren?

A
  • nieuwe info verwerken kost meer tijd
  • luisteren en aantekeningen maken tegelijk gaat niet goed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn bijkomende problemen bij dyslexie op vlak van aandacht en concentratie?

A
  • kunnen zich niet goed afsluiten van zaken die niet belangrijk zijn
  • veel last van omgevingslawaai
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn bijkomende problemen bij dyslexie op vlak van motoriek en problemen met het handschrift?

A
  • soms schrijfmotorisch probleem: dysgrafie (bij 10% van de kinderen met dyslexie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn bijkomende problemen bij dyslexie op vlak van moeite met rekenonderdelen?

A
  • dyscalculie
  • automatisatieprocessen verlopen moeilijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn bijkomende problemen bij dyslexie op vlak van vreemde talen?

A
  • luisterwoorden (left, desk)
  • regelwoorden (sitting)
  • inprentwoorden (neighbour, daughter)
  • FRANS: merci, très, francais, c’est, s’il vous plaît, …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de prevalentie van dyslexie?

A
  • niet eenvoudig, verschillende cijfers
  • verschillende definities, met eigen klemtoon
  • verschillende cijfers van taal tot taal
  • dyslexie minder groot probleem bij talen met een duidelijke overeenkomst tussen de letters en de uitspraak
  • meer jongens dan meisjes (1,2-1,6 op 1)
  • erfelijk (40-50%)
34
Q

Welke comorbiditeit en differentiaaldiagnose bestaat er bij dyslexie?

A
  • ernstige spraak-/taalmoeilijkheden
  • ADHD
  • autismespectrumstoornis
  • dyscalculie
  • verstandelijke beperking
35
Q

Wat is de prognose bij dyslexie?

A
  • ernstig dyslectische lezers: ‘functioneel leesniveau’
  • gestage vooruitgang: plateau op gemiddeld 15-jarige leeftijd
  • duurzame en intensieve oefening om vooruitgang te boeken
  • leren gebruiken van voorleessoftware van belang (REDICODIS)
36
Q

Wat zijn beschermende factoren bij de leerling?

A
  • een goede taalvaardigheid
  • bovengemiddelde intelligentie kan de gevolgen van dyslexie beperken
  • compensatiestrategieën, doordat de leerling zijn tekstbegrip aanwendt om de tekst te kunnen lezen
  • goed concentratievermogen
  • toepassen van individueel aangepaste woordleerstrategieën
  • creativiteit: bijvoorbeeld het bedenken van „ezelsbruggetjes‟ en andere onthoudtechnieken bij spelling
  • doorzettingsvermogen
  • actieve acceptatie
37
Q

Wat zijn beschermende factoren bij het gezin?

A
  • acceptatie van het bestaan van de lees- en/of spellingproblemen en het besef van de gevolgen ervan zonder erin te berusten
  • een ondersteunende aanpak bij huiswerk en leren
  • bereidheid tot samenwerken met de school
  • voorlezen van verhalen en boeken
  • een positieve sfeer rond lezen: boeken, strips, tijdschriften, kranten…
  • samen naar de bibliotheek gaan
  • een rustig en veilig opvoedingsklimaat
  • eisen stellen die passen bij de eventuele beperkingen
  • mogelijkheid thuis tot computerondersteund leren
38
Q

Wat zijn beschermende factoren bij de school?

A
  • de leerkrachten erkennen niveauverschillen in lezen en spellen en gaan er actief mee om tot er uit elke leerling het beste naar boven is gehaald
  • de positieve prestaties en competenties van de leerling worden benoemd
  • de school werkt aan een positief en rijk klimaat rond lezen, boeken, bibliotheekbezoek…
  • er is aandacht voor het welbevinden van de leerling
  • er is een duidelijk beleid met goede afspraken in de hele school voor lezen en spellen
  • er is een stimulerende en motiverende begeleiding door de leerkracht
  • er is transparante communicatie en een constructieve samenwerking met ouders, leerlingen en externen rond de (aanpak van) lees- en/of spellingproblemen
  • snelle signalering en tijdige ondersteuning voorkomen dat problemen zich opstapelen
39
Q

Bij welke leerlingen handelingsgerichte diagnostiek of handelingsgericht werken toepassen op lees- en spellingsproblemen?

