Donner un cadeau Flashcards
(57 cards)
1
Q
adresse (f) email
A
e-mailadres
2
Q
alors
A
dan,toen
3
Q
application (f) (seulement pour les smartphones)
A
app
4
Q
au centre de
A
in het centrum van
5
Q
au revoir
A
tot ziens
6
Q
au rayon
A
op de afdeling
7
Q
aujourd’hui
A
vandaag
8
Q
ballon (m)
A
bal
9
Q
bande dessinée (f)
A
stripverhaal
10
Q
bête (f)
A
beest
11
Q
boîte (f)
A
doos
12
Q
cadeau (m)
A
cadeau
13
Q
cela m’intéresse
A
dat interesseert me
14
Q
cent cinquante
A
150
15
Q
certainement
A
zeker
16
Q
charger
A
laden (o.a. computerprogramma’s)
17
Q
chercher (je cherche)
A
zoeken (ik zoek)
18
Q
chimique
A
scheikundig, chemisch
19
Q
comme
A
zoals, als
20
Q
dangereux
A
gevaarlijk
21
Q
déjà
A
al
22
Q
difficile
A
moeilijk
23
Q
électronique
A
elektronisch
24
Q
environ
A
ongeveer
25
facile
gemakkelijk
26
fils (m)
zoon
27
euro (m)
euro
28
il y a
er is , er zijn
29
grand magasin (m)
warenhuis
30
jeu (m), jeux
spel, spelen
31
jeu (m) vidéo
computerspelletje
32
jouets (m)
speelgoed
33
kit (m)
zelfbouwpakket
34
là bas
daar(ginds)
35
livre (m)
boek
36
mademoiselle
(me)juffrouw
37
mais non
o nee, nee toch
38
modèle (m) à monter
bouwmodel
39
mon
mijn
40
monsieur
meneer
41
pensez-vous?
denkt u?
42
pour
voor
43
prix (m)
prijs
44
quel âges
welke leeftijd, hoe oud?
45
quelque chose
iets
46
raquette (f)
racket
47
serveur (m)
server
48
son anniversaire (m)
zijn/haar verjaardag
49
sportif
sportief
50
télécharger d'un serveur
downloaden van een server
51
télécharger vers un serveur
uploaden naar een server
52
travailler (je travaillle)
werken
53
trop
te (veel)
54
vendeuse (f)
verkoopster
55
ville (f)
stad
56
voilà
ziedaar, alsjeblieft, alstublieft
57
votre
uw, jullie
