Duits repetitieweek 2 Flashcards
(81 cards)
1
Q
betrunken
A
dronken
2
Q
die Droge
A
de drug
3
Q
enthalten
A
bevatten
4
Q
das Gehirn
A
de hersenen
5
Q
jährlich
A
jaarlijks
6
Q
die Menge
A
de hoeveelheid
7
Q
süchtig
A
verslaafd
8
Q
täglich
A
dagelijks
9
Q
trennen
A
scheiden
10
Q
wachsen
A
groeien
11
Q
die Beschwerden
A
de klachten
12
Q
das Ergebnis
A
het resultaat
13
Q
die Kopfschmerzen
A
de hoofdpijn
14
Q
die Krankheit
A
de ziekte
15
Q
der Mangel
A
het tekort
16
Q
das Medikament
A
het medicijn
17
Q
die Müdigkeit
A
de vermoeidheid
18
Q
der Ratschlag
A
het advies
19
Q
die Stirn
A
het voorhoofd
20
Q
der Wissenschaftler
A
de wetenschapper
21
Q
de arm
A
der Arm
22
Q
het oog
A
das Auge
23
Q
de buik
A
der Bauch
24
Q
het been
A
das Bein
25
de borst
die Brust
26
de vinger
der Finger
27
de voet
der FuB
28
het gezicht
das Gesicht
29
de keel
der Hals
30
de hand
die Hand
31
de knie
das Knie
32
het hoofd
der Kopf
33
het lichaam
der Körper
34
de maag
der Magen
35
de mond
der Mund
36
de neus
die Nase
37
het oor
das Ohr
38
het achterwerk
der Po
39
de rug
der Rücken
40
de tand
der Zahn
41
de teen
die Zehe
42
der Alltag
het alledaagse leven
43
deshalb
daarom
44
erziehen
opvoeden
45
der Gegensatz
de tegenstelling
46
gerade
zojuist
47
die Nadel
de naald
48
die Narbe
het litteken
49
passieren
gebeuren
50
die Schwierigkeit
de moeilijkheid
51
zeichnen
tekenen
52
der Appetit
de trek
53
die Ecke
de hoek
54
entsprechen
komen overeen met
55
der Forscher
de onderzoeker
56
heutzutage
tegenwoordig
57
hübsch
knap
58
der Muskel
de spier
59
die Öffentlichkeit
de openbaarheid
60
sogar
zelfs
61
die Werbung
de reclame
62
afvallen
abnehmen
63
actief zijn
aktiv sein
64
zich inspannen
sich anstrengen
65
ademen
atmen
66
het uithoudingsvermogen
die Ausdauer
67
zich bewegen
sich bewegen
68
de ontspanning
die Entspannung
69
zich ontspannen
sich erholen
70
de voeding
die Ernährung
71
zich voeden
sich ernähren
72
zich fit voelen
sich fit fühlen
73
het gewicht
das Gewicht
74
de gezondheid
die Gesundheit
75
de conditie
die Kondition
76
de prestatie
die Leistung
77
zweten
schwitzen
78
de training
das Training
79
de oefening
die Übung
80
de wandeltocht
die Wanderung
81
aankomen
zunehmen
