Eetstoornissen Flashcards

1
Q

Wat is de criteria voor pica?

A

A. Aanhoudend eten van niet-voedzame, non-food substanties gedurende een periode van minimaal 1 maand.
B. Het eten van niet-voedzame, non-food substanties is niet geschikt voor de ontwikkeling niveau van het individu.
C. Het eetgedrag maakt geen deel uit van een cultureel ondersteunde of sociaal normatieve praktijk.
D. Als het eetgedrag in de context van een andere mentale stoornis optreedt (bijv. intellectuelehandicap, autismespectrumstoornis, schizofrenie) of medische aandoening (inclusief zwangerschap), het is voldoende ernstig om aanvullende klinische aandacht te rechtvaardigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de ontwikkeling en verloop van pica?

A

Het begin van pica kan plaatsvinden tijdens de kindertijd, adolescentie, of volwassenheid. Begin in de kindertijd wordt het meest genoemd. De aandoening kan zich voordoen bij mensen die zich verder normaal ontwikkelen, maar meer bij mensen met een intellectuele beperking of andere stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer komt een differentiele diagnose voor?

A

Het eten van niet-voedende, non-food kan voorkomen tijdens andere psychische stoornissen. In een zo’n geval moet een aanvullende diagnose van pica alleen worden gegeven als het eetgedrag voldoende persistent en ernstig is om extra klinische aandacht te rechtvaardigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kan pica onderscheden worden van anorexia nervosa?

A

pica kan worden onderscheiden van de andere eetstoornissen door de consumptie van niet-voedende, non-food substanties. Het is belangrijk op te merken dat anorexia de inname van niet-voedende, non-food substanties, zoals zakdoekjes, kan omvatten als manier om de eetlust onder controle te houden: dan is anorexia de diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan pica onderscheden worden van factitious stoornis?

A

: sommige personen met een factitious aandoening kunnen opzettelijk vreemde voorwerpen inslikken als onderdeel van het patroon van vervalsing van lichamelijke symptomen. In deze gevallen is er een element van bedrog dat consistent is met opzettelijke inductie van verwonding of ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de DSM criteria voor rumination disorder?

A

A. Herhaalde oprispingen van voedsel gedurende een periode van ten minste 1 maand. Uitgebraakt voedsel kan opnieuw worden gekauwd, opnieuw worden ingeslikt of worden uitgespuugd.
B. De herhaalde oprispingen is niet geassocieerd aan een gastro-intestinale of andere medische aandoening (bijvoorbeeld gastro-oesofageale reflux, pylorische stenose).
C. De verstoringen komen niet alleen voor tijdens het verloop van anorexia nervosa, boulimia nervosa, binge-eating disorder of avoidant / restrictive food intake disorder.
D. Als de symptomen optreden in de context van een andere psychische stoornis, zijn ze voldoende ernstig om extra klinische aandacht te rechtvaardigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn differentiele diagnoses voor rumination disorder?

A
  • Gastro-intestinale aandoeningen: het is belangrijk dit van andere aandoeningen die worden gekenmerkt door gastro-oesofageale reflux of braken te onderscheiden. Dit moet bij baby’s worden uitgesloten door passende fysieke onderzoeken en laboratoriumtests.
  • Anorexia nervosa en boulimia nervosa: personen met anorexia nervosa en boulimia nervosa kunnen ook regurgitatie ondergaan met daaropvolgend spugen van voedsel om van ingenomen calorieën af te komen vanwege bezorgdheid over gewichtstoename.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de criteria voor avoidanct/restrictive food intake disorder?

