Injury and repair Flashcards

1
Q

Wat is het aanhechtingsepitheel?

A

Hechting tussen cellen en lamina basalis met behulp van hemidesmosomen (bv. bij de verkleving tussen tand en tandvlees)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wondgenezing verloopt in 3 verschillende fases, welke zijn dit?:

A
  1. Ontstekingsreactie/Reactiefase: de korst wordt gevormd
  2. Proliferatie/Regeneratiefase: nieuw weefsel wordt gevormd
  3. Remodelleringsfase: origineel weefsel wordt gevormd (zenuwweefsel kan niet herstellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er in de ontstekingsfase/reactiefase?

A

Dit is de eerste reactie op weefselschade, deze fase duur 1-5 dagen. Op de plek van de bloeding wordt een korst gevormd het immuunsysteem reageert (witte bloedcellen)

Hierin reageert het lichaam door witte bloedcellen naar de wond toe te sturen (chemotaxis= door het vrijkomen van de ontstekingsstoffen die door het beschadigde weefsel worden afgegeven, komen de witte bloedcellen er op af). Specifiek de fagocyten doden de indringers en ruimen ze op, wat er voor zorgt dat het weefsel zich kan herstellen. De eiwitten die uit het bloedvat stromen vormen een klontje wat zorgt voor het stoppen van het bloeden van de wond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er in de proliferatie/regeneratiefase?

A
Deze fase duurt 5-21 dagen.
De cellen (met name fibroblasten) gaan	vermenigvuldigen	en er wordt nieuw	weefsel	
gevormd. Haarvaten (capillairen) worden groeien in = granulatieweefsel

Er vindt activatie en proliferatie (extreem veel delen) van fibroblasten plaats. Dit zijn cellen van het bindweefsel. Ook ontstaan er nieuwe haarvaatjes die afstammen van vaten die niet beschadigd zijn en in de buurt van de wond. Daarnaast ontstaat er granulatieweefsel. Dit is nieuw weefsel wat het beschadigde weefsel vervangt. Het eerder gevormde bloed klontje wordt door de macrofagen opgegeten -> wond dicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is granulatieweefsel?

A

Nieuw weefsel dat de wond afsluit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt

er in de remodelleringsfase (2)?

A

21 dagen tot één jaar (afhankelijk van type weefsel en ernst van de wond)
Het weefsel krijgt of zijn originele structuur terug (regeneration) of krijgt een litteken weefsel (fibrosis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De 5 klinische kenmerken van een ontsteking:

A
  1. Warmte (calor)
  2. Roodheid (rubor)
  3. Zwelling (tumor)
  4. Pijn (dolor)
  5. Functie verlies (functio laesa)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is de ontstekingsfase zo belangrijk en wat is het doel?

A

Omdat in deze fase het lichaam reageert op weefselschade met als doel dit te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De lokale ontstekingsreactie =

A

Inflammatory response

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 3 ontstekingsmediatoren/ontstekingsstoffen zijn er?

A
  1. Histamine
  2. Prostaglandine
  3. Bradykinine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat komt er vrij bij inflammatory response en welke effecten hebben dit op de bloedvaten?

A

Er komen ontstekingsmediatoren/ontstekingsstoffen vrij (histamine, prostaglandine, bradykinine).
Het effect op bloedvaten = vasodilatatie en toegenomen permeabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Benaming bloedvatverwijding =

A

Vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Doorlaatbaarheid =

A

Permeabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke effecten hebben de ontstekingsmediatoren/stoffen op de leukocyten?
Wat houdt dit in?

A

Chemotaxis (stof die voor migratie zorgt)

= het proces dat leukocyten ontstekingsmediatoren herkennen en naar de plaats van de ontsteking migreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het gevolg van vasodilatatie en wat kan je hiermee verklaren?

A

Hyperemie, versterkte doorbloeding.

