De cel Flashcards
(44 cards)
Cellen zijn:
De kleinste functionele levende eenheid in het menselijk lichaam
Uit hoeveel verschillende soorten cellen bestaat ons lichaam?
Meer dan 200 verschillende soorten, het lichaam bestaat uit triljoenen cellen
Waarin verschillen cellen onderling? (3)
- Vorm
- Functie
- Grootte
Welke verschillende soorten-celtypen zijn er? (8)
- Zenuwcellen
- Spiercellen
- Kraakbeencellen
- Botcellen
- Bloedcellen
- Witte bloedcellen
- Eicel
- Zaadcel
Uit welke 3 onderdelen bestaat een cel:
- Celmembraan: de barrière van de cel
- Celplasma: bevindt zich rondom de celkern
- Celkern: staat centraal in de cel, bevat genetisch materiaal
Wat is de basisstructuur waaruit het celmembraan is opgebouwd?
Uit hydrofiele en hydrofobe (een dubbele laag) fosfolipiden (vetzuren)
Hoe worden vetzuren genoemd en wat is de functie hiervan?
Fosfolipiden
Ze zorgen voor een waterafstotend membraan
Wat zijn de ‘bolletjes’ van de fosfolipiden die de buitenkant vormen?
Hydrofiel
Wat zijn de ‘staarten’ die de binnenlaag vormen?
Hydrofoob
Wat scheidt van het celmembraan van elkaar?
Het intra- en extracellulaire milieu
Wat vindt je nog meer in het celmembraan? (3)
- Eiwitten
- Koolhydraten
- Lipide, cholesterol < geeft stevigheid aan het celmembraan
Welke 2 functies heeft het celmembraan?
- Selectief permeabel/doorlaatbaar
2. Signaalherkenning
Wat houdt selectief permeabel/doorlaatbaar in?
het houdt sommige stoffen
buiten en houdt andere stoffen juist binnen
Transporteert voedingsstoffen naar binnen en afvalstoffen naar buiten
Soorten transport (3):
- Passief transport
- Actief transport
- Endocytose en exocytose
Passief transport:
Twee manieren:
Gebeurd spontaan, kost geen energie
Osmose en diffusie
Osmose:
diffusie van water door een semi-permeabel membraan (halfdoorlaatbaar): Water transporteert zich naar de plek met de hoogste concentratie
Diffusie:
Het verplaatsen van moleculen (vaste deeltjes) via een concentratiegradiënt (bv. zuurstof)
Zich verspreiden
Gefaciliteerde diffusie:
Moleculen kunnen niet direct door het membraan heen, ze hebben een kanaal nodig: Dit kanaal wordt gevormd door eiwitten en vereist geen energie
Actief transport:
Vereist energie. Moleculen worden tegen de concentratiegradiënt in getransporteerd
Endocytose en exocytose =
Blaasjestransport (=vesicles)
Cytoplasma =
Cytosol =
Organellen =
- Volledige inhoud van de cel
- Vloeistof waarin alle organellen zweven
- Alle structuren (orgaantjes) in de cel
Door het membraan steken eiwitten. Welke functies hebben deze eiwitten veelal? (4)
- Immunologische identiteit: aangeven wat lichaamseigen is - belangrijk voor het afweersysteem
- Receptoren: herkennen van berichten
- Enzymen die een chemische reactie kunnen versnellen
- Transporteiwitten die stoffen door het membraan kunnen vervoeren
Welke 6 organellen bevinden zich in de cel?
- Mitochondriën
- Kern
- Ribosomen
- Endoplasmatisch reticulum (ER)
- Golgi apparaat
- Lysosomen en peroxisomen
Wat zijn organellen precies?
Verschillende celstructuren met een bepaalde functie: werkplaatsen van de cel