CVA praktijk Flashcards
(55 cards)
1
Q
doelen van positionering
A
- comfort
- alignement = alle gewrichten normaal tegenover elkaar
- altijd beginnen bij goede alignment romp & dan pas armen & benen
- symmetrie = nooit volledig verkrijgen maar streven
- stabiliteit = zwakke romp geeft vaak onstabiel gevoel - stimulatie
- aandacht voor lichaam = prikkelen & zien van hemiplegische zijde
- aandacht voor omgeving = neglect zodanig dat prikkeling aan neglect zijde - preventie van complicaties
- acute CVA nooit pijn = enkel door complicaties
- pijn preventie & reductie vb: schouderpijn
- decubitus
- contracturen
- afh van intensiteit parese - examen
- geen hoofdvraag
- attitude = bij alles doen
2
Q
keypints bij positionering
A
- bobath therapie
- central keypoint
- proxiale keypoints = schouder & bekken
- distal keypoints = polsen & enkels - gebruik
- positionering = proximale keypoint symmetrisch & geen dissociatie
- oefentherapie = distal keypoints zijn aangrijpingspunten
3
Q
ruglig
A
- controleren van rechtliggen patiënt
- bekkengrodel controleren = ligt vaak verkeerd
- schoudertoppen controleren - hoofd & schouderblad ondersteunen = protractie
- pols hoger dan elleboog & schouder
- geen zwelling
- op buik = voorkeur door visuele imput
–> ook faciliteren door arm boven deken
- op kussen
- pols niet in flexie liggen & vingers wel in flexie - knie
- enkels cussens voor hyperextensie
- kussens voor zwevende enkels is ook mogelijk - extra
- voeten = enkel spalken bij spitsvoeten
- nachtkastje & bel aan niet-hemiplegische zijde
- alle zijsteunen omhoog behalve aan voet van kant badkamer
4
Q
de heup in ruglig
A
- probleem
- paretisch been zal naar exorotatie draaien
- verkeerd stappatroon
- pijn door wondjes = laterale malleolus schuurt meer
- veel CVA met diabetes = nog trager genezen - therapie
- handdoek onder hemiplegische bekken
- knie & bekken zal naar binnen draaien
5
Q
zijlig op gezonde zijde
A
- controleren van rechtop liggen = geen kanteling tussen bekken & schouder
- hoofd = kussen
- gezonde arm = onderliggend
- armen niet knellen bij schouderretractie = lichte protractie
- arm op schouder kussen hoger dan lichaam & pols hoger dan elleboog - paretische arm
- niet achter lichaam afhangen = schouderpijn door tractie & geen visus
- niet voor lichaam afhangen = zwelling hand
- na rollen kan hand onder romp komen = extreme PF in pols die voor klachten zorgt
- hand op kussen voor gezichtveld licht gebogen - bekken
- niet gekanteld tov. schouders
- geen adductie van been = kussen tussen beide benen
- stappositie = onderste gestrekt & bovenste in lichte flexie
6
Q
zijlig op hemiplegische zijde
A
- patiënt ligt niet volledig op zij = steun op humeruskop vermijden
- eerst op zijlig liggen
- hand op schouder = schouderblad naar voor trekken
- kussen tegen rug voor niet terug te vallen - arm
- niet tegen romp = geen visus
- zelfde principes hand & pols - benen
- heup hemiplegisch been naar extensie brengen = compensatie voor vele zitten
- kussens tussen beide benen
7
Q
rolstoel
A
- remmen opzetten
- corrigeren van bekken
- vaak niet zien door kleren
- tilt corrigeren door leunen naar andere kant & met beide handen bekken
terug schuiven
- bekken naar voor gekanteld = klein kussen
- onderuitzakking corrigeren door leunen & aan knieen naar achter schuiven
–> tranfers 2e wervelzuil - controleren schoudertoppen
- arm
- tafeltje/kussen voor arm
- afhangen van arm = gevaar voor wielen