A
  • moeizaam aanleren van lezen en/of spellen
  • hardnekkige problemen ondanks de extra inspanningen
40
Q

Wat kan er in de brede basiszorg - fase 0, gedaan worden bij lees- en spellingsproblemen?

A
  • goed uitgebouwd beleid rond lezen en spellen
  • preventief karakter
  • vroegtijdige signalisering
  • adequate aanpak van problemen
  • stimulerende omgeving
  • nadruk op sterke eigenschappen van leerlingen
41
Q

Wat kan er in de verhoogde zorg - fase 1, gedaan worden bij lees- en spellingsproblemen (in een basisschool)?

A
  • zorgoverleg
  • onderwijsbehoeften en aanpak bepalen
  • het decoderen: de klank-tekenkoppeling
  • vloeiend leren lezen
  • remediëren van spelling
  • automatisering van spellingsregels en -patronen
  • plannen, handelen, evalueren
42
Q

Hoe kan je de onderwijsbehoeften en de aanpak bepalen?

A
  • opvolging en remedering gedurende de eerste 2 jaren: verschil leermoeilijkheden - leerstoornissen
  • ‘minder is meer’, ‘de kracht van de herhaling’
  • vroegtijdig signaleren en interventie zijn het meest succesvol
43
Q

Wat is belangrijk bij kinderen met problemen bij het leren lezen?

A
  • effectieve instructietijd uitbreiden
  • frequente extra hulp
  • schrijven als onderdeel van de werkvorm
44
Q

Wat weten we op vlak van decoderen: klank-tekenkoppeling?

A
  • ‘hakken en plakken’ - spellend lezen
  • leerlingen met dyslexie vallen op door (3 vormen mogelijk):
  • spellend lezen
  • radend lezen
  • mengvorm
  • eind 1ste leerjaar nog spellend lezen van weinig voorkomende woorden
45
Q

Wat weten we op vlak van vloeiend lezen?

A
  • alle woorden in één keer herkennen + lezen met intonatie en begrip (meestal midden/eind 2de leerjaar)
  • 3 effectieve elementen om tot vloeiend lezen te komen:
  • ondersteunend lezen
  • herhaald lezen
  • veel lezen
  • motivatie en leeshonger (‘leesplezier’) hoog houden door:
  • voorlezen
  • samenlezen
  • leesmateriaal met bijhorende audio-materiaal
46
Q

Wat is RALFI?

A
  • voor leerlingen die de spellende leeshandeling (grotendeels) beheersen, maar langdurig te traag blijven lezen
  • RALFI:
  • Repeated: dezelfde tekst doorlezen, duo-lezen, 5x per week
  • Assisted: voorlezen, voorzeggen, bijwijzen, leerkracht-(mede)leerling
  • Level: teksten op hoger leesniveau (+2AVI), aansluiten bij interesse
  • Feedback: voorzeggen bij aarzeling/fout en positieve opmerkingen
  • Interaction - Instruction: moeilijke woorden visueel markeren, samen lezen en betekenis toelichten
47
Q

Hoe gaan we om met het remediëren van spelling?

A
  • 2de leerjaar soms hardnekkig spellingsproblemen door:
  • onvolledige kennis van letter-klankkoppeling
  • gebrekkige kennis van de spellingsregels
  • gebrekkige inprenting van onregelmatig gespelde woorden of leenwoorden
  • spellingsproblemen zijn vaak hardnekkiger en moeilijker te compenseren dan leesproblemen
48
Q

Hoe begeleiden we leerlingen in een eerste fase?

A
  • het vergoten van het spellingsbewustzijn
  • automatiseren van spellingsregels en -patronen met behulp van spellingsstrategieën
  • toepassen van strategieën voor zelfcontrole
49
Q

Wat zijn spellingsstrategieën die gebruikt worden voor het automatiseren van spellingsregels en -patronen?

