Depressie Flashcards

1
Q

Epidemiologie depressie

A

Vrouwen > mannen, trekt op latere leeftijd gelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diagnostiek depressie

A

Klachten moeten minimaal 2 weken lang duren

  1. Anhedonie of sombere stemming
  2. Overige symptomen: vermoeidheid, eetlust verminderen of gewichtsafname, agitatie of remming, waardeloosheid, slaapproblemen…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ernst van een depressie

A

Wordt bepaald door de aanwezigheid van melancholische of psychotische verschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Depressieve stemmingsstoornissen volgens DSM-V

A
  1. Premenstrueel syndroom
  2. Depressieve stoornis
  3. Persisterende depressieve stoornis
  4. Depressieve stoornis a.g.v. medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Behandeling depressie

A
Basis: psychologische ondersteuning, volgen patiënt en structuur in het ADL geven. 
Aanvullend: 
1. Psycho-educatie of medicatie 
2. Veranderen van medicatie 
3. Lithium starten 
4. MAO-remmers 
5. ECT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Monoamine theorie (en de ondersteunde of tegensprekende factoren)

A

Theorie dat depressie veroorzaakt wordt door een disbalans in noradrenaline en serotonine.

  • Pleit voor: gendefect in het 5-HT gen (serotonine tekort) -> depressie & Reserpine (anti-hypertensief middel) -> tekort aan noradrenaline en veroorzaakt depressie
  • Pleit tegen: cocaïne gebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Origine van noradrenaline in het brein

A

Nucleus Coeruleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Origine van serotonine in het brein

A

Raphe kernen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Werkingsplekken mono-aminen

A
  1. Postsynaptische receptoren
  2. Ion-pompen presynaptisch
  3. Presynaptische receptoren
  4. Afbrekende eiwitten (MAO)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Presynaptische receptoren - binnen depressie

A
  1. NO = A2-adrenerge receptoren

2. Serotonine = 5-HT 1B/D receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vorming van Noradrenaline

A
  1. L-Tyrosine
  2. L-Dopa
  3. Dopamine
  4. Noradrenaline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Antidepressiva

A
  1. TCA (amitriptyline, nortriptyline)
  2. SSRIs (Citalopram, paroxetine)
  3. SNRIs (Venlafaxine)
  4. MAO-remmers
  5. Presynaptische receptor A2-antagonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Werkingsmechanisme Antidepressiva

A

*fysiologisch werkt het direct, maar de effecten zijn pas na 4 weken ongeveer te merken.

  1. Postsynaptische affiniteit daalt -> synaps concentratie stijgt.
  2. Presynaptische receptoren worden meer gestimuleerd -> negatieve feedback sterker, dus minder neurotransmitter afgifte, maar ook afname presynaptische receptor.
  3. Uiteindelijk minder negatieve feedback van presynaptische receptoren.
  4. 5-HT 1B/D receptoren vuren uiteindelijk meer 5-HT af
  5. 5-HT1a receptoren vuren krachtiger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly