Duits PW H2 Flashcards
(65 cards)
1
Q
De arm
A
Der Arm, die Arme
2
Q
De buik
A
Der Bauch
3
Q
De arts, de dokter
A
Der Artz
4
Q
De hooikoorts
A
Der Heuschnupfen
5
Q
Het lichaam
A
Der Körper
6
Q
De mond
A
Der Mund
7
Q
Het ongeluk
A
Der Unfall
8
Q
De spierpijn
A
Der Muskelkater
9
Q
De vinger
A
Der finger, die finger
10
Q
De voet
A
Der Füß, die Füße
11
Q
De apotheek
A
Die Apotheke
12
Q
De hand
A
Die hand die hände
13
Q
De gezondheid
A
Die gesundheit
14
Q
De griep
A
Die grippe
15
Q
De neus
A
Die nase
16
Q
De verkoudheid
A
Die erkältung
17
Q
De ziekte
A
Die krankheit
18
Q
Het been
A
Die beine
19
Q
Het gezicht
A
Das gezicht
20
Q
De koorts
A
Das fieber
21
Q
Het medicijn
A
Das medikament, die medikamente
22
Q
Het oor
A
Das ohr, die ohren
23
Q
Het ziekenhuis
A
Das Krankenhaus
24
Q
De kiespijn
A
Die zahnschmerzen
25
De keelpijn
Die halsschmerzen
26
De pijn
Die schmerzen
27
Gewond raken
Sich verletzen
28
Naar de dokter gaan
zum Artz gehen/gegangen
29
Overgeven
Übergeben or Sich übergeben
30
Pijn doen
Wehtun - wehgetan
31
Slapen
Schlafen, geschlafen
32
Zich snijden
Sich schneiden, gesnitten
33
Zich branden
Sich verbrennen, verbrannt
34
Zich voelen
Sich fühlen
35
Beterschap!
Gute Besserung!
36
Blij
Froh
37
Duizelig
Schwindlig
38
Erg
Schlimm
39
Gewond
Verletzt
40
Gezond
Gesund
41
Moe
Müde
42
Nogal, tamelijk
Ziemlich
43
Regelmatig
Regelmäßig
44
Sinds
Seit
45
Vanavond
Heutw Abend
46
Vanmiddag
Heute nachtmittag
47
Verkouden
Erkältet
48
Weer
Wieder
49
Zenuwachtig
Nervös
50
Ziek
Krank
51
De tand
Der zahm die Zähne
52
Het oog
Das Auge die augen
53
Bezoeken
Besuchen
54
Doen
Machen
55
Fietsen
Rad fahren
56
Helpen
Helfen geholfen
57
Kunnen
Können
58
Lopen
Laufen gelaufen
59
Nodig hebben
Brauchen
60
Schrijven
Schreiben geschrieben
61
Wensen
Wünschen
62
Gisteren
Gestern
63
Heet
Heiß
64
Helaas
Leider
65
Vorige week
Vorige Woche
