Duits Blz 45 T/m 47 Flashcards
(47 cards)
1
Q
Aber
A
Maar
2
Q
Bisher
A
Tot nu toe
3
Q
Deswegen
A
Daarom
4
Q
Dürfen
A
Mogen
5
Q
Etwa
A
Ongeveer
6
Q
Das gebäude
A
Het gebouw
7
Q
Gemeinsam
A
Samen
8
Q
Hereinkommen
A
Naar binnen komen
9
Q
Statt
A
In plaats van
10
Q
Unbedingt
A
Beslist
11
Q
AuBerdem
A
Bovendien
12
Q
Erklären
A
Uitleggen
13
Q
Die hausaufgabenbetreuung
A
De huiswerkklas
14
Q
Die nachhilfe
A
De bijles
15
Q
Oft
A
Vaak
16
Q
Die Prüfung
A
Het proefwerk
17
Q
Überhaupt
A
Helemaal
18
Q
Verrückt
A
Gek
19
Q
Verstehen
A
Begrijpen
20
Q
Würdest
A
Zou
21
Q
De maandag
A
Der montag
22
Q
De dinsdag
A
Der dienstag
23
Q
De woensdag
A
Der mittwoch
24
Q
De donderdag
A
Der donnerstag
25
De vrijdag
Der freitag
26
De zaterdag
Der samstag
27
De zondag
Der sonntag
28
‘s morgens
Am morgen
29
‘S middags
Am nachtmittag
30
‘S avonds
Am abend
31
‘S nachts
In der nacht
32
We zaten op dezelfde basisschool
Wir waren in derselben grundschule
33
Op maandag heb ik het eerste uur natuurkunde
Am montag habe ich die erste stunde Physik
34
Bevalt jouw rooster je?
Gefällt dir dein stundenplan
35
Nee,op dinsdag en woensdag heb ik tot laat les
Nein,am dienstag und mittwoch habe ich bis spät Unterricht
36
Wat bevalt jou beter,geschiedenis of Duits?
Was gefällt dir besser,Geschichte oder Deutsch?
37
Het lesuur was erg leuk
Die stunde was sehr toll
38
Vind jij Frans belangrijk?
Findest du Französisch wichtig?
39
Dat is heel belangrijk
Das ist sehr wichtig
40
Ik vind engels interessant,maar aardrijkskunde is saai.
Ich finde Englisch interessant,aber Erdkunde ist langweilig
41
Hoe goed ben jij in Biologie?
Wie gut bist du in Biologie?
42
Wiskunde vind ik moeilijk
Mathematik finde ich schwierig
43
Ik wil zaterdag naar de bioscoop
Ich will am samstag ins kink gehen
44
In het weekend wil ik alleen nog maar uitrusten.
Am wochenende möchte ich mich nur noch ausruhen
45
Ben je het met me eens?
Bist du mit mir einverstanden?
46
Nee,helemaal niet
Nein,überhaupt nicht
47
Ik heb een hekel aan scheikunde
Ich hasse chemie
