Neuroplasticiteit Flashcards

(53 cards)

1
Q

algemene functie van neurologisch stelsel

A
  1. sensorische input
    - informatie verzameling
    - veranderingen binnen & buiten lichaam regristeren
    - permanent overbeladen
    - enkel waarnemen door aandacht
  2. integratie
    - thalamus
    - input verwerken & interpreteren
    - beslissen op acties noodzakelijk zijn
    - andere informatie wordt onthouden
    - rest van informatie wordt niks mee gedaan
  3. motorisch output
    - spieren of klieren
    - niet altijd prikkels voor actie nodig = zelfstandige beslissingen
    - continu tijdens actie ook sensoriek nodig = sensorimotirsch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

basis notie van verschillende zones

A
  1. frontale kwab
    - primaire motorische cortex = precentrale gyrus
    - concentratie
    - verbale communicatie
    - persoonlijkheid
    - beslissingen & planning
  2. parietale kwab
    - primaire sensorische cortex = postcentrale gyrus
    - begrijpen van taal
  3. occipitale kwab = primaire visuele cortex
  4. temporale kwab
    - sensorische input begrijpen & onthouden
    - begrijpen van spraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

basisnotie van andere structuren

A
  1. herstenstam
    - ademen
    - slikken
    - hartfrequentie
  2. cerebellum
    - coördinatie
    - evenwicht
    - herinneringen van geleerde motorische patronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

niet-aangeboren letsel

A
  1. niet-progressief
    - acuut bij kort durende gebeurtenis
    - voor de rest stabiel
    - trauma
    - acute toxiciteit & infexties
    - CVA & O2-tekort
    - metabole abnormaliteiten
  2. progressief
    - degneratief
    - neoplastisch
    - chronische infecties
    - ontwikkelingsgebonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

algemeen herstel

A
  1. types
    - bijna iedereen verbetert na letsel
    - geen structureel herstel
    - wel functionele verbetering
    - door structurele reorganisatie
  2. verloop
    - prognose voor iedereen verschillend
    - heterogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geschiedenis van plasticiteit

A
  1. geen plasticiteit
    - 2500vc tot 100j geleden
    - geen behandeling van cva patiënten
    - sterven door complicaties
    - veranderingen = afname van shockfase
  2. reden
    - onbegrip van microstructuur neuronen
    - 10 biljoen corticale cellen
    - 60 triljoen synapsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ouderwetse visie op neuroplasticiteit

A
  1. beter begrip
    - transcraniale magnetische stimulatie
    - histochemische technieken
    - functionele beeldvorming
  2. kliniek
    - jaren 80
    - slechte verwachtingen aan patiënt geven
    –> self-fulfilling prophecy
  3. huidige visie = positiever klimaar
    - zolang neuronen & synapsen aanwezig zijn = herleren mogelijk
    - heel veel variatie
    –> when you have seen 1 stroke patiënt, you have seen 1 stroke patient
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

eerste inzichten in plasticiteit

A
  1. in kaart brengen van macrostructuur = lokalistische concepten
    - fysieke kenmerken van uiterlijk ≈ hersenen
    - vb: grote frontale kwab = uitpuilende ogen
    - broca = focaal letsel bij patiënt met spraak gebrek
    - hersenen stimuleren bij wakkere patiënten
    –> pamfiel = homunculus sensoricus
  2. begin plasticiteit
    - neuronen in zwart kleuren
    - verandering in zenuwweefsel zien bij laesies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

algemeen neurologisch letsel

A
  1. locatie van letsel
    - normale MSS = letsel aan actie-component
    - neuro = volledige desorganisatie van epicentrum van alles
  2. onderdelen
    - veel onderdelen = motoriek, sensoriek, spraak, …
    - onderdeel verbeteren = verbeteren per discipline
    - terug zetten bij stabilisatie van revalidatie
    - alle verschillende onderdelen samen > som van alle onderdelen
  3. motoriek
    - meer dan anlytische contracties
    - interactie van motoriek, perceptie & cognitei
    - vormt vloeiende bewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

neurologisch herstel model

A
  1. flexibiliteit
    - mate van alledaagse problemen te kunnen oplossen
    - iedereen heeft eigen regelruimte
    - bij letsel = revalidatie potentieel
    - motorisch, mentaal, cognitief, …
  2. exploitatie
    - revalidatie potentieel niet kunnen veranderen
    - maximaal gebruik maken van revalidatie potentieel
  3. adaptatie
    - reorganisatie van restfenomeen = niet-wegregelbaar
    - bij iedereen verschillend ookal zelfde letsel ≠ uniform
    - door nature & nurture
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

