Dwarsleasie revalidatie Flashcards
(35 cards)
1
Q
initiële medische behandeling
A
- doelen
- middenstand van aangedane deel wervelkolom
- stabiel houden & decompressie geven van WZ
- secundaire neurologische schade voorkomen
- aandacht voor manipulaties - soorten spinale fracturen
- stabiel
- onstabiel
- quasi-stabiel
2
Q
fixeren van wervelzuil
A
- conservatieve behandeling
- langdurige immobilisatie = 10-13w
- cervicaal = repositie door halo-tractie
- hierna = progessief verticaliseren met orthesen, driepuntkorset & halskrachten - chirurgische indicaties
- neurologische uitval
- instabiele fracturen & verplaatste wervelstructuren
- acute druk - chirurgische behandeling
- fixatie van wervelkanaal
- binnen eerste 12u
- beter repositie = minder WZ-afwijkingen & snellere revalidatie (7-10d)
3
Q
algemeen acute fase
A
- doelen
- bewaken vitale parameters
- preventie complicaties
- voorbereiden revalidatie - wat
- ademhalingtherapie
- positionering
- mobiliseren
- actieve oefeningen
4
Q
ademhalingstherapie
A
- spirometrie
- vitale capaciteit bepalen
- bedreigd door hoogletsel = hoger als C4 = kunstmatige ademhaling - therapie
- buikband = hollere positie van diafragma met meer prestrech = krachtigere contractie
- geassisteerd ademen = balloneren
- ah-oefeningen
- hoesten
5
Q
mobilisatie in acute fase
A
- preventie
- contracturen & hypertonie
- decubitus
- atrofie
- onrechtstreek funcitonaliteit mogelijk maken - frequentie
- immobilisatie fase = 2x/d
- revalidatie fase = 1x/d
- chronische fase = 3x/w
6
Q
aandachtspunten bij mobilisaties
A
- algemeen
- 10-13w post letsel = contra-indicaties in letselregio
–> bij chirurgische fixatie minder probleem
- spierfunctie onderletsel motiveren = probeer mee te bewegen
- gevoelloosheid = aandacht voor eindgevoel
–> risico op NHO, fracturen & peesrupturen - hypertonie
- begin met minst tonische lidmaat
- van proximaal naar distaal werken
- omvatten aan beenderige punten = geen reflexen opwekken
- langzaam bewegen
- bij clonus = rek op pees wegnemen door verlengen & wachten - hypotonie
- graad 3 mobilisaties
- letten op eindgevoel = risico op luxatie
7
Q
mobilisatie van BL
A
- schouder
- eerst scapula
- dan glenohumeraal = add/abd, flexie & exorotatie
- opletten met kapselrekkingen = risico luxatie
- eerste 8w onder 80°
–> opbouwen met 10° per week - elleboog
- stretch van flexoren
- funcitonele mobilisatie = flexie/supinatie & extensie/pronatie
8
Q
mobilisatie vingers & duim
A
= afh van mogelijkheden
- actieve vingerflexie
- is of wordt mogelijk
- actief/geassisteerde mobilisatie
- alles mag gemobiliseerd worden - actieve dorsiflexie = tenodese greep
- geen gecombineerde pols- & vingerextensie
- in DF = MCP & IP naar flexie
- in PF = naar extensie
- geen mobilisatie duim = functionele sleutelgreep - geen actieve vingerflexie & geen dorsiflexie
- hand met spalken in functionele positie
- 30° DF, MCP & PIP 25°, 10° DIP & duim in abductie/oppositie
9
Q
mobilisatie OL
A
- heup flexie in eerste 8 weken
- fracturen tot T6 = volledig
- fracturen T7-T8 = tot 90° met gebogen kniën
- fracturen T9-10 = tot 45° met gebogen kniën
- fracturen T11 & lager = niet
–> indien pijngevoel bewaard = tot 45° zonder pijn
- post-operatief = 1 week na operatie volledig
- andere spieren op lengte houden - knie
- vermijden van flexiecontracturen
- patella enkel mobiliseren bij trauma - enkel = DF & eversie