A
  • fonologische strategie (auditieve of hoorstrategie
  • regelstrategie
  • woordbeeldstrategie
  • analogiestrategie
  • hulpstrategie
50
Q

Wat is de fonologische strategie?

A

bij klankzuivere woorden staat voor elke klank (foneem) een schriftteken (grafeem)

51
Q

Wat is de regelstrategie?

A

de schrijfwijze van geheel of gedeeltelijk niet-klankzuiver gespelde woorden wordt bepaald door een regel (regel kennen en weten waar toe te passen)

52
Q

Wat is de woordbeeldstrategie?

A

een aantal woorden kan je niet volgens voorgaande strategieën schrijven omdat er meerdere grafemen mogelijk zijn voor eenzelfde fenomeen

53
Q

Wat is de analogiestrategie?

A

strategie die gebruik maakt van de al aanwezige kennis van de spelling van onderdelen van bepaalde woorden, het niet gekende woord wordt geschreven door het te associëren met een bekend woord

54
Q

Wat is de hulpstrategie?

A

maakt gebruik van hulpmiddeltjes om spellingmoeilijkheid op te lossen

55
Q

Wat is belangrijk bij het leren van spellingstrategieën en werkwoordspelling?

A

dat de leerling de nieuwe regel leert toepassen in functionele schrijfopdrachten

56
Q

Wat wordt er gedaan op vlak van plannen, handelen en evalueren?

A
  • convergente differentiatie
  • geïntegreerd werken
  • remediëren

vanaf 3de leerjaar:
- vergroten van technische lees- en spellingsvaardigheden
- maximaliseren van niveau van functionele geletterdheid, met gebruik van compenserende maatregelen en hulpmiddelen

57
Q

Hoe kan je dyslexie herkennen in een secundaire school?

A
  • lees- en spellingsproblemen
  • hoeveelheid neemt toe
  • vereiste werktempo verhoogt
  • specifieke vakwoordenschat
  • wetenschappelijke vakken en wiskunde
  • tempo stijgt
  • verwerken van symbolen en formules
  • nieuwe vakspecifieke termen
  • (zwakke punten in) vreemde talen en Nederlands
58
Q

Wat kan er in de verhoogde zorg - fase 1, gedaan worden bij lees- en spellingsproblemen (in een secundaire school)?

A

vermijden van heroriëntering door:
- adequate ondersteuning
- remediëring
- aanleren en intensief gebruik van compenserende hulpmiddelen

59
Q

Wat kan de reden zijn dat er niet altijd een diagnose is bij de start van het SO (late aanmelding)?

A
  • er manifesteren nu pas in deze school ernstige problemen
  • geen aandacht voor dyslexie als leerstoornis tot nu toe
  • een verbrokkelde schoolloopbaan
  • eigen compensatie tot bepaald niveau
  • intelligentie
  • verbaliteit
  • maskering door extra opvallend of onopvallend gedrag
60
Q

Wat doen als de preventieve en structurele maatregelen niet voldoen?

A

redelijke aanpassingen bepalen

61
Q

Hoe kan er ondersteuning geboden worden bij onderwijsbehoeften?

A
  • er is een duidelijk en gestructureerd systeem van inhaallessen
  • er worden goede afspraken gemaakt in de school rond leren studeren
  • voor bepaalde (groepen) leerlingen wordt eventueel intern op school remediëren voorzien rond lezen en/of spellen
  • indien er te weinig planmatig remediëren voorafging kan ondersteuning via RALFI-lezen en het leren gebruiken van strategieën voor begrijpend lezen een aangewezen remediëring zijn
  • gelijktijdig wordt het preteachen ingezet, bijvoorbeeld d.m.v. vooraf meegeven van teksten, zodat de leerling de teksten voorbereidend kan lezen, dit gebeurt al dan niet ondersteund door audio-materiaal en voorleessoftware
62
Q

Wat is nog belangrijk bij de begeleiding van dyslexie in een secundaire school?