plasticiteit & ontwikkeling

A
  1. iedereen verschillend, zelfde organisatie
    - uiterlijk & gedrag erg verschillend
    - gelijkaardige patronen van sensoriek & motoriek vb: homunculus
  2. verklaring
    - genoom = 20.000 = te weinig voor alle cellen te coderen
    - context gebonden groei = op bepaalde momenten genen aan & uit zetten
    - processen activeren voor bepaalde genen aan & uit te zetten
  3. nuances
    - verschillen in netwerken al sinds baarmoeder
    - eet & gedragsgewoonten van moeder
    - later = alle aspecten van opvoeding hebben invloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

synaptische pruning

A
  1. verloop van netwerk
    - toename van verbindingen tot 2j
    –> meer als volwassene
    - afname van netwerken = pruning
  2. pruning
    - netwerken aanleggen voor heel veel verschillende acties/handelingen
    - die dat niet gebruikt worden weghalen
    - energie & voeding besparing
  3. gevolg
    - jong = veel mogelijkheden van ontplooing bij voldoende voeding
    - ouder = minder plasticiteit maar verdwijnt niet volledig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

onderzoek naar corticale neuroplasticiteit

A
  1. corticale mapping
    - homunculus sensoricus
    - sensoriek gebieden projecteren op hersenen
  2. experiment
    - 2 dezelfde vingers voor 1-2u stimuleren
    - corticale gebieden voor deze vingers wordt groter
    - leidt tot fijnere aansturing & corticale mapping
    - gelijkaardig voorbeeld = grotere corticale mapping bij voorkeurspootje
  3. onderdelen plasticiteit
    - anatomische veranderingen = vorig voorbeeld
    - verandering van effectiviteit & intensiteit = PTP post-tetanische potentiatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

actiepotentialen

A
  1. dendrieten
    - verschillende receptoren voor glutamaat = exciterende neurotransmitter
    - AMPA
    - NMDA
    - mGlu
  2. prikkeling
    - bij vrijstelling zal niet elke receptor reageren
    - afh van dosis & frequentie
    - vooral AMPA zal reageren
    - gevolg = actiepotentiaal post-synpatisch = synaps-sterkte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

PTP

A
  1. summatie
    - hoog frequentieel prikkelen
    - temporeel = van zelfde presynaptische neuron
    - spatieel = convergeren van meerdere neuronen
    - ook NMDA & mGlu zal reageren
    - hoger actiepontentiaal = tetaniserend effect
  2. PTP post-tetanische potentiation
    - normale basis prikkel na hoog frequentieel prikkelen
    - zal hogere actiepotentiaal geven
    - kort durende vooruitgang van training
    - synoniem = early fase van LTP
    - eerste 60min
  3. LTP long term potentiation = late fase
    - voortdurent blijven prikkelen
    - PTP effect wordt langduriger = meer structureel
    - ook met inhibitorische stimuli = LTD depression
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

histochemische werking

A

verloop
1. impuls door presynaptische neuron
2. glutamaat komt vrij
- instroom van Na+ door AMPA = depolarisatie
- nog geen doorlating bij NMDA = magnesium-blokkade

LTP
1. hoog frequentiele impuls
2. veel glutamaat komt vrij
3. grotere instroom van Na+ door AMPA langer openstaan
4. grote depolarisatie
5. magnesium-blokkade in NMDA verdwijnt = elektrostatische repulsie
6. Ca2+ instroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gevolg van Ca2+ vrijgave

A
  1. invloed calcium op PTP = early fase
    - binden op eiwit
    - nieuwe AMPA-receptoren post-synatpisch
    - gevolg = gevoeliger worden voor glutamaat
  2. invloed van calcium op LTP = late fase
    - door hoge concentratie Ca voor lange tijd
    - veranderde genexpressie
    - nieuwe proteïnen worden aangemaakt
    - AMPA-receptoren & groeifactoren worden gemaak
    - groeifractoren zorgen voor nieuwe synapsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

effect van letsel op neuronen

A
  1. directe schade
    - donkere zone met geen activiteit
    - umbra = shaduw zone
    - aangetast weefsel
  2. indirecte schade
    - gedaalde activiteit
    - penumbra = halfschaduw zone
    - potientieel kwetsbare zone
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

