D4; En route 1 Flashcards
(22 cards)
1
Q
elkaar ontmoeten
A
se rencontrer
2
Q
liefde op het eerste gezicht
A
le coup de foudre
3
Q
afspreken
A
se donner rendez-vous
4
Q
in het geheim
A
en cachette
5
Q
verstoppen
A
cacher
6
Q
trouwen
A
se marier
7
Q
een gouden hart hebben
A
avoir un coeur en or
8
Q
verliefd worden op
A
tomber amoureux de
9
Q
zomers-
A
estival
10
Q
een ontmoeting
A
une rencontre
11
Q
kussen
A
échanger un baiser
12
Q
voelen
A
ressentir
13
Q
de aandacht trekken
A
taper dans l’œil
14
Q
zich voegen bij
A
rejoindre
15
Q
een afstandsrelatie
A
une relation à distance
16
Q
vechten voor
A
se battre pour
17
Q
elkaar verlaten
A
se quitter
18
Q
elkaar terugzien
A
se revoir
19
Q
ontroeren
A
ému (émouvoir)
20
Q
verlaten
A
quitter
21
Q
een koppel
A
un binôme, un couple
22
Q
een scheiding
A
une séparation