Eco Flashcards
(76 cards)
De 4 productiefactoren = betekenis productie factoren:
De productiefactoren zijn middelen die nodig zijn bij de productie van goederen of diensten:
Arbeid
Kapitaal
Natuur
Ondernemerschap
(KANO)
Binnenlands inkomen:
Is gelijk aan de som van het Primaire inkomen (loon, rente, huur, pacht, winst) in een land in een jaar. Je berekent dit door gewoon alles bij elkaar op te tellen of aftrekken
Brede welvaart:
Een maatstaf voor welvaart die naast materiële welvaart (consumptie van goederen en diensten) ook rekening houdt met alle andere schaarse middelen zoals vrije tijd, het milieu, de leefomgeving, veiligheid, infrastructuur en ongelijkheid
Bro to binnenlands product (bbp):
De totale toegevoegde waard3 van alle in een land geproduceerde goederen en diensten gedurende een bepaalde periode
Objectieve methode bbp berekenen:
Optellen van de toegevoegde waarde van bedrijven en de overheid (verschil tussen de omzet en de kosten van de leveringen van derden, dus omzet - kosten leveringen van derden
Subjectieve methode bbp berekenen:
Optellen van inkomens (loon, rente, huur, winst en pacht
Grotere maatstaaf bbp:
- Onderscheid tussen nominaal en reeel bbp
- het bbp t]per hoofd van de bevolking tov het totale bbp
- negatieve en positieve externe effecten
- het bestaan van de informatie sector: zoals zwartwerken
Consumenten prijs index (CPI):
Samengesteld gewogen prijsindexcijfer dat het prijsverloop aangeeft van een pakket goederen en diensten. Zo bereken je het:
- voor elk product wordt een enkelvoudig of partieel prijsindexcijfer berekend
- ieder product krijgt een wegingsfactor
- de prijsindexcijfers worden mbt de wegingsfactoren samengevoegd tot een samenhangend gewogen prijsindexcijfer
Economische groei:
De procentuele verandering van het reeele bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking
Groen bbp:
Brute binnenlands product (bbp) - de waarde van de schade aan het milieu
Inflatie:
Algemene stijging van goederen en diensten
Informele economie
Dingen die niet worden meegerekend in het bbp zoals zwartwerk etc
Koopkracht
Het aantal goederen en diensten je met je inkomen kunt kopen
Negatieve externe effecten
Negatieve externe effecten zijn negatieve gevolgen van productie of consumptie voor de welvaart van anderen, zonder dat de producent of consument daarvoor een vergoeding betaalt.
Omzet
De omzet is gelijk aan de afzet vermenigvuldigd met de verkoopprijs.
Positieve externe effecten
Positieve externe effecten zijn positieve gevolgen van productie of consumptie voor de welvaart van anderen zonder dat daarvoor wordt betaald.
Primair inkomen
Primair inkomen is inkomen waarvoor een tegenprestatie wordt geleverd (loon, rente, huur, pacht en winst).
Productie factoren
De productiefactoren zijn middelen die nodig zijn bij de productie van goederen of diensten: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap. KANO
Reëel bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking
Het reëel bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking wordt vaak gebruikt als maatstaf voor economische groei. Door inflatie stijgt het nominale bbp, daarom kijk je naar het reeele bbp. Berekenen doe je zo: reeele verandering = nominale verandering (n-o:ox100%) - inflatie
Nominale verandering bbp berekenen:
Nominale verandering bbp = reeele verandering bbp + inflatie (-bevolkingsgroei)
Reeel inkomen (hetzelfde als koopkracht)
Reëel inkomen is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen. Nominaal - inflatie
Toegevoegde waarde
De toegevoegde waarde is gelijk aan het verschil tussen de omzet van een onderneming en de totale kosten van leveringen van derden (grondstoffen, hulpstoffen, halffabricaten en diensten van derden).
Toegevoegde waarde van de overheid
De toegevoegde waarde van de overheid wordt gelijkgesteld aan de som van de ambtenarensalarissen.
Totale loonkosten berekenen:
Totale loonkosten = toegevoegde waarde - winst, huur, rente : loon per jaar per werknemer