A

A. Een eet- of voedsel verstoring (bijv. gebrek aan interessant voedsel; vermijding op basis van de sensorische kenmerken van voedsel; bezorgdheid over aversieve consequenties van eten) zoals gemanifesteerd door aanhoudend falen om te voldoen aan de juiste voedings- / energiebehoeften geassocieerd met een (of meer) van:
1. Aanzienlijk gewichtsverlies (of het niet bereiken van verwachte gewichtstoename of haperende groei bij kinderen).
2. Aanzienlijke voedingstekorten.
3. Afhankelijkheid van enterale voeding of orale voedingssupplementen.
4. Duidelijke interferentie met psychosociaal functioneren
B. De verstoring wordt niet beter verklaard door gebrek aan beschikbaar voedsel of door een cultureel voorgeschreven praktijk.
C. De eetstoornis treedt niet uitsluitend op tijdens anorexia of boulimia en er zijn geen aanwijzingen voor een verstoring in de manier waarop men zijn lichaamsgewicht of vorm ervaart.
D. De eetstoornis is niet te wijten aan een medische aandoening of wordt niet beter verklaard door een andere psychische stoornis. Wanneer de eetstoornis optreedt in de context van een andere aandoening of stoornis, overschrijdt de ernst van de eetstoornis die routinematig geassocieerd met de aandoening of stoornis en vereist extra klinische aandacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke differentiele diagnoses zijn ervoor avoidant/restrictive intake disorder?

A
  • andere medische condities
  • specifieke neurologische aandoeningen die verband houden met voedingspatronen
  • reactive attachment disorder
  • autisme
  • specifieke fobie, sociale fobie en andere angststoornissen
  • anorexia nervosa
  • obsessief-compulsieve stoornis
  • major depressive disorder
  • schizofrenie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de dsm criteria voor anorexia nervosa?

A

A. Beperking van energie-inname relatief aan behoefte leidend tot een aanzienlijk laag lichaamsgewicht in de context van leeftijd, geslacht, ontwikkelingstraject en lichamelijke gezondheid. Een aanzienlijk laag gewicht wordt gedefinieerd als een gewicht dat minder dan minimaal normaal is of, voor kinderen en adolescenten, minder dan dat wat minimaal wordt verwacht.
B. Intense angst om aan te komen of om vet te worden, of aanhoudend gedrag dat interfereert met gewichtstoename, ook al is het gewicht aanzienlijk laag.
C. Verstoring waar iemand het lichaamsgewicht of de vorm van het lichaam ervaart, ongepaste fluentie van lichaamsgewicht of vorm bij zelfevaluatie of aanhoudend gebrek aan erkenning van de ernst van het huidige lage lichaamsgewicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de twee types anorexia?

A
  • Restricting type: gedurende de laatste 3 maanden heeft de persoon zich niet beziggehouden met recente afleveringen van eetaanvallen of spoelgedrag (d.w.z. zelf geïnduceerd braken of het verkeerde gebruik van laxeermiddelen, diuretica of klysma’s). Dit subtype beschrijft presentaties waarin gewichtsverlies voornamelijk wordt bereikt door diëten, vasten en overmatig sporten.
  • Binge-eating / purging type: gedurende de laatste 3 maanden heeft het individu zich beziggehouden met terugkerende episodes van eetbuien of purging gedrag (bijv. zelf geïnduceerd braken of het misbruik van laxeermiddelen, diuretica of klysma’s) .  verschil met boulimia: anorexia moet ondergewicht hebben, bij boulimia is dit geen vereiste.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke drie diagnostische kenmerken zijn er voor anorexia?

A
  1. aanhoudende beperking van de energie-inname;
  2. intense angst om aan te komen of vet te worden,
  3. verstoring van het waargenomen gewicht of vorm.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de bmi criteria voor anorexia?

A
  • Mild = BMI gelijk aan of kleiner dan 17 kg/m2
  • Moderate = BMI tussen de 16 – 16.99 kg/m2
  • Servere = BMI tussen de 15 – 15.99 kg/m2
  • Extreme = BMI onder de 15 kg/m2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de prevalentie van anorexia?

A

de twaalf-maanden prevalentie bij jonge vrouwen is ongeveer 0.4%. Er is minder bekend over de prevalentie bij mannen, maar bij hen komt het veel minder voor. De vrouw-man verhouding is rond de 10:1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het ontwikkeling en verloop van anorexia?

