deep 1 part 2 Flashcards
(53 cards)
1
Q
the lawyer
A
de advocaat
2
Q
the servant
A
de bediende
3
Q
the daughter
A
de dochter
4
Q
the doctor
A
de dokter
5
Q
the birthplace
A
de geboorteplaats
6
Q
the parents
A
de ouders
7
Q
the city
A
de stad
8
Q
nurse
A
verpleegkundige
9
Q
the shop
A
de winkel
10
Q
the place of residence
A
de woonplaats
11
Q
the son
A
de zoon
12
Q
the sister
A
de zus
13
Q
the job
A
het beroep
14
Q
the famely
A
het gezin
15
Q
the hospital
A
het ziekenhuis
16
Q
you’re welcome
A
alstublieft
17
Q
the computer firm
A
de computerfirma
18
Q
the map
A
de kaart
19
Q
the question
A
de vraag
20
Q
the departement
A
het departament
21
Q
the autonomie
A
de autonomie
22
Q
the belgian
A
de belg
23
Q
the function
A
de functie
24
Q
the group
A
de groep
25
the capital city
de hooftstad
26
the inhabitant
de inwoner
27
the king
de koning
28
the men
de mens
29
the province
de provincie
30
the region
de regio
31
the rest
de rest
32
the city
de staat
33
the language
de taal
34
flemish
vlandering
35
the waloniens
de waal
36
the centrum
het centrum
37
the dutch
het duits
38
the french
het frans
39
the land
het land
40
the million
het miljoen
41
the north
het noorden
42
the parliament
het parlement
43
the south
het zuiden
44
autonomous
autonoom
45
ceremonial
ceremoniel
46
complex
complex
47
federal
federaal
48
young
jong
49
linguistic
linguïstisch
50
national
nationaal
51
official
officieel
52
relative
relatief
53
simbolic
symbolisch
