dossier 1, route 3 Flashcards
(30 cards)
1
Q
L’ADN
A
het DNA
2
Q
het DNA
A
L’ADN
3
Q
un déguisement
A
een vermomming
4
Q
een vermomming
A
un déguisement
5
Q
un indice
A
een aanwijzing
6
Q
een aanwijzing
A
un indice
7
Q
un labo(ratoire)
A
een labo
8
Q
een labo
A
un labo(ratoire)
9
Q
un personnage
A
een personage
10
Q
een personage
A
un personnage
11
Q
une preuve
A
een bewijs
12
Q
een bewijs
A
une preuve
13
Q
une reconstitution
A
een wedersamenstelling
14
Q
een wedersamenstelling
A
une reconstitution
15
Q
un scellé
A
een zegel
16
Q
een zegel
A
un scellé
17
Q
une celle de crime
A
een plaats delict
18
Q
een plaats delict
A
une celle de crime
19
Q
une série télévisée
A
een televisieserie
20
Q
een televisieserie
A
une série télévisée
21
Q
analyser
A
analyseren
22
Q
analyseren
A
analyser
23
Q
polluer
A
vervuilen
24
Q
vervuilen
A
polluer
25
rechercher
onderzoeken
26
onderzoeken
rechercher
27
à l'oeil nu
met het blote oog
28
met het blote oog
à l'oeil nu
29
avoir mal tourné
slecht uitdraaien
30
slecht uitdraaien
avoir mal tourné