–> anti-slip of sling - knieen naar buiten
- voeten
- niet afhangend
- steun = betere rompstabiliteit
- dorsiflexie behouden
- voet nooit achter steuntje terechtkomen
- geen druk van bovenbeen x voetsteuntje
–> compressie kan tot perifere dropvoet leiden = correcte stoel
8
Q
voor & nadelen van verschillende houdingen
A
- ruglig
+ acuut geeft erg stabiel gevoel & bij anderen niet
- weinig aandacht met lichaam = vooral naar plafond kijken - zijlig op gezonde zijde
+ hemiplegische kan in gezichtveld = stimulatie voor meer gebruik
+ erg comfortabel
- minder functioneel = niks of minder kunnen doen met paretische arm
- onstabiel voelen
- gebruik van veel kussens die je in praktijk niet hebt - zijlig op hemiplegische zijde
+ sensorische stimulatie van hemiplegische zijde
- schouderpijn = niet uitvoeren indien aanwezig
9
Q
definitie van erst BL zwakte
A
- acuut < 7d post-stroke
- SAFE = schoulder abduction + finger extension MRC
- severe = 0-4
- moderate = 5-7
- mild > 7 - subacuut < 4,5m post-stroke
- Fughl-Meyer upper limb
- severe = 0-22
- moderate = 23-50
- mild > 50-66 - chronsich < 6m post-stroke
- Fughl-Meyer upper limb
- severe = 0-28
- moderate = 29-42
- mild > 43-66
10
Q
algemeen BL revalidatie
A
- testen
- kracht functie = MI motricity index
- selectieviteit functie = FMA Fughl-Meyer Assessment
- activiteit = FAT Frenchay Arm Test - prognose
- heel heterogeen
- geen negatieve houding door slechte kliniek - andere doelen = niet alleen goed functionerende arm
- geassisteerde arm bekomen
- functie tijdens evenwicht & gang
- lichaamsbeeld
- secundaire complicaties
11
Q
MI
A
- Motricity Index
- aller eerste wat je bij CVA patiënt doet
- in zit
- eerst verbaal uitleggen -> voortonen -> begeleiden
–> congitie mag niet belemmeren - score
- L/R vergelijken = eerst gezond
- score op 100 van BL & OL appart
- tests met & zonder weerstand + break-test - tests BL
- blokje van 2,5cm vasthouden tussen duim & wijsvinger = apparte score geving
- willekeurige flexie van elleboog tot volledige flexie
- schouderabductie van 0 tot 90° - tests OL
- willekeurige dorsiflexie
- willekeurige extensie van knie vanuit 90°
- willekeurige flexie heup vanuit 90° flexie
12
Q
FMA
A
- Fughl-Meyer Assessment
- van gecombineerde bewegingen naar dissociatie testen
- testen van selectiviteit
- 0 = geen beweging
- 1 = hij kan het deels
- 2 = hij kan het
- totale score op 66 - stadia schouder/elleboog
- stadium 1 = reflexen aanwezig
- stadium 2 = flexiesynergie & extensie-
- stadium 3 = afwijken van basissynergie
- stadium 4 = geisoleerde bewegingen
- stadium 5 = normale reflexen - therapie afh van score
- <19 = preventie van secundaire complicaties
- 19-47 = functionele armtraining van grijpen & rijken
- >47 = fijne motoriek training
13
Q
FAT
A
- Frenchay Arm Test
- 5 items met paretische hand
- 0 = kan niet
- 1 = kan wel - onderdelen
- meetlat stabiliseren met paretische arm & lijn langs trekken
- cilinder 30cm optillen & weer neerzetten
- uit een glas water drinken zonder morsen & weer neerztten
- wasknijper van pen halen & weer in bakje leggen
- haren kammen aan beide zijden van hoofd
14
Q
algemeen mobilisaties van BL
A
- uitgangshouding
- in lig
- in zit = moet goede proximale controle hebben - principes
- proximaal controleren & faciliteren vb: scapulohumeraal ritme
- proximaal beginnen behalve indien volledige contractuur
–> van distal uit losmaken
- snelheid ≈ spasticiteit dus traag bewegen - doelen