- stretchen plantair flexoren met gebogen & gestrekte knie
- clonus = rek aanhouden
10
Q
oefentherapie
A
- oefentherapie
- atrofie voorkomen in acute fase
- functionaliteeit verbeteren
- krachtuithouding van behoude spieren = functioneel
- geen bewegingen eerste weken = isometrische oefeningen - standing = verder
11
Q
circulatie
A
- passief
- massage/effleurage
- mobilisatie
- standing
- warmte
- medicatie - actief
- kooi van rocher
- fiets
- hydrothrerapie - risico voor autonome dysreflexie
- foamrollers
- vibrax
- ES
- hydrotherapie
12
Q
functionele training
A
- algemeen
- einde van acute zorg
- oefenen voor balans & transfers
- herwinnen van mobiliteit - doel = zo hoog mogelijke zelfstandigheid
- optimaal gebruik van functies
- aanleren van complicaties
- afweging van haalbaar vs praktisch & efficiënt
13
Q
beïnvloedende factoren voor functionele training
A
- lichamelijk
- instabiel letsel = contra-indicatie
- zwaarlijvigheid & deconditionering
- leeftijd
- kracht BL
- armlengte
- spasticiteit
- mobiliteit & NHO - belemmerende factoren
- onvoldoende extensie = tricepsfunctie voor krukken, transfer & rolstoel
- te weinig rompflexie door verkorting hamstrings & fixatie materiaal
- verkorting heupen of knieën - pyschisch
- angst & motivatie
- leerbaarheid & verwerking
14
Q
stappen van functionele training
A
- voorwaarden
- stabiel letsel
- stabiele bloeddruk
- kracht voor transfers zijn aanwezig
- veilige omkadering
- motivatie - algemeen
- klassieke stappen
- stappen kunnen overgeslaan worden bij mogelijkheden
- evaluatie door FOD & FIM - opbouw
- staan & balans
- zit
- in lig verplaatsen
- in zit verplaatsen
- transfers in/uit rolstoel
- rolstoelbeheersing
- gaan
15
Q
standing
A
- progressie
- cirkelbed = bed waar continu houding veranderd
- standing-tafel = fixatie aan bed & kantelen
- sportraam - aandachtspunten
- standingtafel stabiliseren door hoger steunvlak
- geleidelijke verticalisatie = ofwel in hoek ofwel in duur
- alignement & fixatie van enkels, dijen, bekken & thorax
- risico voor OH
16
Q
balanstraining
A
- factoren die moeilijker maken = progressie
- kortzit is moeilijker als langzit
- geen persoon of opvang kussens
- geen steun met armen
- bewegingen met armen = symmetrisch is makkelijker als assymetrisch - doelen
- C2-4 = hoofdbalans in puppyhouding, langzit of kortzit
–> rolstoel met kinaansturing
- C5 = hoofdbalans in ruglig op ellebogen & zijlig
- C5-6 = zitbalans
17
Q
progressie van balans training
A
- langzit naar kortzit
- verkleinen van steunvlak
- rek van hamstings houd bekken stevig
–> genoeg lengte nodig om zonder handen te kunnen zitten
- tetraplegie of hoge paraplegie = kyfose dus LWP meer caudaal = erg instabiel
–> wel belangerijk voor ADL
- voorwaartse val van romp kan niet tegengehouden worden - gesteunde zit naar ongesteunde zit
- slot-exorotatie
- kyfose romp = zwaartepunt op heupen & weinig druk armen - kussens naar geen kussens = angst overwinnen
- symmetrische bewegingen naar assymetrische bewegingen = verplaatsing van LWP naar randen van steunvlak
18
Q
langzit
A
- balans
- met armsteun = slotexorotatie dus geen triceps nodig
- zonder armsteun = LZP binnen zitvlak
–> moeilijker maken door (as)symmetrische armbewegingen
- zoeken naar LOS limits of stability - functionele balanstraining
- verplaatsen van benen = grijpfunctie C6 nodig
–> zijwaarts & 1 been over andere