A

Anorexia begint vaak tijdens de adolescentie of jong volwassenheid. Het begint bijna nooit voor de puberteit of na een leeftijd van 40, maar het komt wel voor. Vaak ontstaat het na een stressvolle levensgebeurtenis. De ontwikkeling en het verloop variëren erg. Veel mensen hebben een periode voor de aanvang van de ziekte waarin zij aangepast eet gedrag laten zien. Sommige mensen genezen volledig na een enkele episode, maar bij andere mensen is de ziekte chronisch en hebben ze veel last van terugvallen. De meeste mensen met anorexia ervaren remissie binnen 5 jaar, maar dit is een stuk lager bij mensen die worden opgenomen voor de ziekte. Het mortaliteitscijfer is ongeveer 5% per decennium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn risico en prognostische factoren?

A
  • temperament
  • omgeving
  • genetisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke abnormaliteiten worden vaak gezien in anorexia?

A
  1. Bloedafwijkingen: zo worden veel verschillende cellen verloren
  2. Uitdroging
  3. Vrouwen met anorexia hebben minder oestrogeen, en mannen minder testosteron
  4. Sinusbradycardie en bij sommige personen een verlenging van het QTc-interval 5. Lage bot dichtheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke fysieke symptomen zijn er bij anorexia?

A
  • Amenorroe (uitblijven van de menstruatie) is vaak aanwezig en lijkt een indicator voor fysiologische disfunctie te zijn.
  • Vertraagde menstruatie bij prepuberale vrouwen kan de menstruatie vertraagd zijn.
  • Constipatie, buikpijn, koude-intolerantie, lethargie en overmatige energie.
  • Vermagering.
  • Lanugo (=een fijn donzig lichaamshaar).
  • Perifeer oedeem vooral tijdens het herstel van het gewicht of bij het stoppen van laxerend en diuretisch misbruik.
  • Gele verkleuring van de huid geassocieerd met hypercarotenemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het risico op zelfmoord?

A

elk jaar plegen 12 van de 100000 zelfmoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Met Welke differentiele diagnoses moet rekening worden gehouden bij anorexia?

A
  • Medische aandoeningen
  • Major depressive disorer
  • Schizofrenie
  • Middelen gebruik
  • Sociale angststoornis, OCD, body dysmorfic disorder
  • boulimia
  • avoidant/restictive food intake disorder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de comorbiditeit bij anorexia?

A

Bipolaire stoornis, depressieve stoornis, anxiety stoornissen, OCD (restricting type) en substantie misbruik stoornis (binge-eating/purging type).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is de critieria van boulimia nervosa?

A

A. Terugkerende episodes van eetaanvallen gekenmerkt door het volgende:
1. Eten in een discrete periode (bijv. binnen een periode van 2 uur), van een hoeveelheid voedsel die absoluut groter is dan wat de meeste mensen in een vergelijkbare periode onder vergelijkbare omstandigheden zouden eten.
2. Een gevoel van gebrek aan controle over het eten tijdens de episode (bijvoorbeeld een gevoel dat men niet kan stoppen met eten).
B. Terugkerende ongewenste compenserende gedragingen om gewichtstoename te voorkomen, zoals zelf geïnduceerd braken; misbruik van laxeermiddelen, diuretica of andere medicijnen; vasten; of overmatig bewegen.
C. Eetbuien en ongepast compenserend gedrag komen beide gemiddeld minimaal 3 keer per week gedurende minimaal 3 maanden voor.
D. Zelfevaluatie wordt onnodig beïnvloed door lichaamsvorm en gewicht.
E. De stoornis komt niet uitsluitend voor tijdens episodes van anorexia nervosa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe wordt de ernst bij boulimia geclassificeerd?

A
  • Mild: gemiddeld 1-3 episodes van ongepast compenserend gedrag per week.
  • Matig: gemiddeld 4-7 episodes van ongepast compenserend gedrag per week.
  • Ernstig: gemiddeld 8-13 episodes van ongepast compenserend gedrag per week.
  • Extreem: gemiddeld 14 of meer episodes van ongepast compenserend gedrag per week.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wel die essentiele kenmerken zijn er bij boulimia?

A
  1. terugkerende episodes van eetaanvallen (A)
  2. herhaaldelijk ongepast compenserend gedrag om gewichtstoename te voorkomen (B)
  3. zelfevaluatie die overmatig wordt beïnvloed door lichaamsvorm en gewicht (D).
25
Q

Wat is de prevalentie van boulimia?

