Geschiedenis Flashcards
(36 cards)
modern imperialisme
Het verschijnsel vanaf de 19e eeuw waarbij Europese landen streven naar een groot koloniaal rijk en de koloniën gebruiken als producenten van grondstoffen en als afzetgebieden.
indirect bestuur
Manier van besturen van een kolonie waarbij het inheemse bestuur ondergeschikt is aan het koloniale bestuur, maar wel blijft functioneren.
nationalisme
Sterke voorliefde voor de cultuur van het volk waartoe men zich rekent en het streven naar de eenheid van dat volk binnen een nationale staat.
cultuurstelsel
Economisch systeem voor de exploitatie van Java; hierbij moest de bevolking een vijfde van haar grond bebouwen met landbouwgewassen voor de Europese markt in ruil voor plantloon.
economisch liberalisme
Het streven naar een economisch systeem waarbij de staat zich zo min mogelijk bemoeit met de economie en de ondernemer maximale vrijheid heeft.
direct bestuur
Manier van besturen van een kolonie waarbij Europese ambtenaren de koloniale bevolking rechtstreeks besturen, zonder tussenkomst van een inheems bestuur.
politiek liberalisme
Politieke stroming die het opneemt voor de vrijheid van het individu tegenover de macht van de staat.
socialisme
Politieke stroming die opkomt voor de arbeidersklasse, hetzij door een revolutie, hetzij door te streven naar kiesrechtuitbreiding en hervormingen langs parlementaire weg.
constitutionele monarchie
Staatsvorm met aan het hoofd een vorst die zijn of haar functie uitoefent op basis van erfrecht, en waarin die macht wordt beperkt door een grondwet (constitutie).
sociaaldemocratie
De stroming binnen het socialisme die langs parlementaire weg opkomt voor de arbeidsklasse.
feminisme
Politieke beweging die zich ten doel stelt de achtergestelde positie van vrouwen te verbeteren, in de eerste plaats via hervorming van het kiesrecht. Zie emancipatiebeweging.
vakbond
Organisatie van arbeiders die samen strijden voor betere arbeidsomstandigheden en meer loon.
confessionalisme
Politieke stroming waarbij het geloof (rooms-katholiek of protestants) uitgangspunt is voor het politieke handelen.
democratisering
De uitbreiding van het kiesrecht over een steeds grotere groep burgers.
emancipatiebeweging
Beweging die streeft naar de juridische en sociale gelijkberechtiging van achtergestelde groepen als slaven, vrouwen, arbeiders en religieuze minderheden.
ministeriële verantwoordelijkheid
Staatkundige afspraak dat de ministers slechts aan het parlement verantwoording verschuldigd zijn voor hun eigen politieke handelen en dat van de koning.
vrijheid van vereniging en vergadering
Het recht van burgers om zich te organiseren.
kiesrecht
Het recht om deel te nemen aan verkiezingen voor bestuurlijke functies.
communisme
Stroming binnen het socialisme die het lot van de arbeidersklasse wil verbeteren door middel van een revolutie, die moet leiden tot een klasseloze samenleving en gemeenschappelijk bezit van de productiemiddelen.
eerste feministische golf
De feministische beweging in de periode 1840-1920, waarbij feministes streden voor kiesrecht voor vrouwen.
conservatisme
Behoudende politieke stroming die zich keerde tegen de maatschappelijke vernieuwingen van de Franse Revolutie, het liberalisme en het socialisme.
Restauratie
Herstel van de maatschappelijke en politieke verhoudingen van vóór de Franse Revolutie.
sociale kwestie
Het vraagstuk van de slechte werken leefomstandigheden van arbeiders.
schoolstrijd
Strijd voor de vrijheid om bijzondere scholen te mogen oprichten en later om het bijzonder onderwijs financieel gelijk te stellen aan het openbaar onderwijs.