Meer bloedtoevoer verklaard roodheid en warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het gevolg van een toegenomen permeabiliteit van een bloedvat en wat kan je hiermee verklaren?

A

Exsudatie, uittreden van eitwitrijk vocht/plasma uit de bloedbaan. Eiwitten hopen op
Vocht verklaard zwelling + zwelling zorgt voor druk: pijn, functieverlies

17
Q

Wat zijn chemotactische factoren/stoffen?

Noem een voorbeeld van zo’n stof

A

Ontstekingsstoffen die witte bloedcellen aantrekken naar de plaats van ontsteking (migratie en infiltratie)
IL-8

18
Q

Wat is de reden dat de leukocyten naar de ontsteking toegaan (waarvoor zijn ze verantwoordelijk)?

A

Voor het opruimen van celdebris (=cel dood/dood weefsel)

19
Q

Hoe kan het dat een ontsteking pijnlijk, warm en gezwollen kan aanvoelen.

A

Doordat actieve witte bloedcellen zich ophopen

20
Q

Waarom zijn fagocyten belangrijk en hoe wordt het proces genoemd. Wat is het gevolg van dit proces?

A

Ze doden indringers en ruimen ze op. Dit proces wordt fagocytose genoemd. Door dit proces kan het weefsel zich herstellen: Proliferatie van fibroblasten (extreem delen)

21
Q

Leg uit:

Waarom ontstaat roodheid en warmte bij een ontsteking?

A

Bij weefselschade komen er ontstekingsstoffen vrij. Deze ontstekingsstoffen zorgen voor vasodilatatie. Vasodilatatie zorgt voor hyperemie: De doorbloeding versterkt (hoe wijder het vat, hoe hoger de doorbloeding - roodheid/warmte)

22
Q

Welke witten bloedcellen met een meerderheid van 64% vallen onder de fagocyten?

A

Granulocyten (= neutrofiel, PMN)

23
Q

Wat zijn de functies van granulocyten (3)?

A
  1. Opruimen van celdebris d.m.v. fagocytose
  2. Produceert cytokines
  3. Bacteriën onschadelijk maken, afbreken en beschadigd weefsel opruimen
24
Q

Wat zijn cytokines en wat kunnen witte bloedcellen hiermee?

A

Signaalstoffen: met elkaar communiceren

25
Q

Wat zijn 3 voorbeelden van cytokines en wat zijn hun functies?

A
  1. IL-1 en TNF𝛼 = pro-inflammatoir (=versterken de immuunrespons)
  2. IL-10 = anti-inflammatoir (=dempt de immuunrespons)
  3. IL-8 = chemotaxis (=zorgt voor de migratie van meer leukocyten naar de ontsteking)
26
Q

Het endocytoseproces kan op 2 manieren en wat houdt het in?

A
  1. Fagocytose = opslokken van een bacterie

2. Pinocytose = opslokken van vloeibare stoffen

27
Q

Wat gebeurd er tijdens het fagocytose proces?

A

De fagocyt (granulocyt) heeft een bacterie gevonden en vormt hieromheen een fagosoom(=blaasje). De bacterie wordt afgebroken door een lysosoom (=agressief enzym). De resten worden uitgescheiden.

28
Q

wat is lysoomfusie: Hoe wordt het afbreken van een bacterie genoemd?
(kan daarna worden uitgescheiden)

A

Enzymatische degradatie

29
Q

De fagocyten/granulocyten hebben de indringers geëlimineerd. Het weefsel kan zich gaan herstellen. Wat gebeurd er (3)?

A
  1. Fibroblasten (=cellen van bindweefsel) worden geactiveerd en gaan delen (=proliferatie). Nieuw weefsel wordt gemaakt.
  2. Capillairen (=haarvaten) worden aangemaakt en groeien in. Deze zijn afkomstig van die beschadigde bloedvaten
  3. Nieuwe cellen + nieuwe haarvaatjes = granulatieweefsel
30
Q

Wat is kenmerkend voor granulatieweefsel?