A

= de 12 maanden prevalentie van boulimia is 1-1.5% bij jonge vrouwen. De prevalentie van de aandoening piekt in de adolescentie en jong volwassenheid. Er is minder bekend over de prevalentie bij mannen, maar komt veel minder voor bij hen: 10:1.

26
Q

Wat is de ontwikkeling en verloop van boulimia?

A

Boulimia begint vaak in de adolescentie of jong volwassenheid. Een begin voor de puberteit of na 40 jaar oud komt niet vaak voor. Het bingen begint vaak tijdens of na een episode van diëten. Meerdere stressvolle gebeurtenissen voorspellen boulimia ook. Verstoord eetgedrag bestaat ten minste een aantal jaren bij de meeste mensen. Het kan ook chronisch zijn, of met wat periodes van remissie. Over het algemeen verdwijnen symptomen (met of zonder behandeling) wel. Er wordt gesproken over een verhoogde mate van mortaliteit bij boulimia. In 10-15% van de gevallen gaat de boulimia over in anorexia, ook is het mogelijk om over te gaan naar Binge Eating Disorder.

27
Q

Wat zijn risico en prognostische factoren?

A

Temperament: zorgen om gewicht, laag zelfvertrouwen, depressieve symptomen, sociale angst worden geassocieerd met meer risico op boulimia
Omgeving: het internaliseren van een dun lichaam ideaal zorgt voor meer risico op zorgen over het gewicht, wat dan weer zorgt voor risico op boulimia. Ook mensen die seksueel of fysiek misbruik hebben ervaren in de kindertijd lopen meer risico.
Genetisch en fysiologisch: obesitas en vroege puberale maturatie zorgen voor meer risico. Ook is het mogelijk om genetisch kwetsbaar te zijn

28
Q

Wat zijn diagnostische markers?

A

er bestaat geen specifieke diagnostische test voor boulimia. Er kunnen wel afwijkingen optreden als gevolg van purgen

29
Q

Wat zijn de differentiele diagnoses bij boulimia?

A
  • anorexia
  • binge eating disorder
  • kleine levin syndroom
  • major depression met atypische kenmerken
  • borderline
30
Q

Wat is de comorbiditeit van boulimia?

A

: boulimia nervosa komt veelal voor in combinatie met andere mentale stoornissen. Dit betreft meestal depressieve stoornissen, anxiety stoornissen, substantie misbruik stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen.

31
Q

Wat zijn de criteria voor binge eating disorder?

A

A. Terugkerende episodes van eetaanvallen. Een aflevering van eetaanvallen wordt gekenmerkt door het volgende:
1. Eten, in een discrete periode (bijv. binnen een periode van 2 uur), een hoeveelheid voedsel die absoluut groter is dan wat de meeste mensen in een vergelijkbare periode onder vergelijkbare omstandigheden zouden eten.
2. Een gevoel van gebrek aan controle over het eten tijdens de episode (bijvoorbeeld een gevoel dat men niet kan stoppen met eten).
B. De eetaanvallen zijn geassocieerd met drie (of meer) van de volgende:
1. Veel sneller eten dan normaal.
2. Eten totdat je je ongemakkelijk vol voelt.
3. Het eten van grote hoeveelheden voedsel zonder lichamelijke honger.
4. Alleen eten omdat je je schaamt voor hoeveel je eet.
5. Zich walgend voelen van zichzelf, depressief of erg schuldig achteraf.
C. Gemarkeerde stress wat betreft het aanwezig zijn van het bingen.
D. De eetbuien komen gemiddeld minstens 1x per week gedurende 3 maanden voor.
E. Het bingen is niet geassocieerd met het herhaaldelijke gebruik van ongepaste compenserend gedrag zoals bij boulimia en komt niet uitsluitend voor in de loop van boulimia nervosa of anorexia nervosa.

32
Q

Hoe wordt de huidige ernst geclassificeerd?

A

Het minimale niveau van ernst is gebaseerd op de frequentie van afleveringen van eetaanvallen. Het niveau van ernst kan worden verhoogd om andere symptomen en de mate van functionele handicap weer te geven.

