Col 1. Introductie Flashcards

Col1 1 + boek H1+2

1
Q

Microcircuit

A

Geschakelde neuronen op lokaal niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Neural network

A

= macrocircuits; lange afstandsconnecties tussen verschillende breinregio’s

  • corticocorticaal
  • thalamocortiaal
  • corticothalamisch
  • corticofugaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neural system

A

verzameling neural networks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Broadmann Area’s

A

52 veschillende cortexgebieden obv celarchitectuur (in beled gebracht met histologie) aangegeven met BAnr.
- BA 17 = V1 = striate cortex = primair visueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Neocortex

A

90% van alle cortex, reguliere gelaagdheid met 6 lagen

- laag IV = input, laag V = output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mesocortex

A

met name paralimbische cortex, heeft 3-6 lagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Allocortex

A

met name hippocampus en olfactoir, 1-4 lagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Corticale kolommen

A

verbindingen tussen hogere/lagere lagen binnen zelfde gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lobus frontalis

A

prefrontale cortex + motor cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Primaire motorcortex

A

precentrale gyrus; input uit premotorcortex, thalamus, cerebellum –> aansturing afdalende banen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Premotorcortex

A

motorische conrole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

supplementaire motorcortex

A

planning en sequencing van motoriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Heschl’s gyrus

A

gyrus temporalis superior; primaire auditieve cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Unimodale associatiecortex

A

secundaire gebieden volgens hiërarchie; processing van informatie die betrekking heeft op een specifieke modaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Multimodale associatiecortex

A

tertiaire gebieden volgens hiërarchie; = hogere orde associatie cortex, minst specifiek, processing van informatie die betrekking heeft op meerdere modaliteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Prefrontale cortex

A
  • DLPFC, VLPFC, MPFC, orbitofrontale cortex

- executieve functies; plannen, organiseren, gedrag reguleren en uitvoeren

17
Q

Lokalistisch perspectief

A

Specialistische delen die (groot-en-deels) individueel functioneren

  • structuren die STRUCTUREEL van elkaar verschillen hebben ook verschillende FUNCTIES
  • ondersteund door symptomen bij specifieke laesies
  • grondleggers:
    • Franz Jeseph Gall
    • John Hughlings Jackson
    • Paul Broca
18
Q

Holistisch perspectief

A

Gehele brein dat samenwerkt; gedrag van geheel ontstaat uit INTERACTIES tussen delen, geheel is NIET gelijk aan simpele som der delen

  • er zijn GEEN onafhankelijk functionerende gebiedjes
  • communicatie via witte stof banen
  • Marie-Jean-Pierre Flourens; wel enige grove functionaliteit scheiding (duiven)
  • Claude Bernard
19
Q

Frenologie

A

Palperen van bobbels op de schedel om iemands karakter af te leiden, gebaseerd op het idee van anatomische personologie

20
Q

Anatomische personologie

A

Wanneer een bepaalde breinfaculteit meer gebruikt wordt treedt er groei op –> zorgt voor bobbels op schedel –> je kunt op basis van anatomie dus iets zeggen over iemands persoonlijkheid

21
Q

Aggregate Field Theory

A

Holistische theorie van Flourens; geen specifieke locatie voor geheugen of cognitie –> hele brein doet mee aan gedrag

22
Q

Projectiebaan

A

witte stofbaan, cortex subcorticaal

23
Q

Homotopische commissuurbaan

A

kruisende witte stofbaan; verbinding tussen twee dezelfde gebiedjes in beide hemisferen

24
Q

Heterotopische commissuurbaan

A

kruisende witte stofbaan; verbinding tussen twee verschillende gebiedjes in beide hemisferen

25
Q

Associatiebaan

A

ipsilaterale witte stofbaan; projectie naar ander gebiedje in ZELFDE hemisfeer

26
Q

Functionele hiërarchie van Luria

A

complex gedrag is opgebouwd uit subcomponenten die geïntegreerd worden, volgens twee principes:

  • law of hierarchical structure
  • law of deminishing specificity
27
Q

Law of hierarchical structure

A

integratie van subcomponenten gaat via een seriële hiërarchie; top-down of bottum-up
- hiërarchie is ontstaan obv evolutie: primair = lagere orde –> tertiair = hogere orde

28
Q

Law of deminishing specificity

A

hoe hoger in de hiërarchie, hoe MINDER specifiek de codering van informatie

  • primaire gebieden heel specifiek: M1 codeert op niveau van 1 vinger, V1 voor specifieke locatie gezichtsveld
  • associatie gebieden weinig specifiek: SMA/PM coderen op niveau van bepaalde handeling, FFA op niveau bepaalde gezichten
29
Q

Small world architecture

A
  • veel korte lokale verbindingen, met enkele lange afstandsverbindingen
  • -> lokale efficiëntie (scheiding van functies) + snelle communicatie naar andere modules
30
Q

Structurele connectiviteit

A

= anatomische connectiviteit; gebieden zijn structureel met elkaar verbonden via witte stof
- beeldvorming: DTI

31
Q

Functionele connectiviteit

A

temporele correlaties tussen activiteit in verschillende gebieden
- beeldvorming: EEG (resting state connectivity)

32
Q

Effectieve connectiviteit

A

causale verband tussen activitiet in verschillende gebieden

33
Q

Diaschisis

A

Verlies van functionaliteit in bepaald gebied door veranderingen in connectiviteit met andere gebieden

34
Q

Neurorevalidatie

A

beïnvloeden van neurale circuits

  • aspecifiek: algehele fitheid, verrijkte omgeving
  • bottum-up: vanuit omgeving, specifieke sensorische en motorische stimulaties
  • top-down: vanuit instructie; inbeelding, aandacht richten
  • breinstimulatie: opheffen van inhibities (rTMS)
35
Q

Cognitie

A

process of knowing; bewustzijn, perceptie, redeneren

36
Q

Neuroscience

A

bestuderen van organisatie en functioneren van zenuwstelsel

37
Q

Neuron doctrine

A

Santiago Ramón y Cajal; zenuwstelsel bestaat uit losse neuronen, elektrische geleiding in 1 richting