College 3 Autisme aant + boek Flashcards
(36 cards)
Koelkastmoeder-theorie=
autisme gezien als product van een kille, afstandelijke en afwijzende moeder (theorie van Kanner). Nu weten we dat dit niet klopt, ASS heeft weinig te maken met opvoeding, de opvoeding kan enkel bevorderend zijn.
Autisme is…
een neurobiologische stoornis met vaak een genetische oorzaak. kan niet gediagnosticeerd worden met medische/neurobiologische tests. Diagnose obv klinische interviews + observatie gedrag
Het is een pervasieve ontwikkelingsstoornis; het gaat het kind niet alleen belemmeren op een aspect van de ontwikkeling, maar op heel veel aspecten en eigenlijk de gehele ontwikkeling
Etiologie autisme (risicofactoren):
- autisme is in hoge mate erfelijk (40-90%)
- perinatale complicaties
- hersenaandoeningen
- chromosale afwijkingen
- metabolisme stoornissen
- infectieziekten
- geslacht
- andere medische condities
Een normale ontwikkeling:
0 jaar: face-imitation, distress with the steel-face
1 jaar: joint attention, gaze following, pointing understanding, pointing production, self-recognition
2 jaar: first understanding of intention-in-action and desire-in-action, pretend play
3 jaar: understanding of desires, perception simple beliefs
4 jaar: understanding of false-belifs, intentions, constrasting desires
6-7 jaar: irony, jokes, metaphors
>7 jaar: information processing biases
Wanneer begint het - bij wie komt het voor:
- eerste 3 levensjaren, soms ook op basis of middelbare
- jongens > meisjes (4:1), verandert nu wel
- geen effect van etnische groep/ras en geen relatie met SES of levensstijl gezin
Hoofdkenmerken van gedrag:
- sociaal contact met andere mensen
- communicatie (verbaal/non-verbaal)
- gedrag en interesses
Cognitieve kenmerken van ASS
- theory of mind
- executief functioneren
- centrale coherentie
Theory of mind
hoe kinderen in staat zijn om de mentale toestand (wensen, emoties, gedachten) van andere mensen en zichzelf te begrijpen
Executief functioneren
korte termijn geheugen, hoe doen we dingen, hoe gaan we onze acties afmaken - hier hebben kinderen met autisme problemen mee, betreft presteren
Centrale coherentie
betreft informatie verwerken, geheel en specifiek. Normaal zijn wij gewend om informatie te verwerken in zijn geheel en niet specifiek. Kinderen met autisme kunnen in plaats van het geheel, heel specifiek kijken naar dingen. Voorbeeld: wij zien een getekend gezicht, kinderen met autisme een rondje met streepjes en stipjes.
4 vormen van autisme in DSM-4
- autisme
- syndroom van Asperger
- PDD-NOS
- Desintergratieve stoornis
Dit is nu samen in DSM-5
Autisme-spectrumstoornis, omdat het moeilijk te was specifiek te benoemen welke vorm een kind heeft. Als het kind niet specifiek ergens aan voldeed, werd het PDDNOD. Hierom werd het één benaming.
DSM-5
A. Sociale communicatie en interactie
B. Repetitief gedrag en specifieke interesses
A. Sociale communicatie en interactie
1) een tekort in sociale communicatie en interactie bestaat wanneer de sociale of emotionele wederkerigheid in het gedrag van het kind ten opzichte van anderen niet klopt in vergelijking met het gedrag van leeftijdgenoten
2) voorbeelden van een tekort in non-verbaal gedrag dat gebruikelijk is in de sociale omgang: het kind is opvallend zwak in contactneming met de ander; het komt niet of heel kort tot oogcontact; het begrijpt gebaren niet of verkeerd; het heeft zelf weinig gelaatsmimiek en het interpreteert gelaatsuitdrukking van anderen niet of verkeerd
3) tekorten in aangaan, onderhouden en begrijpen van relaties kunnen worden afgeleid uit onder andere: anders dan leeftijdsgenootjes past het kind zijn gedrag niet of met veel moeite aan bij de omstandigheden; het heeft moeite om deel te nemen in fantasiespel; het heeft moeite met vriendjes maken of het heeft geen merkbare belangstelling voor leeftijdsgenoten
B. Repetitief gedrag en specifieke interesses
- herhaling en stereotypie
- vasthouden aan routines en geritualiseerde gedragspatronen
- voorbeelden van gefixeerde en beperkte belanggstelling
- overmatige gevoeligheid voor verandering in de omgeving
Wanneer een diagnose volgens de criteria van DSM-5?
Sprake van een autistische stoornis bij 3 criteria van A en ten minste 2 van B
Niveau van ernst: 1 vereist steun
A. sociale communicatie en interactie - zonder steun merkbare beperkingen in sociale communicatie
B. repetitief gedrag en specifieke interesses - inflexibel gedrag en problemen met organisatie en planning veroorzaakt significante inferentie
Niveau van ernst: 2 vereist substantiële steun
A. sociale communicatie en interactie - beperking blijft zichtbaar, ook al is er ondersteuning
B. repetitief gedrag en specifieke interesses - inflexibel gedrag ook merkbaar voor derden en interfereert
Niveau van ernst: 3 vereist zeer substantiële steun
A. sociale communicatie en interactie - ernstige tekorten in sociale communicatie, leidt tot ernstige beperking in functioneren
B. repetitief gedrag en specifieke interesses - extreme moeite met verandering, interfereert op alle gebieden
Sociale camouflage – ‘’Putting on my best normal’’
(Hull et al. (2017))
- Kinderen met hoogfunctionerend autisme (gemiddeld tot hoog IQ)
vaker bij meisjes - Strategieën:
Maskeren/ Compenseren - Hoog niveau van stress
- Te laat of niet juiste diagnose
DSM-5: specificeren of…
> Zonder of met met intellectuele stoornis
Zonder of met taalstoornis
Zonder of met medische of genetische conditie of omgevingsfactor
Zonder of met andere ontwikkelings- of mentale/gedragsstoornis
Zonder of met catatonie (motorisch overmatig doelloos bewegen of juist onbeweeglijkheid)
Ongeveer 70% van de kinderen met ASS heeft tevens één van deze psychische stoornissen (bijkomende kenmerken) en 40% geeft twee andere psychische stoornissen.
(Tsai, 2000) extra symptomen autisme
- Gebrekkige aandacht en concentratie 60%
- Hyperactiviteit 40%
- Dwanghandelingen 16-86%
- Angsten 17-74%
- Stemmingsproblemen 9-44%
- Slaapproblemen 11%
- Zelfbeschadiging 24-43%
- Tics 8%
Differentiaaldiagnose
- doofheid (non verbale communicatie)
- hechtingsstoornis (opvoedingsgeschiedenis - communicatie en gedrag)
- schizofrenie en persoonlijkheidsstoornissen
(differentiaal diagnose is moeilijk)
Differentiaal diagnose met taalstoornis - taalstoornis
- repetitieve taalachterstand
- expressieve taalachterstand
- gebruik van niet-verbale taal
- goed symbolisch niveau
- geen stereotiep egdrag
- geen preoccupatieve interessen