- pijn reductie
- ROM verbetering
- spasticiteit kortdurend verlagen = stretchen
- voorbereiden voor actieve oefentherapie
15
Q
mobilisatie van schouder
A
- probleem scapula
- minder spierwerking
- loskomen van thorax
- naar depressie zakken - scapulothoracaal
- beide armen op scapula = arm tussen armen controleren
- elevatie/depressie & protractie/reteactie
- kan ook zijlig - glenohumeraal
- arm vasthouden & scapula begeleiden
- vooral abductie, anteflexie & exorotatie door beperkingen
- bij hoge abductie & anteflexie exorotatie inbrengen
- bij exorotatie knie onder elleboog = anders teveel rek op anterior structuren - aandacht punten
- altijd in scapulaire vlak
- nooit tracties = schouder is al minder stabiel
16
Q
andere mobilisatie van BL
A
- elleboog = flexie-supinatie & extensie-pronatie
- pols
- DF/PF
- middenhandbeentjes naar oppositie & repositie
–> bolvormig maken is noodzakelijk voor grijpen - vingers = alles tegelijk & pols stabiliseren
17
Q
doelen oefentherapie BL
A
- progressie
- van proximaal naar distaal
- van erg geassisteerd werken naar volledig hands-off
- uiteindelijk weerstand tegen beweging geven - scapula
- scapula setting
- actieve protracties, elevaties, …
- activatie serratus anterior, upper & lower trap - schouder = exo-rotatoren
- elleboog = reiken
- biceps inhiberen
- triceps leren aanspannen - hand
- vinger flexoren & extensoren
- vooral extensoren zijn belangerijk = ook prognostisch
18
Q
voor & nadelen van ruglig & zit oefentherapie BL
A
- ruglig
+ veilige positie = verminderde romstabiliteit of acute fase
+ minder effect van zwaartekracht
+ goed alignement
+ sensorisch input = visus
- geen functionele positie
- vermindering van aandacht - zit
+ erg functioneel
+ rompstabiliteit = zitten zonder leunen maar noodzaak van goede houding
- stokoefeningen = veel endorotatie -> uiteinde vasthouden
19
Q
voor & nadelen van zijlig oefentherapie BL
A
- op hemiplegische zijde
- gefixeerde scapula
- distale bewegingen
- voor patiënten met slechte proximale stabiliteit - op gezonde zijde
- training van scapula
- hoge load van gewricht
- voor patiënten met goede proximale stabiliteit
20
Q
goede oefeningen in lig
A
- algemeen
- tikken tussen lichaamsdelen & voorwerpen
- pakken van voorwerpen - waterflesje = heel goed
- horen wanneer in knijpen = somatosensorische prikkels
- schudden
- waterpas brengen & houden
- fijne motoriek ivm dopje
21
Q
oefeningen in zit
A
- kracht koppels
- combinatie arm & romp = eerst moet arm bewegen
–> vaak andersom doen
- combinatie van anterior delt & triceps
- coördinatei van triceps & biceps = relaxatie
- uit patroon bewegen! - stoel
- tikken & terug
- kantelen op achterpoten = gecontroleerd terugzetten
- handdoek verschuiven over rugleuning
- voorwerp op zitvlak terwijl gekanteld = zo ver mogelijk kantelen dat net niet valt - andere
- hand over tafel wrijven
- handdoek manipuleren vb: opvouwen, samenknijpen, …
- kruimels samenvegen = denkbeeldig
22
Q
fijne motoriek
A
- algemeen
- verschillende handgrepen
- verschillende voorwerpen
- integreren met grove motoriek - oefeningen
- voorwerp oprapen & in juiste functionele houding plaatsen
- gieten met water = in glas of mond
- voorwerpen verplaatsen
23
Q
oefeningen in stand
A
- algemeen
- voldoende posturale controle
- werken in veilig vlak = 30-60° elevatie, lichte abductie & exorotatie
- trainen van functionele taken