  • Mild: 1-3 binge episodes per week.
  • Gemiddeld: 4-7 binge episodes per week.
  • Ernstig: 8-13 binge episodes per week.
  • Extreem: 14 of meer binge episodes per week.
33
Q

Wat is de prevalentie van BED?

A

De 12 maanden prevalentie van binge-eating disorder is bij vrouwen 1.6% en bij mannen 0.8%. Het genderverschil is dus veel minder scheef als bij boulimia.

34
Q

Wat is de ontwikkeling en verloop van BED?

A

Er is weinig bekend over de ontwikkeling van binge-eating disorder. Zowel eetbuien als verlies van controle komen bij kinderen en volwassenen voor. Bingen is gebruikelijk in steekproeven van adolescenten en studenten. Verlies van controle eten of episodisch eetbuien kan een prodromale fase van eetstoornissen zijn voor sommige individuen. Dieet volgt de ontwikkeling van eetaanvallen bij veel personen met binge-eating disorder (dit in tegenstelling tot boulimia, waarbij een disfunctioneel dieet meestal voorafgaat aan het begin van eetaanvallen). Binge eating disorder begint meestal in de adolescentie of jonge volwassenheid, maar kan op latere leeftijd beginnen. Personen met een binge-eating disorder die behandeling zoeken, zijn meestal ouder dan personen met boulimia of anorexia.

35
Q

Wat zijn risico en prognostische factoren?

A

Genetisch en fysiologisch: binge-eating lijkt voor te komen in families. Dit wijst op een genetisch of fysiologische invloed. Voornamelijk in geïnternaliseerde landen.

36
Q

Wat zijn de differentiele diagnoses voor bed?

A
  • boulimia
  • obesitas
  • bipolaire en depressieve stoornissen
  • borderline persoonlijkheidsstoornis
37
Q

Wat is de comorbiditeit van bed?

A

Binge-eating disorder vertoont dezelfde comorbiditeit als anorexia en boulimia. De meest voorkomende comorbiditeit is met bipolaire stoornissen, depressieve stoornissen, anxiety stoornissen en (in mindere mate met) substantie misbruik stoornissen.

38
Q

Wat houd een other specified feeding or eating disorder?

A

Deze categorie is van toepassing op presentaties waarin symptomen die kenmerkend zijn voor een voedings- en eetstoornis klinisch significant leed of aantasting veroorzaken in sociale, beroepsmatige of andere belangrijke gebieden van functioneren overheersen, maar niet voldoen aan de volledige criteria voor een van de stoornissen in de voeding en eetstoornissen diagnostische klasse. Deze categorie wordt gebruikt in situaties waarin de arts ervoor kiest om de specifieke reden mee te delen dat de presentatie niet voldoet aan de criteria voor een specifieke voedings- en eetstoornis. Voorbeelden van presentaties die kunnen worden gespecificeerd met behulp van de aanduiding ‘overige gespecificeerd’ zijn onder meer:

39
Q

Wat zijn voorbeelen van presentaties die kunnen worden gespecificeerd met behulp van de aanduiding overig gespecificeerd?

A
  1. Atypische anorexia nervosa: behalve aan alle criteria voor anorexia nervosa is voldaan dat ondanks aanzienlijk gewichtsverlies het gewicht van het individu binnen of boven het normale range ligt.
  2. Boulimia nervosa (van lage frequentie en / of beperkte duur): alle criteria voor boulimia nervosa worden voldaan, behalve dat de eetbuien en ongepast compenserende gedrag gemiddeld minder dan één keer per week en / of minder dan 3 maanden optreed.
  3. Binge-eating disorder (van lage frequentie en / of beperkte duur): aan alle criteria voor binge-eating disorder is voldaan, behalve dat het eetbuien gemiddeld minder voorkomt dan eenmaal per week en / of minder dan 3 maanden.
  4. Purging disorder: terugkerend spoelgedrag om gewicht of vorm te beïnvloeden in afwezigheid van eetaanvallen.
  5. Night eating syndrome: terugkerende episodes van nacht-eten, wat zich manifesteert door eten na het ontwaken uit de slaap of door overmatige voedselconsumptie na het avondeten. Er is bewustzijn en herinnering aan het eten. Het nacht-eten wordt niet beter verklaard door externe invloeden zoals veranderingen in de slaap-waakcyclus van het individu of door sociale normen. Het eten in de nacht veroorzaakt aanzienlijk leed en stoornissen in het functioneren.
40
Q

Wat is een niet gespecificeerde voedings of eetstoornis?

