DEEL 2 Les 6 Flashcards
(58 cards)
1
Q
de badkamer
A
bathroom
2
Q
de bagage
A
baggage
3
Q
de buurt
A
neighborhood
4
Q
de douane
A
customs
5
Q
de douche
A
shower
6
Q
de damilie
A
family
7
Q
de gang
A
hallway
8
Q
de industrie
A
industry
9
Q
de kamer
A
room
10
Q
de kast
A
cupboard, wardrobe
11
Q
de koffer
A
suitcase
12
Q
de stoel
A
chair
13
Q
de verdieping
A
floor
14
Q
de wastafel
A
sink, washstand
15
Q
het bad
A
bath
16
Q
het bed
A
bed
17
Q
het bureau
A
desk, office
18
Q
het hotel
A
hotel
19
Q
het raam
A
window
20
Q
het toilet
A
toilet, bathroom, restroom
21
Q
het verkeer
A
traffic
22
Q
belangrijk
A
important
23
Q
breed
A
wide
24
Q
comfortabel
A
comfortable
25
donker
dark
26
druk
busy
27
gemakkelijk
easy
28
goedkoop
cheap
29
groot
large, tall
30
klein
small
31
kort
short
32
laat
late
33
lang
long
34
licht
light
35
modern
modern
36
moe
tired
37
mooi
beautiful
38
nieuw
new
39
oud
old
40
schoon
clean
41
smal
narrow
42
vuil
dirty
43
bijna
almost
44
buiten
out of, outside
45
niet
not
46
wel
well
47
veel
much, many, a lot of
48
of
or
49
zoals
like, as, such as
50
goedenacht
good night
51
slaapwel
good night
52
welterusten
good night
53
controleren
| ik controleer, je controleert, hij controleert
to check
54
logeren
| ik logeer, je logeert, hij logeert
to stay, visit, stay over the night
55
regenen
| het regent
to rain
56
slapen
| ik slaap, je slaapt, hij slaapt
to sleep
57
tellen
| ik tel, je telt,hij telt
to count
58
zoeken
| ik zoek, je zoekt, hij zoekt
to look for, to search