oorzaken van penumbra zone

A
  1. cerebrovasculair
    - centraal oedeem
    - verstroorde circulatie
    - cerebrospinale vochtbalans
  2. neurogeen
    - afwijkend metabolisme = imuuncellen
    - spontane ontladingen
    - transneurale degeneratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

centraal oedeem

A
  1. algemeen
    - cytoxisch cerebraal oedeem = opstapeling van intracellulair vocht
    - vasogeen oedeem = lekkage van eiwitten & vloeistof door schade bloedvaten
    - lokaal of op afstand = functionele depressie in onaagetast weefsel
  2. risico
    - geen mogelijkheid tot uitzetting in schedel
    - neuronale/axiale compressie = functie verlies
    - bij langdurig = geen herstel meer mogelijk
  3. therapie
    - niet te hoge belasting van zone in eerste dagen
    - mogelijkheid door nog verdere uitzetting
    - soms kunstmatig in coma houden
    - vb: sporters = overmatig piekeren over toekomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

transneuronale degeneratie

A
  1. algemeen
    - morfologie van neuronen is gekoppeld aan input & output
    - anterograde uitbreiding = neuronen achter zenuwen worden niet meer geprikkeld & sterven af
    - retrograde uitbreiding = neuronen voor zenuwen hebben geen functie meer & sterven af
    - beide komen samen voor = transneurale degeneratie
    - meer bij gesloten netwerk
  2. therapie
    - maximaal prikkelen van resternde input mogelijkheden
    - degeneratie minimaliseren
    - acute fase = afwegen met oedeem te verergeren
    - bij negatieve reacties op prikkels = langzaam opbouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

diaschisis

A
  1. cerebrale shockfase
    - tijdelijke functie-onderbreking op afstand
    - kan zelf tot andere hersenhelft
    - klinisch beeld is veel groter dan stoornis
  2. neuronale reactivatie
    - PET toont aan dat bloed circulatie herstelt
    - binnen enkele weken zal klinisch beeld zich herstellen = niet bij chronische aandoeningen
    - overblijven van residuletsel
    - soms blijft diachisis hangen
23
Q

reactivatie van diachisis

A
  1. bevordering van reactivatie
    - spontaan & geïnduceerd herstel door denervatie-overgevoeligheid & sprouting
    - amfetamines
    - oefentherapie van zones die structureel gekoppeld zijn
    - sensorische prikkelingen = krachtige afferente stimulatie
  2. effecten van revalidatie
    - maar kleine bijdrage van reactivatie
    - alle kleine beetjes helpen
24
Q