A

Deze categorie is van toepassing op presentaties waarin symptomen die kenmerkend zijn voor een voedings- en eetstoornis die klinisch significant leed of aantasting veroorzaken in sociale, beroepsmatige of andere belangrijke gebieden van functioneren overheersen, maar niet voldoen aan de volledige criteria voor een van de stoornissen in de voeding en eetstoornissen diagnostische klasse.
De categorie niet-gespecificeerde voedings- en eetstoornissen wordt gebruikt in situaties waarin de arts ervoor kiest om niet de reden op te geven dat niet wordt voldaan aan de criteria voor een specifieke voedings- en eetstoornis, en omvat presentaties waarin er onvoldoende informatie is om een meer specifieke te maken diagnose (bijv. in instellingen voor eerste hulp).

41
Q

Waar gaat het artikel van Cassin over?

A

In de laatste 20 jaar is veel onderzoek gedaan naar de link tussen persoonlijkheid en eating disorders (ED). Er is echter nog geen uitgebreide review naar dit onderwerp geweest. Dit wordt gedaan door het huidige onderzoek.

42
Q

Hoe speelt perfectionisme mee?

A

wordt gekenmerkt door de neiging om onrealistisch hoge normen te stellen en na te streven, ondanks het optreden van nadelige gevolgen. Mensen met eetstoornissen vertonen meer neurotische perfectionisme, maar scoren vergelijkbaar met gezonde mensen op normaal perfectionisme. De Multidimensional Perfectionism Scale beoordeelt 3 dimensies van perfectionisme: zelfgericht, ander-gericht en sociaal voorgeschreven perfectionisme. Zelfgericht en sociaal voorgeschreven perfectionisme worden geassocieerd met ANR, BN en BED. Bepaalde elementen van perfectionisme, zoals sociaal voorgeschreven perfectionisme, kunnen verminderen met remissie.

43
Q

Hoe spelen obsessief compulsieve eigenschappen mee?

A

onderzoekers hebben het verband onderzocht tussen ED’s en een aantal obsessief-compulsieve eigenschappen. Volgens retrospectieve rapporten komen deze eigenschappen voor bij kinderen en voorspellen de ontwikkeling van ED’s (let op: mogelijke recall bias). Eerdere conceptualisaties karakteriseerden individuen met ANR als dwangmatig en die met BN als impulsief. Recentere studies suggereren dat individuen met ANR en BN niet systematisch verschillen in obsessiefcompulsieve eigenschappen, en dat de eigenschappen na herstel blijven bestaan.

44
Q

Wat is de invloed van impulsiviteit?

A

wordt gekenmerkt door een gebrek aan voorbedachte rade en het niet overwegen van risico’s en gevolgen voor het handelen. Onderzoek naar impulsiviteit bij ANR suggereert dat ze minder impulsief zijn dan niet-psychiatrische controles. BN- patiënten zijn daarentegen impulsiever dan personen met ANR (voornamelijk restricting type) en niet-psychiatrische controles. In plaats van een blijvende persoonlijkheidskenmerk weer te geven, kan impulsiviteit echter worden toegeschreven aan de grillige voedingspatronen en emotionele instabiliteit die geassocieerd worden met BN. Meer onderzoek is nodig

45
Q

Hoe speelt sensatie zoeken mee?

A

de behoefte aan gevarieerde, nieuwe en complexe sensaties en ervaringen en de bereidheid om fysieke en sociale risico’s te nemen voor het ervaren van dergelijke ervaringen. Personen met ED’s die worden gekenmerkt door binge-gedrag, purge-gedrag of beide (bijv. ANB, BN, BED) hebben de neiging hoger te scoren op metingen van sensatie zoeken dan personen met ANR en controles

46
Q

Hoe speelt narcisme mee?