A
  • klassenraad: maatregelen en afspraken worden bevestigd
  • zoveel mogelijk leerlingen binnen de reguliere schoolomkadering begeleiden
  • ook externe leerondersteuning in deze fase is mogelijk
  • na 3 tot 6 maanden evaluatie van het resultaat van deze maatregelen:
  • bij aanhoudende problemen: traject van HGD met CLB opstarten
63
Q

Wat kan er in de uitbreiding van zorg - fase 2, gedaan worden bij lees- en spellingsproblemen?

A
  • deze fase start met een traject van handelingsgerichte diagnostiek, ondertussen worden de al opgestarte interventies verder gezet vanuit de fase van verhoogde zorg (differentiatie, remediëren en compenseren)
64
Q

Welke maatregelen worden getroffen bij dyslexie?

A

intensievere remediëring, sneller compenseren en dispenseren (i.v.m. minder ernstige lees- en spellingsproblemen)

65
Q

Wanneer is het opstarten van een onderkennend diagnostisch traject pas zinvol?

A

het proces van aanvankelijk technisch lezen in de fase van brede basiszorg en verhoogde zorg is afgerond:
- verschil maken tussen lees- en spellingsproblemen: opvolgen en remediëren noodzakelijk om verschil te maken
- geen fundamenteel verschil in foutenprofiel tussen leerlingen met vertraagde lees- en spellingsvaardigheden en leerlingen met dyslexie
- te vroege diagnose
* vals positief (niet elke leerling bereikt om hetzelfde moment)
* vals negatief (niet elke leerling met dyslexie presteert slecht bij het aanvankelijk lezen)

66
Q

Wat bij uitgesproken gevallen?

A

mogelijk om vroeger de diagnose van dyslexie te stellen o.b.v. de criteria: hardnekkigheid en resistentie (bij voldaan aan goede hulp in vorige twee zones van zorgcontinuüm)

67
Q

Wat gebeurt er in de intakefase van de HGD?

A
  • vraag verhelderen
  • cfr. lijst met onderwerpen syllabus
    ** leerkracht, ouders, leerling
  • wensen en verwachtingen bevragen
  • klachten analyseren: negatief en positief
  • probleem analyseren
  • afstemmen
68
Q

Wat gebeurt er in de strategiefase van de HGD?

A
  • kindkenmerken clusteren
  • contextkenmerken clusteren
  • diagnostisch traject kiezen
  • hypotheses en onderzoeksvragen formuleren
  • indicerende onderzoeksvragen
  • onderkennende onderzoeksvragen
  • cliënten informeren
69
Q

Wat gebeurt er in de onderzoeksfase van de HGD?

A
  • Wat onderzoeken?
  • vaststellen van leesachterstand bij lezen en spellen (via NIVEAUTESTEN op letter-, woord- en/of zinsniveau)
  • vaststellen van didactische resistentie
  • onderzoek uitvoeren (gesprekken, observaties, leermateriaal, testing)
  • onderzoeksresultaten verwerken en interpreteren
70
Q

Wat zijn mogelijke vragen die gesteld kunnen worden om de didactische resistentie vast te stellen?

A
  • Is er extra ondersteuning geweest
  • Aard?, duur?, frequentie?, inhoud?, gebruikt materiaal?
  • Hoe systematisch?
  • In welke mate was de ondersteuning gericht op de te leren vaardigheden, m.n. lezen en spellen?
  • In welke mate sporen de gebruikte methodieken met deze van de school?
  • Wat is de vooruitgang bij de klasgenoten tijdens deze periode?
  • Zijn er resultaten van genormeerde testen bij de aanvang en het beëindigen van de remediëring?
  • Is er minimum om de zes maanden een evaluatie?
  • Worden de vorderingen en de noodzakelijke verdere ondersteuning in de evaluatie beschreven?
  • Zijn de problemen bij lezen en spellen bij vreemde talen bevraagd?
71
Q

Wat zijn criteria voor goede hulp die we bekijken bij de evaluatie?