- bilaterale armtraining van taken die ook bilateraal uitgevoerd worden
- activatie van kinetische keten - oefeningen
- voorwerpen kantelen
- tekenen aan bord of spelletjes = niet TE kinderachtig
- deuren = vaak probleem met automatisch achteruitstappen
- oefeningen met stok = veel functionele voorwerpen kunnen nadoen
24
Q
trainen met HSP
A
- hemiplegische schouder pijn tijdens rust
- negatief effect op slaap
- bang voor pijn
- negatieve invloed voor therapie - oefeningen voor acceptabel pijn niveau
- zwaartekracht niet op arm
- exorotatie
- veilig vlak trainen
25
trainen met neglect
1. trekken van aandacht = prikkels neglect kant
- uitleg = behalve eerste uitleg of niet begrijpen
- sensorische prikkelen = zelf over arm wrijven
- goede kant naar witte muut
- geluid maken met voorwerpen die hij moet zoeken
- voorwerpen met rode kleur
2. therapie
- moeite met ziekteinzicht
- weten dat ze links meer moeten gebruiken = vaak niet doen
- beste effect met effectief arm in oefening gebruiken
3. opbouw oefening
- van rechts naar links
- progressief
- begin met felle kleuren & geluid
- eindigen naar geen verschillen
3. compensaties
- weten om schuin te zitten
- weten om te scannen
26
training van sensoriek
1. belang
- koppeling van sensoriek nodig voor goede motoriek is noodzakelijk
- vooral proprioceptie
2. modaliteiten = met voorwerpen werken onder laken
- opp. tast = welke textuur, hard/zacht, …
- temperatuur bevragen = metaal of plastiek/hout
- pijn = scherpe kanten, randen of hoeken
- proprioceptie = grootte & vorm van object = voelen van afstanden & positie van vingers tov. elkaar
- sterognosie = welk voorwerp
3. oefeningen
- vragen om te beschrijven
- relatief = vergelijken met andere
--> geef me het warmste voorwerp
- indien niet lukken = voelen met visuele feedback & vragen herhalen
27
algemeen posturale controle
1. inhoud
- kunnen oriënteren tegenover Fz = Pusher-syndroom
- oprichten tegen Fz
- statische & dynamisch
- APA anticipatory posutral adjustments
- CPA compensatory posutral adjusments = enkel, heup & stap strategie
2. gebruik
- noodzakelijk voor alle functionele taken
- belangerijke voor onafhankelijkheid
2. verschil met evenwicht
- ook goede rompcontrole nodig
- ook visus, vestibulair & proprioceptie
28
TCT
1. trunc control test
- prognostisch voor stappen = TWIST op 6 & 12w
- TIS trunc impairment scale bestaat ook & is meer informaties
- 4 onderdelen
2. onderdelen
- rollen op hemiplegische zijde
- rollen op goede zijde
- rechtopzitten vanuit lig
- 30s rechtop blijven zitten
3. score op 100
- 0 = kan niet
- 12 = kan met compensatie = arm te gebruiken
- 25 = kan het
29
BBS
1. Berg Balance Scale
- 14 opdrachten
- elk van 0-4 quoteren
- 45+/54 punten = verhoogd valrisico
2. onderdelen in zit
- 2min normaal zitten
- rechtstaan = zoweinig leuning gebruiken
- neerzitten
- transfer stoel zonder leuningen -> stoel met leuningen
2. onderdelen stand
- 2min normaal staan
- blijven staan ogen toe
- blijven staan voeten toe
- blijven staan ogen toe & voeten toe
- 25cm naar voor kunnen reiken
- oprapen voorwerp net voor voeten
4. onderdelen beweging
- 2x overschouder kijken naar zelfde punt
- 2x 360° draaien in elke kant = elke draai in 4sec
- step-up van 20°
- ene voet voor de andere = kant kiezen
- unipodaal = kant kiezen
30
briding
1. nut
- nog niet mogen/kunnen zitten in acute fase
- rompactiviteit al meten/oefenen
- functioneel van belang voor verpleegkunde = aankleden, wassen, ...