A

weerspiegelt pathologische bezorgdheid met fysiek uiterlijk en presentatie, behoefte aan externe validatie vanuit de sociale omgeving, intense interpersoonlijke gevoeligheid en vatbaarheid voor deflatie van eigenwaarde. Narcisme is karakteristieker voor personen met AN of BN dan personen met andere psychiatrische stoornissen, wat suggereert dat het een unieke risicofactor voor ED’s kan zijn. Meer onderzoek is echter noodzakelijk!

47
Q

Hoe speelt sociotrophy-autonomie mee?

A

en goedkeuring van anderen, terwijl autonomie een persoonlijkheidsstijl is die gericht is op onafhankelijkheid, controle en prestatie (voornamelijk bij anorexia). Studies suggereren dat verstoord eten geassocieerd is met zowel sociotropie als autonomie in klinische en universitaire steekproeven: er zou dan ook een conflict zijn. Let op: dit zijn voorlopige bevindingen, er is weinig onderzoek naar gedaan! Verhoogde kwetsbaarheid voor een ED kan worden geassocieerd met een sociotropie-autonomieconflict. Dat wil zeggen, individuen met ED’s kunnen ernaar streven om onafhankelijkheid te behouden, maar ook vertrouwen op interpersoonlijke relaties voor validatie en zelfrespect.

48
Q

Waarin verschillen BN en AN in hun typische kenmerken?

A

 DUS: dit onderzoek toont aan dat AN en BN beide worden gekenmerkt door perfectionisme, obsessievecompulsiviteit, narcisme, sociotropie en autonomie, terwijl impulsiviteit en het zoeken naar sensatie meer typerend zijn voor aandoeningen die worden gekenmerkt door bingen.

49
Q

hoe speelt NEO-PI en EPO persoonlijkheid mee?

A

Personen met ED’s scoren hoger op neuroticisme dan controles. Neuroticisme is ook positief gecorreleerd met eetstoornis symptomatologie in vrouwelijke universitaire steekproeven en gemeenschaps-steekproeven. Mensen met ED scoren vaak ook hoger op oppenness to experience. Het kan echter alleen een risicofactor zijn voor ED’s in combinatie met een hoge neuroticisme en een lage agreeableness. Mensen met een ED scoren ook vaak laag op conscientiousness & agreeableness . Er is sprake van een zwakke tot niet bestaande relatie met Psychoticisme en Extraversie

50
Q

wat kwam er uit de multidisciplinaire personality questionnaire?

A

Positieve emotionaliteit wordt negatief geassocieerd met verstoorde eetgewoonten en gedragingen , terwijl negatieve emotionaliteit positief wordt geassocieerd met verstoorde eethouding en gedrag en blijkt voorspellend voor verstoord eten in de loop van de tijd.

51
Q

Wat kwam eruit de minnesota multiphasic personality inventory?

A

Met betrekking tot MMPI-symptoomprofielen bleek uit één onderzoek dat personen met ANR de neiging hebben om een depressief profiel te hebben, terwijl mensen met BN de neiging hebben om een expressief / dramatisch profiel te hebben. Individuen met ANB en BED lijken meer op individuen met BN dan die met ANR of controles. Deze onderzoeken zijn echter beperkt door hun kleine steekproefomvang. Twee studies met grote steekproefgroottes suggereren daarentegen dat individuen met verschillende ED’s meer vergelijkbare MMPI-profielen hebben dan eerder werd gedacht. Deze bevindingen suggereren dat de klinische MMPI-schalen mogelijk niet bijdragen aan de differentiële diagnose van ED’s.

52
Q

Wat kwam eruit de tridimensional personality questionnaire and temperament and character inventory?

A

De TPQ is ontwikkeld om drie onafhankelijke temperamentdimensies te meten:

  • novelty seeking = zoeken naar nieuwheid (weerspiegelt gedragsactivatie),
  • harm avoidance = vermijding van schade (weerspiegelt gedragsremming)
  • reward dependence = beloningsafhankelijkheid (weerspiegelt gedragsbehoud) De TCI omvat de extra temperamentvolle dimensie van persistence (weerspiegelt gedragsbehoud) en drie theoretische karaktereigenschappen: self-transcendence, selfdirectedness en coöperativiteit.
53
Q

Wat toont onderzoek over harm-avoidance, lage self-directedness en lage cooperativiteit?

