Deel 1 Hoofdstuk 1 Flashcards

(32 cards)

1
Q

Waarvoor staat ADME-PROCESSEN?

A
  • absorptie,
  • distributie,
  • metabolisme
  • excretie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor word absorptie van medicatie beïnvloed?

A
  • toedieningsplaats
  • toedieningsvorm
  • opnamecapaciteit van de betrokken lichaamsdelen
  • andere factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke categorieën op vlak van de toedieningsplaats zijn er?

A
  • lokale toediening;
  • enterale toediening;
  • parenterale toediening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is lokale toediening?

A

geneesmiddel rechtstreeks aangebracht op de plaats waar
het probleem zich voordoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de voordelen van lokale toediening?

A
  • werkt enkel in waar nodig
  • maar kleine hoeveelheid nodig
  • kans op bijwerkingen is kleiner
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke vormen van lokale toediening zijn er?

A
  • cutaan
  • inhalatie
  • klysma
  • oog, oor en neusdruppels
  • vaginaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is enterale toediening?

A

het geneesmiddel wordt vanuit het maag-darmkanaal opgenomen in bloedbaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de drie vormen van enterale toediening?

A
  • oraal
  • maagsonde of duodenale sonde
  • rectaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is parenterale toediening?

A

het geneesmiddel wordt rechtstreeks ingebracht in het
lichaam door middel van een injectie (infuus/ inspuiting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke vormen van parenterale toediening mogen worden uitgevoerd door een
verpleegkundige?

A
  • subcutaan
  • intramusculair
  • intraveneus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke vormen van parenterale toediening worden voorgeschreven en uitgevoerd door een arts?

A
  • intra-cardiaal
  • intrathecaal (ruggenmergvocht)
  • intra-articulair (gewricht)
  • intraossaal (beenmerg)
  • intra-arterieel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarop heeft de opnamecapaciteit
van het betrokken lichaamsdeel invloed?

A
  • de hoeveelheid van opname (bv groot darmopp. snelle opname)
  • de snelheid van opname
    (zuurtegraad maag zet geneesmiddel om)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Distributie?

A

Proces waarbij geneesmiddel verspreid wordt via bloed naar verschillende lichaamsweefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke factoren beïnvloeden de efficiëntie de distributie?

A
  • gewicht van de zv
    • groot lichaamsvolume -> meer medicatie nodig
    • overgewicht -> opslag medicatie in vetweefsel -> medicatie blijft langer in lichaam
  • leeftijd zv -> opname geneesmiddel in vetweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is metabolisme?

A

= biotransformatie: proces dat zorgt dat het actieve
bestanddeel uit geneesmiddel gemakkelijker kan worden opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke weg legt medicatie af in het lichaam bij orale toediening?

A

Mond - oesophagus - maag - duodenum en jejunum -> opname via poortaderstelsel: eerst lever passeren dan pas opname door darmen –> first pass effect

17
Q

Hoe werkt het first-pass-effect?

A

lever: metaboliseerd deel geneesmiddel na eerste passage m.b.v. het P450 enzym die geneesmiddelen afbreken voor ze in het bloed komen
dit bepaald hoeveel medicatie in de bloedbaan terecht komt = biologische beschikbaarheid

18
Q

Wat zijn pro-drugs?

A

= inactieve farmaca
- geneesmiddelen die pas werkzaam worden nadat lever ze heeft gemetaboliseerd

19
Q

Welke invloed kan de leeftijd hebben op de metabolisatie van geneesmiddelen?

A
  • Ouderen: stofwisseling neemt af -> metabolisatie trager -> dosis verlagen
  • Pasgeborene - 9w: moeite met biotransformatie -> minder geneesmiddel nodig
  • 2-12j: snellere metabolisatie –> in verhouding meer geneesmiddel nodig
20
Q

Wat is excretie?

A

proces waarbij een al dan niet chemisch gemetaboliseerd geneesmiddel uit lichaam wordt verwijderd

21
Q

Hoe helpt de lever bij de excretie?

A

Bij metabolisatie voegt lever suikermolecule toe aan medicatie –> makkelijker te verwijderen door nieren

22
Q

Welke factoren hebben een invloed op e excretie?

A
  • wateroplosbaarheid van geneesmiddel
  • pH van urine
  • doorbloeding & toestand nieren
    • pathologien die nieren beinvloeden
    • leeftijd zv
23
Q

Welke factoren hebben invloed op de ADME-processen?

A
  • geslacht;
  • leeftijd;
  • ras;
  • gewicht;
  • gestoorde nier-/ leverfunctie;
  • andere medicatie
24
Q

Welke factoren zijn belangrijk als je dosis of doseringsfrequentie aan moet passen?

A
  • therapeutische breedte van geneesmiddel
  • eliminatiesnelheid van het geneesmiddel
25
Wat is de minimale effectieve concentratie (MEC)?
laagste concentratie van het geneesmiddel waarbij een gewenst therapeutisch effect bereikt wordt
26
Wat is de maximaal toelaatbare concentratie (MTC)?
hoogste concentratie van het geneesmiddel die verdragen kan worden, voordat het toxisch wordt
27
Wat is n de therapeutische breedte of therapeutisch-toxische marge (TT)?
Tussen MEC en MTC
28
Welke geneesmiddelen hebben een nauwe therapeutische waarde?
- alle vitamine k-antagonisten - Lithium - Colchicine
29
Wat is de 'no switch' categorie?
overschakelen van ene specialiteit naar andere niet aanbevolen --> bij medicatie met nauwe therapeutische waarde
30
Wat is de eliminatiesnelheid?
tijd die een geneesmiddel nodig heeft om geëlimineerd te worden
31
Wat is de halfwaardetijd?
de tijd die het lichaam nodig heeft om de helft van de ingenomen hoeveelheid medicatie af te breken
32
Wat zijn de aandachtspunten bij het toedienen van medicatie?
- zv informeren * dosering, doseringsfrequentie * het moment van inname - geïrriteerd maagdarmkanaal -> aandacht voor absorptie - zv observeren - extra aandacht bij nauwe therapeutische waarde, korte halfwaardetijd