- begin beweging voor rollen
2. spierwerking
- co-contractie buikspieren & glutei
- gefractioneerde beeging tussen heup & knie
- activatie van BL = ookal training van romp & serratus
31
progressie van bridging
1. begin positie
- gezond been heffen eerst
- begeleiden bij andere
- voeten vrij dicht tegen bekken
- blijven staan soms moeilijk = kousen uit & op zitten
2. eerste uitvoering
- hemiplegische been valt naar buiten = hier staan
- begeleiden = bekken opduwen & knie naar voor trekken
- tactiele stimulatie glutei & adominaal
2. progressie
- pauze op top positie
- uithouding = ballon onder bekken
--> elke keer zo groot mogelijk maken maar niet laten ontploffen
- bewegingen = armen, bekken & benen
- benen op bobath bal
- regressie = benen dichter bij bekken
32
transfer van ruglig naar zijlig algemeen
1. verschil kant rollen
- op hemiplegische zijde = makkelijker want gezonde zijde kunnen gebruiken
- ook opletten in acute fase = niet teveel belasten
--> opletten voor veel schouderpijn
2. nodig voor rollen
- dissociatie schouders & bekken
- schuine buikspieren
2. uitleg
- veel verbaal sturen = probeer mee te doen
- beginnen met stappen appart uitlegen
- daarna samenvoegen tot geheel
- begin = heel veel ondersteuning
- progressief afbouwen
3. oefenen
- vanaf 1 keer rollen kan je patiënt het niet
- vele keren herhalen & delen appart oefenen
33
transfer van ruglig naar zijlig stappenplan
over gezonde zijde rollen = moeilijker want hemiplegische zijde nodig voor beweging
1. hoofd draaien & opheffen naar kant
2. arm
- arm & schouderblad van andere kant opheffen
- indien arm geen functie = arm met goede zijde opheffen
3. draaien
- unilaterale bridge
- als niet lukken = gezonde zijde onderdoor steken & exorotatie doen
- proberen samen te bewegen
4. knie naar binnen laten vallen
over hemiplegische zijde = makkelijker door gezonde zijde gebruiken om beweging in te zetten
1. hemiplegische arm van lichaam weg op tafel
2. zelfde beweging als over gezonde = veel vlotter
34
transfer van lig naar zit
lig op gezonde zijde
1. van lig naar zijlig
2. benen plooien zodat onderbenen over tafel hangen
- indien mogelijk beide voeten op elkaar
- indien niet mogelijk = goede been ligt vanachter & trekt been mee
3. met hand opduwen op rafel
- romp stabiliteit gestoord
- faciliteren door druk aan bekken & zelfde schouder = romp samendrukken
- bij zit = arm op goede positie
lig op hemiplegische zijde
1. van lig naar zijlig
2. benen over rand tafel
3. rechtkomen door bovenste arm + aangedane arm
- tot elleboog steun komen
- van hieruit extensie elleboog tot volledige zit
- fasciliteren door hand onder schouderblad & onderarm begeleiden onder lichaam
35
transfer van zit naar rolstoel algemeen
1. plaatsing van stoel
- makkelijkste is stoel aan gezonde zijde = stap zetten & rest volgt
- stoel aan hemiparetische zijde is moeilijker = wel goed voor training
- indien stoel met arm leuning = arm laten zetten
2. soorten
- enkel indien voldoende coöperatie
- lage transfer = langzaam opschuiven
- enkel mogelijk zonder armleuning
- lage kracht in armen & romp
- hoge transfer = volledig rechtstaan
36
transfer van zit naar zit
lage transfer naar goede zijde
1. met knieën steunen tegen hemiplegische zijde = zorgen dat niet wegkan
2. hand opschuiven
3. leunen tegen therapeut naar voor
- hoofd aan andere kant van verplaatsing = patient moet kunnen kijken
- arm niet onder hemiplegische arm = bekken
- zorgen dat patient niet wegglijd = antislip, schoenen, blote voeten
4. oppakken & verschuiven
lage transfer naar slechte zijde
- stimuleren van voet opschuiven &
- arm opschuiven
hoge transfer
1. met knieën steungeven
2. zelfde handvatting patient rechtstaan
3. samen draaien
4. gaan zitten
37
transfer van zit naar stand moeilijkheden
1. minder steunname op hemiparetische zijde
- rechtstaan met been volledig ontspannen
- stimuleren door hemiparetische zijde meer naar achter zetten & andere meer naar voor = moeilijker om in te zetten
- manueel weight shift over hemiparetische zijde
2. flexor spasticiteit
- voeten moeten goed onder zitvlak kunnen = hoek < 90° in knie
- tippen komen van grond door kuit spasticiteit
- voorbereidende stretch
3. andere
- ergens aan rechttrekken = niet functioneel
- functioneel maken door rechtkomen van kussen = zetel
- combinatie met stoel naar achter schuiven = tafel
- sensorisch probleem = prikkelen op verschillende manieren als voorbereiding
- stabiliteit in stand
38
probleem romp naar flexie bij STS
1. oorzaken
- rompstabiliteit
- samenhang met schrik
2. appart kunnen inoefenen
- rijken/grijpen voor zich
- vaak met stoel = indien oefenwicht verliezen toch kunnen steunen
- rugleuning stoel kantelen
- bal naar voor rollen
39
transfer zit naar stand
1. STS uitvoeren = beoordeling hoe goed het is
2. goede romp & OL
- tactiele feedback tonen waar contractie moet zijn
- op qc & glutei
3. slechte romp & OL
- helpen zoals hoge transfer zit naar zit
- kan ook langs zijkant
- meehelpen is afh van behoefte
- bij stand mogelijk steunpunt voorzien
4. omgekeerde ook uitvoeren
40
houding in zit
1. houding corrigeren = vaak ook met spiegel
- vaak kyfose & kin naar onder -> oprichting & middelijn
- tactiele cues ook mogelijk
- vb: been achter lichaam -> vanaf voelen = slecht want doorgezakt
2. opbouwen tot enkele min statisch zitten = belangerijk voor oefeningen
3. oefeningen
- babbelen = dubbeltaak inbouwen
- armsteunwegnemen
- rondkijken = visuele fixatie wegnemen & externe verstoringen
- armbewegingen = heel veel verschillende soorten oefeningen
- been bewegingen ook mogelijk
41
selectieve bewegingen van romp in zit
1. algemeen
- vanuit schoudergordel of bekkengordel mogelijk
- bilateraal oefenen want romp is aan beide zeiden aangetast = bilaterale bezenuwing!!
