CR1 en 2: col Flashcards
Frans
1
Q
het vliegtuig
A
l’avion
2
Q
de reisbus
A
l’autocar
3
Q
de boot
A
le bateau
4
Q
de helikopter
A
l’hélicoptère
5
Q
de metro
A
le métro
6
Q
de taxi
A
le taxi
7
Q
de hst
A
le TGV
8
Q
het openbaar vervoer
A
les transports en commun
9
Q
de fiets
A
le vélo/ la bicyclette
10
Q
het ongeval
A
l’accident
11
Q
de verkeersopstopping/ de fille
A
le bouchon/ l’embouteillage
12
Q
de (linker/ rechter) rijstrook
A
la bande (de gauche/ de droite)
13
Q
de dienstregeling
A
l’horaire
14
Q
de verkeersinformatie
A
l’info trafic
15
Q
het zebrapad
A
le passage pour piétons
16
Q
de vertraging
A
le retard
17
Q
het ticket
A
le ticket
18
Q
de werkzaamheden
A
les traveaux
19
Q
de boete
A
l’amende
20
Q
het verkeer
A
la circulation
21
Q
de aansluiting
A
la correspondance
22
Q
de omleiding
A
la déviation
23
Q
het benzinestation
A
la station - service
24
Q
de snelheid
A
la vitesse
25
omwille van
à cause de
26
ter hoogte van
à hauteur de
27
op tijd
à l'heure
28
in de richting van
en direction de
29
vastzitten
être coincé(e)/ bloqué(e)
30
pech hebben
(être) en panne
31
(te) laat zijn/ met vertraging aankomen
(être) en retard
32
vlot
fluide
33
vooruitgaan
avancer
34
veroorzaken
causer
35
veranderen (van)
changer (de)
36
besturen/ brengen (naar)
conduire (à)
37
afzetten
déposer
38
afstappen (van)
descendre (de)
39
binnengaan/ instappen (in)
entrer (dans)
40
(vol) tanken
faire le plein
41
parkeren
(se) garer
42
stappen
marcher
43
instappen (in)
monter dans
44
missen
rater
45
rijden
rouler
46
zich verplaatsen
se déplacer
47
oversteken
traverser
48