Day 4 Flashcards
1
Q
flannel (BE) lichaamsverzorging
A
washandje (BE)
2
Q
washcloth (AE) lichaamsverzorging
A
washandje (AE)
3
Q
oral hygiene
A
mondhygiëne
4
Q
comb
A
kam
5
Q
hairdo (inform)
A
(dames)kapsel
6
Q
barber
A
herenkapper
7
Q
shaver/ razor
A
scheerapparaat
8
Q
nail file
A
nagelvijl
9
Q
appetite
A
eetlust
10
Q
improvement
A
verbetering
11
Q
physically
A
lichamelijk
12
Q
childhood disease
A
kinderziekte
13
Q
a heart condition
A
hartaandoening
14
Q
an asthma atttack
A
astma-aanval
15
Q
chronic condition
A
chronische aandoening
16
Q
highly infectious
A
erg besmettelijk
17
Q
inflammation
A
ontsteking
18
Q
measles
A
mazelen
19
Q
mumps
A
bof
20
Q
pneumonia
A
longontsteking
21
Q
polio
A
polio, kinderverlamming
22
Q
a cold
A
een verkoudheid
23
Q
running a temperature
A
koorts hebben
24
Q
flu
A
griep
25
runny nose
loopneus
26
hay fever
hooikoorts
27
rash
huiduitslag
28
ulcer
(maag)zweer
29
bulimia
boulimia
30
bruise
kneuzing, blauwe plek; gekneusd raken
31
fracture
fractuur, breuk
32
plaster (BE)
pleister
33
cast
gipsverband
34
a stiff neck
een stijve nek
35
pain vs ache
venijnige, stekende pijn v vs doffe, voortdurende pijn
36
stomachache
maagpijn, buikpijn
37
tender
gevoelig, zacht
38
inflamed
ontstoken
39
unconscious
bewusteloos
40
mad (BE)
gek
41
off the wall
stapelgek
42
well-balanced
evenwichtig
43
sane
geestelijk gezond , normaal
44
nerves
zenuwen
45
tic
tic, zenuwtrek
46
nervous breakdown
zenuwinzinking