denervatie hypersensitiviteit

A
  1. deviante-vorm
    - bij beschadige neuron = massale vrijstelling van neurotransmitters
    - geen effect zichtbaar door cerebrale shockfase op dit moment
    - soms extreem schudden
  2. non-deviante vorm
    - verhoogde aantal receptoren & lagere drempelwaarde
    - door verminderde prikkeling
    - cel maakt zichzelf gevoeliger voor ENIGE neurotransmitter die nog doorkomt
    - samen werken met collaterale sprouting
  3. negatieve gevolgen van non-deviante vorm
    - hyperactieve nociceptie
    - hyperactieve peesreflexen & verhoogde resistentie bij passieve bewegingen
    - spasmen & clonus
25
synaptogenese
1. collaterale sprouting - zijtakken van intacte axonen - aspecifieke reactieve synaptogense - bij toevallig contact = gerichte axonen vormen met nieuwe connecties 2. eigenschappen van sprouting - komt ook voor zonder letsel - bij letsel extra facilitatie - permanent proces maar met optimaal venster - opgestart al vanaf eerste minuten 3. optimaliseren van synaptogense - optimale sturing niet duidelijk - activeren van lichaamssegmenten die stoornissen vertonen - intensief & repetitief
26
foutlopen van synaptogenese & denervatie hypersensitiviteit
= linken met cellen die ander doel hadden 1. syndroom van Frey - na partiële speekselklierresectie - cellen voor perifere zweetklieren - linken met speekselklier zenuwrestanten 2. gevolg - eten = speekselproductie - automatisch ook zweten in kaakregio
27
demaskering van stille synapsen
1. inhoud - dominant systeem valt uit - activatie van latente systemen - vb: normaal gyrus precentralis voor motoriek -> overname door andere regio's 2. bevordering - medicatie vb: amfetamines - bewegingstherapie 3. voorbeeld - braille lezen - occipitale schors die niet meer geprikkeld wordt --> wordt actief door prikkels van vinger
28
regeneratie van het zenuwstelsel
1. voorwaarden - in perifere ZS - niet traumatisch = ander littekenweefsel dat voor blokkade zal zorgen 2. eigenschappen - met 1mm per dag - minder grote kwaliteit - bij grotere afstanden = minder kans op opnieuw te vormen 3. mechanisme - zenuwuitloper door overblijvende myeline schede - neurogenese vanuit stamcellen - geen contact mogelijk = vorming van zenuwknoop
29
angiogenese
1. lage O2 spanning of oefentherapie 2. angiogenese 3. herbevloeiing 4. verminderd effect van ischemie 5. positief effect op anti-coagulantia & reduceren van stollingsfactoren
30
algemeen corticale remapping
1. voorbeelden - occipitale lobus bij blinde - n. medianus grotere zone door meer prikkels op handpalm --> letsel = zone wordt kleiner 2. eigenschappen - gebeurd voordurent ook zonder letsel = remapping afh van input & use - remapping het makkelijkst binnen zelfde modaliteit - cross-modale plasticiteit = ook over andere modaliteiten - overname door elk mogelijk hersengebied dat functioneel contact heeft --> meestal, maar niet altijd dichtbij gelegen zones 4. overname - andere banen = rerouting - andere gebieden in zelfde hemisfeer - andere hemisfeer = vooral na taal - andere niveau's = basale kernen & cerebellum
31
remapping perifeer letsel
1. na perifeer letsel - n. medianus = grotere zone want palmair meer geprikkeld - letsel = zone verkleind & wordt overgenomen door n. radalis 2. herwinnen van mogelijkheid - bij regeneratie van zenuw zal zone trager/niet hernomen worden - door verhoogde reactiveringsmogelijkheid 3. mechanisme - niet alleen overname maar ook vorming van nieuwe verbindingen - vanuit centraal zijtakken ontwikkelen naar ruggenmerg & hersenstam dat niet meer gebruikt wordt - vb: corticale stimulatie = ispilateraal grotere protentialen van spieren proximaal van letsel
32
tijdsduur remapping
1. korte termijn - letsel zenuw = inname enkel mogelijk door omliggende zenuw - afstand van 1mm - door demaskering van functionele verbindingen = verhoogde reactiveringsmogelijkheid - letsel van beide zenuwen = geen zenuwen op grotere afstand die kunnen overnemen 2. lange termijn - volledige zone kan worden overgenomen - afstand meer dan 1cm - vorming van nieuwe verbindingen in gebied - ook reorganisatie naar herstenstam & ruggenmerg - grotere inname van sensorische gebieden & grotere potentialen bij spieren
33
remapping centraal letsel
1. na centraal letsel - cortex gebied voor 1 van vingers valt uit - nabije cortex pakt over = normaal gezicht 2. korte termijn mechansime - leasie van aangezicht zenuw - minuten hierna activiteit in motorische cortex voor voorpoot - te snel voor collaterale sprouting 3. verklaringen - aanwezigheid van zwakke & niet functionele verbindingen die gedemaskeerd worden - reciproke inhibitie valt weg = desinhibitie - normaal voortdurend feedback = denervatie-overgevoeligheid - collaterale sprouting op lange termijn