- selectieve oefeningen ook in functionele activiteiten
1. flexie/extensie
- vooral extensie thoracaal & lumbaal
- referentiepunten op sternum & rug / bekken = vlakke handen
- later wegnemen & alleen moeten kunnen
2. rotatie
- thoracaal = tikken over middelijn & achter
- lumbaal = naar voor & achter schuiven
3. lateroflexie
- lumbaal = bekken opheffen
- aan contralateraal zitten voor niet om te vallen
& mee trekken aan bekken die omhoog komt
- normale evenwichts reactie = verlengen aan kant van gewicht
42
Pusher syndrome
algemeen
- enkel interne verticale is gestoord
- visuele gebruiken om terug recht te krijgen
- kunnen hier ook bewust van worden ≈ neglect
1. besef van schuinzitten door bepaalde cues
- spiegel
- druk op billen
- tactiel = probeer je van mij af te houden
2. naar middellijn proberen krijgen = actief
- reiken naar gezonde zijde
- overhellen naar andere kant tegen muur/iemand ander
- gezonde hand (handpalm naar boven of voorwerp in de hand) & been (van de grond) hoger houden = minder mogelijkheid tot duwen
3. oefeningen in middelijn = kan alles zijn
2. progressie
- overgang naar stand = komt vaak opnieuw terug = met zelfde technieken afbouwen
- stappen = zelfde
- transfers bijna altijd over hemiplegische zijde
43
Barthel Index
1. transfer items
- transfers
- traplopen
2. mobiliteit items
3. ADL items
- uiterlijke verzoring & wassen
- toiletgebruik
- eten
- aan & uitkleden
4. continentie items
- darmfunctie
- blaas functie
44
mobilisatie van OL
1. hemiplegische zijde
- aandacht naar toe richten
- langzit = kunnen meekijken
- kousen uit = sensoriek prikkelen
2. spasticiteit
- trage bewegingen
- niet enkel in gewricht werken maar ook spieren
- kortdurig verminderen = stretching
- vooral kuit
3. oefentherapie
- voorbereiding hier op
- korte mobilisatie = actief meer nuttig
- vb: spastiteit kuiten = voeten niet onder zitvlak bij STS
45
specifiek mobilisatie OL
1. mobilisatie heup
- extensoren met & zonder gebogen knie = gluteus & hamstrings
- flexoren in zijlig of met been afhangend
- adductoren = vaak samen met flexor spasticiteit
2. kuit
- meest uitgesproken
- gebogen & gestrekte knie
- lichte eversie inbouwen
46
oefeningen in ruglig
1. proximale stabilisatie
- knie statisch in bepaalde hoek houden
- combineren = met dorsiflexie
- variatie = voet verder/dichter
- beweging = tussen 2 handen tikken, tegen eigen knie
- progressie = houden met voet niet gesteund
- ruglig = veel heupflexie terwijl bij stappen dit niet het geval is
2. met beide knieën geplooid bal pakken & loslaten met knieën
3. spierkracht
- vanuit verschillende posities werken
- adductoren = knie naar buiten laten zakken tot hand & terug
- abductoren = knie naar buiten duwen tegen weerstand/theraband
- extensoren= bridging
- flexoren = voet naar grond tikken & terug = oefening in minder heupflexie = functioneler
- knie-extensoren & flexoren = voet naar beneden & van hieruit glijden op flow-in -> einde nog extra extensie
- voet
47
oefeningen in andere uitgangshoudingen
1. zijlig = meer activatie van abductoren
- been gesteund houden = minder functie van abductoren indien te zwaar
- heupflexie & knie extensie met weerstand
- delen van gangcyclus nabootsen
2. zit = heup in veel flexie = moeilijk voor heupoefeningen