A
  • de hulp moet taakgericht zijn
  • op maat van het individuele kind
  • met aandacht voor alle ontwikkelingsaspecten
  • planmatig opgezet
  • met verantwoord gebruik van de orthodidactische grondvormen remediëren/compenseren/dispenseren/motiveren/leren leren
  • in nauwe samenwerking met de school/klas
  • rekening houdend met draagkracht van het kind en het gezin
72
Q

Over welke twee criteria moet er informatie zijn om tot een diagnose ‘dyslexie’ te komen?

A
  • informatie m.b.t. een achterstand in het lezen/spellen
  • informatie m.b.t. didactische resistentie
73
Q

Wat zijn diagnostische instrumenten bij kernvaardigheden lezen en spellen?

A

WOORDNIVEAU
- Drie-Minuten-Toets
- Eén-Minuut-Test
- De Klepel (nonsense woorden - fonologische route)
- Dyslexie Screening Test (DST)
- TODIO-L
ZINSNIVEAU
- AVI
- Test voor Gevorderd Lezen en Schrijven (GI&SCHR)
SPELLING
- LVS’en

74
Q

Hoe kunnen we het cognitief profiel testen?

A
  • orthografische deelvaardigheden
  • fonologische deelvaardigheden
  • taalvaardigheden
  • begrijpend lezen
  • intelligentieonderzoek
75
Q

Welke testen kunnen een diagnose stellen bij jongvolwassenen?

A
  • Test voor Gevorderd Lezen & Schrijven
  • Algemene Toets Gevorderde Spelling van het Nederlands
  • Dictee ‘Spelling Hoger Onderwijs’
  • Interactieve Dyslexietest Amsterdam-Antwerpen
76
Q

Aan de hand van welk diagnostisch onderzoek wordt er een diagnose gesteld?

A

taakgericht onderzoek
- analyse van de onderwijsproblemen (schoolse vaardigheden)
* technisch lezen, spelling, begrijpend lezen, rekenen, …
=> AVI, Brus, Klepel, spellingstoetsen
- onderzoek naar de fonologische verwerking van taal, taalvaardigheden, werkgeheugen
* auditieve synthese, analyse, woordherkenning, geheugenspantest

niet-taakgericht onderzoek
- andere oorzaken?: gezicht en gehoor, intelligentietest, aandacht, …
- protectieve en risicofactoren?

77
Q

Wat gebeurt er in de indiceringsfase van de HGD?

A
  • integratief beeld schetsen (ev. diagnose)
  • wat veranderen en waarom
  • onderwijs-, opvoedings- en ondersteuningsbehoeften formuleren
  • aanbevelingen formuleren
  • ongeacht de uitkomst
    ** bij dyslexie: meer compenseren en dispenseren
78
Q

Wat gebeurt er in de adviesfase van de HGD?

A

advies:
- informeren
- overleggen
- afspraken
- verslag

79
Q

Wat gebeurt er in de fase van handelen en evalueren van de HGD?

A
  • handelingsplan o.b.v. uitvoerige handelingsgericht diagnostiek
  • motivatie van leerlingen
  • rol van de ouders
  • rol van de leerkrachten
80
Q

Hoe wordt dyslexie begeleid?

A

redelijke aanpassingen met inbegrip van redicodis:
- remediëren
- differentiëren
- compenseren (middelen ter vereenvoudiging)
* belang van ondersteunende software!
- dispenseren (vrijstelling voor bepaalde onderdelen)

81
Q

Wat is de rol van de hulpverlener of remedial teacher in begeleiding van dyslexie?

A
  • individuele hulp met aandacht voor technische aspecten en metacognitieve vaardigheden
  • warm contact
  • taakgericht
  • werken op technisch en functioneel lezen
  • werken aan impulsief spelgedrag
82
Q

Wat besluiten we voor dyslexie?

A
  • acceptatie van het probleem
  • leren ermee omgaan
  • voorkomen dat het probleem het leven van de leerling of ouders gaat overheersen
  • gezamenlijke aanpak