34
verwarrendheid bij beeldvorming na letsel
1. plaats van leasie - heterogeniteit van letsels - grootte van letsel 2. taak - activatie van funcitoneel netwerk - sterk verschillend bij gelijkaardige taken 2. pre-extinctie - netwerk eigenschappen zijn heterogeen - bepaald door welke vaardigheden iemand goed kan - vb: fluitinstrument = koppeling van tong & vingerbewegingen die bij andere niet zal voorkomen
35
bijdrage van ipsilaterale banen in functieherstel
= heel belangerijke rol 1. hemisectie bij niet-traceerbare epilepsie - geen significante hemiplegie - jaren voordien al tijd voor banen te vormen door slechte hemisfeer 2. herstel van spontane parese - met duim verschillende vingers van zelfde hand aan te raken - regionale doorbloeding meten - zowel contra- als ipsilaterale motorische gebieden verhoogde doorbloeding --> enkel contra bi jgezond
36
trainingseffect op coritcale reorganisatie
1. studie met snorharen - verwijderen van snorharen = vergroten van coritcale velden van overblijvende --> toegenomen collaterale inhibitie = andere snorharen onderdrukken - overprikkeling 1 snorhaar = inkrimping - dosis-respons-relatie = normaal verdeeld 1. apen - naar voedsel grijpen - enkel door middelvinger = groter dan normaal - enkel door vingers OF enkel door voorarm --> overname van functie die niet getraind werd 2. reversibiliteit - veranderingein zijn progressief & reversibel - niet volledig reversibel - corticale veranderingen blijven vrijlang stabiel
37
wetmatigheden in PZS
1. anatomisch regeneratievermogen - veel groter dan centraal - re-innervatie = herstel van oorspronkelijke verbinding - collaterale innervatie = opvangmechanisme 2. beter herstel van fylogenetisch oudere functies - dunne > dikke vezels - waarschuwende sensibiliteit = pijn & temp > gnostische sensibiliteit - axiale & grove > fijne & bewuste motiriek - autonoom > somatisch 3. vollediger herstel bij meer distaal letsel
38
collaterale innervatie van perifeer herstel
1. collaterale innervatie = sprouting - innervatie van aangrenzende huidgebiedjes & spiervezels - vertakking naar gedenerveerd gebied - vanuit nature al grote overlap tussen zones 2. denervatie-overgevoeligheid = supersensitivity - hele spiermemebraan wordt acethylcholine gevoelig - collaterale innervaties worden meer succesvol - bij succesvolle verbinding = overgevoeligheid daalt weer
39
andere mechanismen van perifeer zenuwherstel
1. veranderingen van cellichamen - spinale ganglion, motorische voorhoorn, ... - activatie van neuronkern - informatieverwerking wordt stopgezet - eiwitsynthese ingang = axongroei 2. gliacellen - facofyteren van myeline schede - nieuwe schedes vormen wanneer axon is ingegroeid 3. andere - directe re-innervatie = vanuit proximale axon - activering van axoplasmastroom & neurotrofische factoren
40
spectrum van sensibiliteit uitval net na leasie
1. centraal = anesthesie 2. drukgrens 3. drukpijn 4. prikgrens 5. pijn door prik, koude & hitte = vitale sensibiliteit 6. aanrakingsgrens 7. hyperesthesie voor aanraking 8. grens met normale
41
verloop van sensibel letsel
1. direct na leasie - volledige opheffing van alle gevoels modalideiten - dikke A-vezels = minder overlap --> tastzin is groter gebied dat gestoord is 2. collaterale sprouting dunne vezels - dunne zijn sneller = overheersen met hypersensitiviteit - gebied van totale uitval wordt kleiner - dikke zijn later = balans hersteld & verdwijnen van hypersensitiveit 3. re-innervatie van proximaal - weeral sneller voor dunne - opnieuw overgevoeligheid - later hersteld het zich weer met dikke --> wisselwerking van overgevoeligheid in vroeg stadium is goed teken
42
sensibel herstel bij grote leasies
1. algemeen - maanden tot herstel - vitale sensibiliteit herstelt adequaat --> autonoom herstelt parallel met pijnzin - gnostische sensibiltieit blijft defect 2. syptomen - onnauwkeurigheid in tijd & plaats - missensaties = uitstralingen - synethesieën = verwarring tussen modaliteiten - allesthesie = op andere plaats voelen
43
faciliteren van herstel zenuwdoorsnede
1. chirurgisch herstel - beide uiteinden sutureren - niet mogelijk bij uitrafeling = delen afknippen --> verkorting - machetten tussen beide uiteindes = facilitatie vor hergroeiing 2. effecten - potentieel zonder garantie - herstel verloopt moeilijk 3. complicatie - onvoldoende gebruik zenuw - ongemakken van idmaat = pijn & koude gevoel - soms vraag naar lidmaat amputatie
44
herstel van spierinnervatie