3. buiklig = glutei & hamstrings
48
stappen post-cva
1. algemeen
- gemiddelde tijd = 50m ongeassisteerd na 6 dagen
- 75% kan onafhankelijk wandelen na 3m
- heel belangerijk voor onafhankelijkheid & grote motivatie = naar huis kunnen
2. factoren die tot vertrageling leiding
- ouder
- diabetes = perifere neuropathie
- grote CVA
- heamorrhagic CVA
- rechter CVA = neglect & perceptuele verstoring
49
kinematische heup & enkel aanpassingen van gangpatroon bij cva
1. elevatie van heup
- hitching
- lateroflexie van romp
- been voelt langer aan door gebrek aan triple flexion = vooral dorsiflexie
1. verminderde heup flexie bij initieel contact
- verkorting of spasticiteit heupextensoren
- verzwakking iliopsoas/rectus femoris
2. verminderde heup extensie bij terminale stance
- verkorting of spasticiteit heupflexoren
- verkorting of spasticiteit plantair flexoren
--> heup naar achter door geen dorsiflexie mogelijk
3. verminderde dorsiflexie
- initeel contact met foot flat
- verzwakte dorsiflexoren
- verkorting of spasticiteit van plantair flexoren
4. verminderde plantairflexie = verzwakking
50
kinematische knie aanpassingen van gangpatroon bij cva
1. meer knieflexie tijdens stand
- quadriceps verzwakking
- hamstrings verkorting
2. kniehyperextensie tijdens hele gang
- verminderde sensoriek = slotextensie voor veiligheid
- vroege PF activiteit
- verzwakking = slotextensie voor minder quadriceps contractie
- co-contractie = hamstrings verzwakt voor stabilisatie
51
steun fase oefeningen
1. probleem minder steun
- weight shifts van niet-hemiplegisch naar hemiplegisch
- spiegel voor patiënt zetten = sensorisch steunen voelen soms moeilijk
- mogelijk door hemiplegische knie zakken = met handen tactiele feedback
2. gewicht boven been houden
- proberen volhouden = oefening met arm of andere dubbeltaak
- overstrekken = knie lichtjes tegen hand therapeut/blokkussen
3. kort unipodaal stand
- noodzakelijk voor stand fase
- beginnen met hiel van de grond
- kleine pas naar voor & achter
- knie heffen
4. in schredestand = semi-squats
52
zwaai fase oefeningen
1. problemen
- actieve dorsiflexie door spasticiteit
- been is ontspannen tijdens zwaaifase
1. leren ontspannen
- hiel van grond heffen
- tactiele feedback voor goede ontspanning
- eerst niet-hemiplegisch -> hemiplegisch
- oefenen met andere been in flexie = functioneel voor begin zwaaifase
53
toepassen wandelen
1. begin
- analytisch
- elke fase van gang perfect maken
- begeleid tactiel & verbaal
- stap per stap
2. vervolg
- eens dit beet hebben
- stappen rond tafel = altijd steun in de buurt
3. einde
- stappen door gang
- progressief moeilijkere omgeving
- externe verstoringen inbrengen
- altijd stoel voorzien bij niet goed voelen
54
types ortheses voor wandelen
1. ortheses
- schelp aan voorzijde scheenbeen
- voet in 0-stand houden
- knie minder snel in extensie
- voetzool plooit = extra versterking van push-of
2. FES functional electrical stimulation
- dorsiflexie stimuleren tijdens swingfase
- voor perifere dropvoet
- duur & irritatie van huid
- moeilijk individueel in te stellen
55
algemeen examen
vragen heel breed zien
1. beginnen met voorbereidende mobilisatie
2. uitleg met sterkte begeleiding
3. progressief afbouwen
4. herhalingen laten uitvoeren