A

Teer, roze, vochtig

31
Q

Eindresultaat van wondgenezing.

Regeneratie:

A

Oorspronkelijk weefsel met oorspronkelijke functie of iets daartussen in.
Er vormt zich een litteken

32
Q

wat is fagocytose =
wat is pinocytose =
wat is lysoomfusie =

A

Opslokken van vaste deeltjes
Opslokken van vloeibare stoffen
Enzymatische degradatie en uitscheiding

33
Q

Benoem in het kort de wondgenezingsprocessen (8)

A
  1. Als eerste wordt er een korstje gevormd
  2. Hierna komen er ontstekingsmediatoren vrij
  3. Granulocyten verplaatsen zich naar de plek van de schade
  4. Er ontstaan nieuwe bloedvaatjes (capillairen) om de wond
  5. Fibroblasten worden geactiveerd (nieuw weefsel wordt gevormd)
  6. De macrofaag ruimt de korst en dood weefsel op
  7. Nieuw granulatieweefsel ontstaat door middel van haarvaten (capillairen)
  8. Granulatieweefsel wordt omgezet in de oorspronkelijke huid, soms blijft er een litteken achter
34
Q

De lokale ontstekingsreactie bestaat uit (3):

A
  1. Toegenomen permeabiliteit van de bloedvaten en exsudatie (uittreden van eiwitrijk vocht)
  2. Migratie en infiltratie van witte bloedcellen (leukocyten) in respons op chemotactische factoren zoals IL-8
  3. Herstel: fagocyten doden de indringers en ruimen ze op, waarna het weefsel zich kan gaan herstellen
35
Q

Welke 4 leukocyten onderscheiden we?

A
  1. Lymfocyten (B/T)
  2. Fagocyten (granulocyt, mono/macro)
  3. Naturel killercel
  4. Mestcel
36
Q

Wat houdt hemopoëse in?

A

De vorming van bloedcellen

37
Q

Leg de ontstekingsreactie uit in 6 stappen

A
  1. Er vindt een ontsteking plaats en de ontstekingsreactie wordt gestart.
  2. Er komen ontstekingsmediatoren vrij, zoals histamine, prostaglandine, bradikine
    3a. Stoffen zorgen voor vasodilatie (=bloedvatverwijding) en hyperemie (= versterkte
    doorbloeding) > leidt tot rubor en calor.
    OF
    3b. Zorgt voor verhoogde permeabiliteit (=er kan meer vocht uit het bloedvat treden) en exsudatie (= eiwitrijk vocht treedt uit bloedbaan) > leidt tot tumor, dolor en functio laesa.
  3. Bovenstaande zorgt onder andere voor de migratie en infiltratie van witte bloedcellen naar de locatie van de infectie.
  4. Fagocyten doden door middel van fagocytose de pathogenen en ruimen ze op.
  5. Hierna kan het weefsel zich weer gaan herstellen.
38
Q

Leg uit wat er gebeurt bij weefselschade, in chronologische volgorde

A
  • Weefselschade;
  • Vrijkomen ontstekingsstoffen (histamine, prostaglandine, bradykiniene);
    1. a. Bloedvatverwijding (vasodilatie);
    b. Gevolg is meer doorbloeding (hyperemie) (warmte en roodheid).
    2. a. Meer doorlaatbaarheid (permeabiliteit);
    b. Bloedvaatjes lekken (exsudatie) (zwelling en pijn).
    3. a. Aantrekking leukocyten (granulocyten) (chemotaxis: verplaatsen bloedcellen);
    b. Opruimen celdebris en infecties.
    Weefsel kan herstellen
39
Q

Welk effect hebben ontstekingsstoffen op witte bloedcellen?

A

naar de verwonding toe komen. Deze ruimen het celdebris op en voorkomen infecties. (Chemotaxis)