1. grotere motor units - minder nauwkeurige functie - fasciculaties door spontane activiteit van collaterale innervatie - gaint potentials op EMG 2. type-grouping - meer type I neurogene vezels die sprouten & contact maken - re-innervatie ookal maken ze contact met type II spiervezels - shift naar hybdride type I vezel - vorming van mozaïk lappen van zelfde types 3. herstel op I/T-curves - hogere intensiteiten nodig voor gedenerveerde spiervezels - knik in curve = partiëel gedenerveerd - goede prognose
45
beperkte overdracht van onderzoeken
1. oorzaken - onderzoek vooral op proefdieren --> geen automatische extrapolatie naar mensen - niet weten hoe deze principes door oefenetherapie het best uitgelokt worden 2. types van revalidatie - restitutie = teruggeven = effectoren teruggebruiken op zelfde manier als voordien - subsitutie = effectoren gebruiken maar op andere manier als voordien - compensatie = andere beweging met andere effectoren & hulpmiddelen 3. nadelen centraal - geen regeneratie - geen littekenweefsel - geen “spare-parts” = protheses, donaties of andere
46
leren & herleren
1. herleren van gedrag - zelfde mechanismen als leren van gedrag = meer over geweten - door heterogeniteit van letsels = geen goede basis voor studies 3. verschillen leren & herleren - schade = neuronale & non-neuronale veranderingen - niet alle veranderingen zijn negatief 3. facilitatie van plasticiteit bij herleren - hypergevoeligheid - synaptogenese - demaskering
47
use it or lose it
1. 1960 Merzenich - grondlegger micromapping - apen vingers depriveren - reallocatie van vinger voor omliggende --> want alles is in verbinding = neurons that fire together, wire together 2. toepassing op therapie - bepaald gebied niet engageren in therapie = deprivatie - gebruik van arm blijven gebruiken ookal is het kwalitatief niet meer goed - geen focus leggen op proximaal/distaal of andere indeling - gelijktijdig aanpakken 1. duur van neuroplasticiteit - meest in eerste 6m - hierna nog steeds plasticiteit mogelijk - ook belang van onderhoud
48
muisonderzoeken met use it or lose it
1. gelijkaardige leasies - CIMT constraint induced movement therapie - alles moeten doen met hemiparetische pootje - duidelijke hypertrofie van motorisce cortex 2. omgeving - muizen met & zonder loopband & klimmaterieel - met = hogere concentratie bDNF brain derived neurotrophix factor - meer cellen in neurogense = meer functionaliteit
49
excercise it and improve it
1. doel - zoveel mogelijk van verloren functie opnieuw terugkrijgen - gewoon gebruiken is hiervoor niet voldoende = effectief moeten oefenen - oefening met FITT voor plastische verankering 2. effectiviteit van oefening - basis bewegingen oefeningen = niet genoeg - bewegingen zijn hoog funcitoneel = gedifferentieërd - rudimentaire elleboog & shcouder inpalming van cortex is niet genoeg voor manipuleren objecten 2. onderzoek - mensen die abductie kunnen - controle groep = traint niet - interventie groep = traint wel - geen verschil in structurele veranderingen --> oefeningen moeten uitdagend & nieuw zijn voor structurele veranderingen te induceren
50
specificiteit van training
1. geheugenspoor - beweging = spoor - intrinsieke sterkte, flexibiliteit & inzetbaarheid 3. verloop van oefeningen - beginnen met grove bewegingen = niveau van kracht of mobiliteit verbeteren - later bewegingen specifiek & high-end = flexibiliteit van spoor opbouwen
51
frequentie van training
1. algemeen - veel herhaling - binnen zelfde therapiesessie of dagen weinig verschil - langetermijn stabiliteit en structurele verankering 2. herhaling - patiënt moet buiten therapie even performant zijn - oefenen in verschillende contexten - repetition without repetition 3. wisselwerking - hogere frequentie = sneller doel bereiken maar minder rendement - meer herhalingen/sessies in totaal nodig - ook niet altijd evidend voor hogere frequentie
52
intensiteit van training
1. vroeg periode - risico van overbelasting - stimulatie van exotoxines in penumbra - CIMT na letsel leidt tot volume verlies = min 1w wachten - beter latere start of immobilisatie training 2. na vroege periode - low intensity training verlaagt synaptische reacties - nood aan hoge intensiteit - niet gemeten in 1RM maar in moeilijkheidgraad & progressie 3. modaliteiten - duur, frequentie & uitdagendheid ≈ intensiteit - meestal 20-60min per dag maar hoger volume is beter --> afbouwen in latere fases - grote twijfel rond positief effect in kliniek
53
neotherapie
1. oefentherapie - mental practice - spiegeltherapie - robotinterfaces - CIMT - BWSTT body weight supported treadmill therapy 2. medische therapie - farmacologisch - centrale/perifere elektrostimulatie - stamceltherapie