- opdrukken van schouders = C5-6
19
Q
push-ups
A
- doelen
- tonificatie arm- & schouderspieren
- voorbereiding tranfers
- preventie decubitus = zelf regelmatig kunnen verplaatsen - instructies
- langzit met handen naast bekken
- via schouder depressie opduwen
- progressie = blokken onder handen
20
Q
transfers in zit
A
- zijwaarts = C5-6
- armen in slotexo = 1 naast heup & 1 een beetje verder
- hoofd: naar kant kijken dat je wil gaan -> snelle rotatie naar “duwende” hand
- twist + schouder functie gebruiken voor propulsie - voorwaarts = C6
- zo ver mogelijk naar voor leunen
- afduwen door depressie van schouders - achterwaarts
- krachtige krachtige hoofd & schouderflexie
- schouderdepressie & anteflexie
21
Q
transfers van ruglig to zit
A
- van ruglig tot zit = C5-6
- naar zijlig
- kruipen naar benen
- arm met dorsiflexie functie achter knie haken
- optrekken & “duwen” met andere hand door anteflexie met biceps - van ruglig tot zit = C7-8
- wiebelen van kant naar kant
- armen naar achter gooien & ellebogen zetten
- opnieuw wiebelen
- handen zetten & dichter proberen plaatsen
22
Q
transfers in rug/buiklig
A
- van ruglig naar buiklig C6
- beide armen in anteflexie door biceps C5
- wiebelen van armen heen & weer = pectoralis, biceps, delts & serratus anterior
- rollen naar buiklig - van buiklig naar ruglig C6
- arm in flexie naast lichaam
- andere arm wiebelt + blik naar zwaaiende arm = naar zijlig
- arm in flexie duwt verder naar ruglig door abductie
- C7 = tricepsfunctie & omrollen - van buiklig naar ruglig methode 2 = ruglig tot zit
- puppyhouding
- kruipen zo dicht mogelijk naar knieën
- arm onder benen steken = trekken met biceps
- andere arm duwen = door anteflexie biceps in gesloten keten
23
Q
transfers in lig
A
- voorwaarst slepen in buiklig
- tot puppyhouding komen = C5 door ellebogen onder schouders te trekken
–> weight shifts om ellebogen te zetten
- ellebogen onder schouders & propulsie door hoofd voorwaarts = C5
- strekken armen = C7-8 - tot kruiphouding komen C7
- buiklig met benen gespreid
- ellebogen onder schouders
- opduwen
- propulsie van hoofd naar buik & duwen = knieën kunnen zetten
–> houding van belang voor transfer naar rolstoel
24
Q
tranfer van rolstoel naar tafel
A
- armen duwen tegen rugleuning = retractie & retroflexie
- flexie van hoofd & trekken armen = zitvlak naar voor
- benen op tafel leggen
- haakfunctie van C6 dorsiflexie
- 1 been op tafel & andere gekruisd hierover - opduwen vanuit schouders
- overschuiven op tafel
25
transfers van ongelijke hoogte
1. ongelijke hoogte = 10cm
- naar auto C6-8
- rolstoel in & uit auto C8
2. val vloer naar rolstoel
- theoretisch vanaf C8 maar goed vanaf T7
- naar beneden = voeten zijwaart met arm andere kant naar grond
- ophoog = handen & knieën steun -> opduwen bovenbenen tot zitsteun
--> 1 hand op gornd & 1 hand op zitsteun + zitvlak heffen
26
vallen
1. vallen
- zo ver mogelijk voorover leunen
- krukken weggooien & handen zetten
- in rompflexie naar voor stappen tot als bekken dropt
2. opstaan
- krukken positioneren = elleboog steun aan heup & poten naar craniaal
- afduwen van romp
- hoofdflexie -> rompflexie
- krukken nemen 1 per 1
27
algemeen rolstoeltraining
1. evalutatie
- FIM functionele imparment scale
- FOD functionele observatie schaal voor dwarsleasie
3. rompbalans & compensaties bepalen functionaliteit