A

. Personen met deze persoonlijkheid hebben de neiging om te reageren op stressvolle situaties met gedragsremming, angst en depressie.

  • Mensen met ANR: scoren vaak hoog op persistentie en laag op novelty seeking. Hoewel werd verwacht dat hoge reward dependence een kernkenmerk van ANR was hebben studies over het algemeen deze hypothese niet ondersteund.
  • Mensen die bingen en purgen: In tegenstelling tot individuen met ANR, scoren die met aandoeningen gekenmerkt door bingeing en purging hoger op novelty seeking. Ze zijn meestal impulsiever, prikkelbaar, dramatisch en intolerant voor routine. Deze kenmerken kunnen bijdragen aan de neiging tot eetaanvallen, purgeren en ander impulsief gedrag.
54
Q

Hoe zit het met persoonlijkheidsstoornissen en eetstoornissen?

A

Een overvloed aan onderzoek suggereert dat Personality Disorders (PD’s) vaak worden gediagnosticeerd in klinische en gemeenschapssteekproeven met ED’s. Cluster C PD’s (obsessief- compulsief, afhankelijk, vermijdend) komen het meest voor bij personen met ED’s, gevolgd door cluster B (borderline, histrionisch, narcistisch, antisociaal) en cluster A (paranoïde, schizoïde, schizotypische).
Studies die de co morbiditeit tussen ED’s en PD’s onderzoeken, hebben brede bevindingen opgeleverd, met schattingen variërend van 27% tot 93%. Dit kan (deels) verklaard worden door variaties in steekproeven, werving en beoordelingsmethoden. Een recente meta-analyse heeft bijvoorbeeld aangetoond dat studies met inpatiënts hogere percentages van co morbiditeit melden dan studies met poliklinische patiënten. Personen met meerdere diagnoses zoeken vaker een behandeling dan personen met een diagnose.

55
Q

Hoe wordt er met persoonlijkheidsstoornissen onderscheid gemaakt tussen ANR en BN?

A
  • de persoonlijkheidsstoornissen die het meest met ANR worden geassocieerd zijn: avoidant, dependent, obsessive compulsive en borderline.
  • de persoonlijkheidsstoornissen die het meest met BN worden geassocieerd zijn:
    dependent, avoidant, histrionic en borderline
56
Q

Wat is de prevalentie vna PD’s bij het diagnostisch interview?

A

PD’s prevalentie door diagnostisch interview: maakt onderscheid tussen ANR, BN en BED - de persoonlijkheidsstoornissen die het meest met ANR worden geassocieerd zijn: avoidant, dependent, obsessive compulsive.

  • de persoonlijkheidsstoornissen die het meest met BN worden geassocieerd zijn: avoidant, dependent, paranoid en borderline.
  • de persoonlijkheidsstoornissen die het meest met BED worden geassocieerd zijn: avoidant, obsessive-compulsive en borderline.
57
Q

Wat zijn de verschillen bij zelfrapportages vs diagnostisch interview?

A

Het blijkt dat zelfrapportage en interview overeenkomen met betrekking tot welke stoornissen veel voorkomen bij ED’s. Echter, de prevalentie van PD’s wanneer iemand een ED wordt 35x hoger geschat bij zelfrapportage

58
Q

Wat is de conclusie van het artikel van Cassin?

A

Anorexia en boulimia vertonen allebei perfectionisme, obsessief-compulsief, neuroticisme, negative emotionality, harm avoidance, lage self-directedness, lage cooperativeness en kenmerken geassocieerd met vermijdende persoonlijkheidsstoornissen. Consistente verschillen tussen de eetstoornissen zijn; hoge constraint en persistentie, en lage novelty seeking in anorexia & hoge impulsiviteit, sensatie zoeken, novelty seeking en kenmerken geassocieerd met borderline in boulimia. Deze meta-analyse vond dat gemiddeld 0 tot 58% van de mensen met anorexia of boulimia leiden aan een persoonlijkheidsstoornis, en toonden aan dat zelfrapportage metingen de prevalentie van persoonlijkheidsstoornissen in mensen met een eetstoornis zeer overschat.