défi 2 _mission 3 Flashcards
(76 cards)
1
Q
een sfeer
A
une ambiance
2
Q
het bittere, de bittere smaak
A
l’amer
3
Q
de hersenen
A
le cerveau
4
Q
spruitjes
A
des choux de Bruxelles
5
Q
een chemisch bestanddeel
A
un composant chimique
6
Q
een context
A
un contexte
7
Q
een lichaam
A
un corps
8
Q
een criticus, critica
A
un, une critique
9
Q
een kok
A
un cuisinier
10
Q
een kokkin
A
une cuisinière
11
Q
een verschil
A
une différence
12
Q
een opvoeding
A
une éducation
13
Q
witlof
A
des endives
14
Q
spinazie
A
des épinards
15
Q
een uitstap
A
une excursion
16
Q
een tussendoortje, snack
A
une friandise
17
Q
het onbekende
A
l’inconnu
17
Q
een smaak
A
un gout
18
Q
een kreeft
A
un homard
19
Q
een insect
A
un insecte
20
Q
de moedermelk
A
le lait maternel
21
Q
een tong
A
une langue
22
Q
een zoogdier
A
un mammifère
23
Q
een gerecht
A
un mets
24
een molecule
une molécule
25
een geboorte
une naissance
26
een doel
un objectif
27
de geurzin
l'odorat
28
het gehoor
l'ouïe
29
een smaakpapil
une papille gustative
30
de huid
la peau
31
een volk
un peuple
32
het pikante, de pikante smaak
le piquant
33
een product
un produit
34
een rol
un rôle
35
het zoute, de zoute smaak
le salé
36
een smaak
une saveur
37
een zintuig
un sens
38
een gevoel, gewaarwording
une sensation
39
het zoete, de zoete smaak
le sucré
40
de tastzin
le toucher
41
het zicht
la vue
42
zoetzuur
aigre-doux
aigre-douce
43
eetbaar
comestible
44
veeleisend
exigeant, exigeante
45
gastronomisch
gastronomique
46
vrolijk
joyeux, joyeuse
47
wantrouwig
méfiant, méfiante
48
waarderen
apprécier
48
geduldig
patient, patiente
49
verbinden met, in verband brengen met
associer à
50
opeten
croquer
51
afhangen van
dépendre
52
verslinden
dévorer
53
verkennen
explorer
54
werken, functioneren
fonctionner
55
informeren
informer
56
ondervragen
interroger
57
toestaan
permettre
58
iets verkiezen boven iets anders
préférer quelque chose à autre chose
59
herkennen
reconnaitre
60
zich beschermen (tegen)
se protéger (contre)
61
lijken op elkaar
se ressembler
62
lijken
sembler
63
zijn neus dichtknijpen
se boucher le nez
64
het water loopt me in de mond
ça me donne l'eau à la bouche
65
samengesteld zijn uit
être composé, composée de
66
deel uitmaken van
faire partie de
67
een herinnering bewaren (aan)
garder un souvenier (de)
68
iets (+bijvoegelijk naamwoord)
quelque chose de (+ adjectif)
69
opnieuw
à nouveau
70
trouwens
d'ailleurs
71
zoals
comme
72
zodra
dès que
73
dankzij
grâce à
74
beetje bij beetje
petit à petit