College depressie en antidepressiva Flashcards

1
Q

Waarom werkt antidepressiva het best in volwassenen van 24-65 jaar?

A

Bij een deel van de ouderen is de respons minder goed, omdat ze symptomen hebben die gerelateerd zijn aan chronische comorbiditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen SSRI’s en TCA’s?

A

SSRI’s zijn die nieuwere antidepressiva en werken vrij specifiek op gebieden waar ze op moeten werken. TCA’s zijn de oudere antidepressiva, maar hebben bredere effecten op het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de monoamine hypothese?

A

Depressie wordt veroorzaakt door een algeheel laag gehalte aan monoaminen. Toenemende niveaus zouden depressie moeten verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste monoaminen? Welke is vooral laag bij depressie?

A

noradrenaline, serotonine en dopamine.

Vooral serotonine niet voldoende aanwezig dat mensen dan depressief worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de werking van klassieke antidepressiva?

A

Blokkeren de monoamine transporters, waardoor er meer neurotransporters waardoor er meer neurotransmitters in de synaps blijven. Verwacht wordt dat de symptomen verminderen, maar niet directe genezing aangezien receptor gevoeligheid verandert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de neurotransmitter receptor hypothese?

A

Depressie wordt veroorzaakt door upregulatie van receptoren. Lage monoaminespiegels in de synaps veroorzaken deze upregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de werking van antidepressiva?

A

zorgen voor downregulatie door het blokkeren van de presynaptische transporters. Hierdoor moet het neuron meer monoaminen aan gaan maken. Het duurt even voordat er een nieuw setpoint is en daardoor zou het vertraagde behandeleffect komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 2 hypotheses zijn er?

A
  • monoamine hypothese

- neurotransmitter receptor hypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de medicijnkracht?

A

samenspel tussen bindingsaffiniteit en ligand-werkzaamheid (agonist,antagonist)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe worden neurotransmitterlevels in de synapsspleet verminderd?

A
Presynaptisch:
- MAO
- heropname door hertransporter receptor
- autoreceptoren
Postsynaptisch:
- G-proteïne receptoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de precursor van noradrenaline?

A

tyrosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt noradrenaline gevormd?

A

gevormd van tyrosine, opgenomen in de cel door tyrocinetransporters, omgezet in dopa, omgezet in dopmamine, omgezet in noradrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noradrenaline werkt als rem op afgifte van welke andere neurotransmitter door te binden aan alfa2 receptoren?

A

serotonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noradrenaline werkt als versneller van de afgifte van welke neurotransmitter door te binden aan de alfa1 receptor?

A

serotonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de basiswerking van SSRI’s?

A

Werken op presynaptische axon terminal (SERT) en somatodendritische eindes (5HT1A autoreceptoren) waardoor verhoogde niveaus van serotonine aanwezig zijn in de synapsspleet –> downregulatie van receptoren zorgt voor minder bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly