D2 - H9: cognitie Flashcards

(19 cards)

1
Q

Cognitie

A

Mechanisme waardoor dieren informatie over omgeving Verkrijgen, Verwerken, Opslaan en Gebruiken

V-V-O-G

two Vulcans Open Green

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bewustzijn

A

Reflecteren over verleden en beeld vormen over de toekomst
-> def. verandert vaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Anthropomorfisme

A

Menselijke eigenschappen aan dieren toewijzen

vb. ‘kussende’ vissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Anecdotische methode

A

Methode waarbij er gekeken wordt naar een anekdote : één bepaalde waarneming bij één bepaald dier dat een
bepaalde handeling doet, waaruit blijkt dat er inzicht / cognitie is

vb. bonobo vult lege ananas met water -> maakt limonade?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Experimentele methode

A

Methode waarbij experiment wordt uitgevoerd in gecontroleerde labo omstandigheden (behavioristen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Referentiële signalen

A

Signalen die voorkomen bij referentiele communicatie dat wijst op het gebruik van een bepaald signaal met een bepaalde respons vb. verschillende alarmroepen resulteren in een andere respons door verschillende individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Intentionele signalen

A

Signalen die een bepaald effect uitlokken bij andere individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale cognitie

A

Cognitie die te maken heeft met het begrip van zichzelf en de andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Theory of mind

A

Theorie waarbij er onderzocht wordt of individuen overtuigingen en verlangs aan eend ander toekennen om hun gedrag te verklaren en voorspellen vb. kraai die weet dan een ander voedsel bij hun steelt -> zal voedsel opnieuw verstoppen na 1ste verstopping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Antropodenial

A

A priori afwijzing van menselijke kenmerken in dieren en dierlijke kenmerken in
mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Mogelijkheid hebben om te onthouden wat, waar en wanneer een gebeurtenis plaatsvond vb. waar heb ik mijn laptop gelegd, wanneer ben ik thuis vertrokken, …

A

Episodisch geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Episodisch geheugen

A

Mogelijkheid hebben om te onthouden wat, waar en wanneer een gebeurtenis plaatsvond vb. waar heb ik mijn laptop gelegd, wanneer ben ik thuis vertrokken, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gedrag met dezelfde functie maar geen gezamenlijke oorsprong noemen we?

A

Analoge gedragingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Analoge gedragingen

A

Gedrag met dezelfde functie maar geen gezamenlijke oorsprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Homologe gedragingen

A

Gedrag met niet noodzakelijke dezelfde functie, maar gezamenlijke oorsprong (of voorouder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gedrag met niet noodzakelijke dezelfde functie, maar gezamenlijke oorsprong (of voorouder) noemen we?

A

Homologe gedragingen

17
Q

Wat zijn nu vooral de principes achter de wetenschap van cognitie bij dieren? Wie bedacht?

A
  • ken je dier
  • begrijp socio-ecologische context
  • ken de evolutionaire achtergrond

→ Frans de Waal

18
Q

Een vorm van sociale cognitie waarbij een individu bewust is van wat ze weten of niet weten noemen we …?

19
Q

Metacognitie

A

Een vorm van sociale cognitie waarbij een individu bewust is van wat ze weten of niet weten