- armbewegingen met LZP in steunvlak
- armbewegingen met LZP buiten steunvlak = gebruik rolstoel, omgeving & strapping
28
kenmerken van een goede rolstoel
1. algemeen
- goede stabiliteit = grote wielen achteraan & kleine vooraan
- aandrijfbaar met hoepels
- opvouwbaar & licht = tranfer door patiënt zelf vb: auto
- goede remmen
2. steunen
- anticubitus kussen onder stoel met breedte op maar
--> ruimte tussen benen maar minimaal = gemakkelijker door doorgangen
- minder rompfunctie = meer inclinatie van zitvlak
- voet & armsteunen = wegneembaar
- rugleuning = hoogte bepaald stabiliteit
- actieve rolstoel = lage rugleuning met vlakzitvlak
29
oefeningen voor rolstoelbeheerseing
1. voorbereidende oefeningen
- evenwicht door romp & armbewegingen
- aanleren van push-ups & drukverminderende technieken
--> regelmatig anders zitten in rolstoel
2. romp & armbewegingen
- arm zijwaarts of voorwaarts = klemmen rond arm of rugsteun
- romp voorwaarts = klemmen rond rugsteun
--> combinatie met vorige = oprapen van de grond mogelijk
- romprotatie = klemmen rond rugsteun
3. funcitonele oefeningen
- gebruik van remmen = voetsteunen & zijsteunen
- rijden
- draaien
- hellingen & rolstrap
- drempels & balanceren op achterwielen = neerwaartse helling
- tranfers & deuren
30
randvoorwaarden voor steppen
1. lichamelijk
- consolidatie van letsel
- geen OH = dagelijkse progressies
- kracht in armen, vingers & romp
- doelstelinngen afh van pmDL = ASIA A
--> ookal zal wandelen niet meer kunnen is staan een goede oefening
2. hulpmiddelen = progressie
- brug
- loopkader
- rollator
- driepikkel
- krukken
- wandelstok
4. orthesen
- steunen van instabiele gewrichten
- EVO enkels-voet-orthese
- KEVO knie-EVO
- HKEVO heup-KEVO
31
voordelen van staan
1. verminderd risico op
- decubitus
- flexiecontracturen
- spasticiteit
- hypotensie
- tromboses
2. training
- verbeteren osteoporose
- nier & blaasaadoeningen = urine afvloei in verticale stand
- darmproblematiek = betere peristaltiek
- deconditionering = conditie trainen
32
opstaan
1. nodige ortheses aandoen in zit
2. romp naar voor leunen
3. met armen afduwen
- krukken breed = stabiliteit
- benen gestrekt voor zich = volledige extensie door orthese
4. wandelen
- hoge rug & nek spieren aanspannen = bekken naar voor duwen
- door lig. aan heup stabiliteit = kan blijven staan op "typische houding"
33
stappen
1. shuffle-gait
- functie = arm & hoge romp spieren
- met armen krukken voorwaarst
- benen worden bij getrokken ≈ typische houding
- niet functioneel
2. swing to/through gait
- functie = buik en/of lendenspieren
- swing to = hoger letsel of ouderen
- swing through = lager letsel & kan effectief functioneel zijn
4. 4-tellen gang
- functie = T12 quadratus lumborum zonder heupbuigers
- arm L - been R - arm R - been L
- aandacht voor LZP verplaatsing
4. 2-tellengang
- functie = L1-2 of lager: heupbuigers
- arm L + been R - arm R + been L
34
trappen
good to heaven, bad to hell
1. trap op
- beste been eerst
- adh van arm + leuning + kruk optrekken
- heupflexoren is minimum
- opduwen voor been te plaatsen is bijna onmogelijk
2. trap af
- slechte been eerst
- goede been achteraan remt beweging af
35
andere therapeutische invalshoeken
1. circuittraining
2. loopbandtraining
- robotic gaith
- ophangtraining
3. sport
- berkelbike
- tennis & basket
- skiën
4. omgevingsondersteuning
5. comfort therapie = massage