D. Internationale Ontwikkelingenen Flashcards

(22 cards)

1
Q

Open economie als:

A

Een land veel handelt met buitenland en er in verhouding veel import en export is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Globalisering

A

is het proces waarbij landen, bedrijven en mensen wereldwijd steeds meer met elkaar verbonden raken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Doorvoer/wederuitvoer

A

vervoeren van goederen via een land naar een ander land, zonder dat die goederen bedoeld zijn voor gebruik in het doorvoerland zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Importquote en exportquote

A

laten zien hoe belangrijk de buitenlandse handel is voor 1 land. De import en export waarde word uitgedrukt als percentage van het nationaal inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Investering

A

het gebruik van geld (of andere middelen) om iets te kopen of te doen dat in de toekomst rendement oplevert, oftewel een winst of voordeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wisselkoers

A

De prijs van de ene munt uitgedrukt in de andere munt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Maatregelen om import te beperken

A

Perfectionisme maatregelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Internationale concurrentievervalsing

A

Oneerlijke concurrentie onstaan ten opzichte van producten uit andere landen.

Bijvoorbeeld door subsidie van de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Begrotingstekort

A

Uitgaven zijn hoger dan inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aflossingen

A

zijn betalingen waarmee je een lening stap voor stap terugbetaalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ECB

A

Europese centrale bank
Zorg voor genoeg bankbiljetten in omloop is. En bewaakt de waarde van de euro.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

EMU

A

Economische monetaire unie

samenwerking tussen landen binnen de Europese Unie (EU) op het gebied van:

Economie → afspraken over begrotingen, schulden en economische beleid

Munt (monetair beleid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ruilvoet

A

ruilvoet geeft aan hoeveel een land krijgt voor zijn export ten opzichte van wat het moet betalen voor zijn import.

17
Q

Monocultuur

A

Afhankelijk van maar 1 product

18
Q

Structurele hulp

A

Gericht op langdurige verbeteringen in ontwikkelingslanden

19
Q

Bilaterale hulp

A

Ontwikkelingshulp die rechtstreeks van land wordt versterkt.
Bijvoorbeeld geld en kennis

20
Q

Gebonden hulp

A

Wanneer het ontwikkelingsland hulp ontvangt die geld moet uitgeven in het land waar het de hulp van krijgt.

21
Q

Ongebonden hulp

A

Ontwikkelingshulp waar geen voorwaarden aan zitten.

22
Q

Noodhulp

A

Die wordt gebonden aan slachtoffers van rampen of conflicten om directe behoefte te dekken.
Gericht is op het korte termijn