Seksualiteit Flashcards

1
Q

Wat is de eerste fase van het model van Master en Johnson?

A

Opwinding.
Vroege opwinding kan voorkomen door elk type seksuele stimulatie (zoenen, fantasie etc.). Wat zorgt voor opwinding verschillend per persoon. Er werd vaak gesteld dat bepaalde chemicaliën, geuren, voedsel of andere substanties zou zorgen voor verlangen en opwinding. Dit worden ook wel aprhodisiacs genoemd. Tot op heden is hier echter geen bewust voor. Tijdens deze fase begint bloed te circuleren rondom erectiele structuren van het lichaam, waardoor ze groter worden. Dit wordt ook wel vasocongestion genoemd. Er kan ook sprake zijn van een zogenaamde sex flush, waar de huid roder wordt. Ook worden tepels vaak hard, het ademen gaat zwaarder en sneller, de hartslag neemt toe en spieren spannen zich aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er bij mannen in de eerste fase?

A

wat er tijdens de eerste fase precies gebeurt met het lichaam van de man, is te zien in de afbeelding hiernaast: de huid om het scrotum wordt strakker, de testikels worden groter en komen omhoog en de penis wordt wat stijf. Echter, de penis is vaak nog niet volledig stijf en het is gebruikelijk dat hij de stijfheid in deze fase nog verliest, door bijvoorbeeld afleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er bij vrouwen tijdens de eerste fase?

A

bij vrouwen is de eerste verandering de erectie of het opzwellen van de clitoris. Deze zit echter vooral in het lichaam. Het meest duidelijk op te merken signaal is vaginale lubricatie: de clitoris wordt groter, de labia minora (binnenste schaamlippen) zwellen op en komen wat van elkaar af. Er zijn ook interne veranderingen. Alle veranderingen zijn op de twee afbeeldingen hiernaast te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de tweede fase?

A

Sommige onderzoekers stelden dat deze fase overbodig is. Ze stelden dat het een verlenging was van de excitement. Masters en Johnson observeerde dat mannen en vrouwen op een gegeven moment niet meer ‘meer opgewonden’ worden. Dit noemen ze het plateau. De seksuele structuren zij volledig doorbloed. Respiratie, hartslag, bloeddruk en spierspanning zijn hoog wanneer het orgasme eraan komt. De sexual flush verspreidt zich en wordt donker.

  • Vrouwen: de tepels van vrouwen blijven hard, maar worden groter, hierdoor lijken ze minder hard. Verder worden de wanden van de vagina meer doorbloed, en de grootte van de vaginale opening neemt wat af (wellicht ontstaan door evolutie zodat de man beter kan klaarkomen tijdens seks). De binnenste vagina wordt wat groter, ook wel tenting genoemd (wellicht om een plek te maken voor sperma). De clitoris komt ook dichter naar het lichaam, wat zorgt dat hij juist minder gestimuleerd kan worden: dit verklaard waarom vrouwen tijdens penetratie moeilijk klaarkomen.
  • Mannen: de penis is nu volledig stijf en wordt niet makkelijk slap. Het scrotum is strakker geworden en de testikels liggen dicht tegen het lichaam aan. Er wordt nu precum vrijgelaten (voorvocht).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de derde fase?

A

De climax van seksuele opwinding is het orgasme. Het duurt vaak niet langer dan 15 seconde, maar wordt omschreven als de meest plezierige ervaring van seks. Over het algemeen hebben vrouwen langere stimulatie nodig om dit te bereiken. De meeste vrouwen krijgen geen orgasme door enkel heteroseksuele seks: de meeste vrouwen hebben extra stimulatie nodig van de clitoris. Er is wel gevonden dat bij mannen sprake is van een refractory period. Dit bekent dat ze direct na een orgasme niet nog een orgasme kunnen krijgen. Vrouwen zijn wel in staat om multiple orgasms te bereiken. Voor beide geslachten neemt respiratie toe, wordt de hartslag en bloeddruk hoger naarmate het orgasme eraan komt.

  • Vrouwen: de anus, baarmoeder, spieren in de pelvis en de muren van de vagina trekken samen met een interval van 0.8 seconde tijdens het orgasme. Dit gebeurt tussen de 3 en 15 keer.
  • Mannen: orgasme omvat ook pelvis samentrekkingen, en vaak ejaculation. Ejaculatie vindt plaats in twee fasen, die hieronder genoemd worden.
    1. Emission = opbouwen van sperma en zaad in de urethra voordat het naar buiten komt. Dit zorgt voor een subjectieve sensatie dat het ejaculeren is begonnen. Dit wordt ook wel ejeculatory inevitability genoemd: de rest is een reflex en hier kan niets aan gecontroleerd worden.
    2. Expulsion = net als bij vrouwen vinden er samentrekkingen plaats in een interval van 0.8 seconde. Hierdoor komt het zaad via de penis naar buiten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn voordelen van seks?

A

Algemene gezondheid, pain relief, mood enhancement, longer life, minder hartziekten, beter slapen, jonger uiterlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het female ejaculation debat?

A

Er werd gesteld dat mannen kunnen ejaculeren en vrouwen niet. Vanaf de 1970’s rapporteerde vrouwen dat zij dit ook deden. Dit zorgde voor twee vragen: kunnen vrouwen ejaculeren en waar bestaat de vocht dan uit? Sommige mensen stellen dat deze vocht gelijk is aan urine: vrouwen zouden tijdens het orgasme tijdelijk incontinent zijn. Andere stellen daarentegen dat de vocht meer op sperma lijkt. Dit zou komen door de Skene’s glands. Deze klieren liggen aan beide kanten van de urethra. Hierover is nog niet veel bekend. Het is belangrijk om te benoemen dat niet alle vrouwen ejaculeren. Ook zijn vrouwen die dit doen niet meer tevreden over hun seksleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is fase 4?

A

Dit wordt ook wel de detumescence genoemd (afname in zwelling). Hier wordt de cirkel afgemaakt en keert het lichaam terug naar de niet seksueel opgewonden staat. Dit gebeurt snel na het orgasme, maar duurt langer wanneer er geen orgasme heeft plaatsgevonden. Voor beide geslachten neemt de hartslag, bloeddruk en spierspanning snel af. Vaak voelen mensen zich warm, ontspannen, tevreden en slaperig. Vrouwen kunnen door extra stimulatie weer terugkeren naar de plateau fase en kunnen dan weer een orgasme hebben. Mannen hebben een refractory period nodig voordat dit mogelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is kritiek op het EPOR model?

A

Ondanks dat het EPOR-model veel invloed heeft, is er ook veel kritiek op het model. Zo worden emotionele en psychologische componenten, zoals verlangen, niet genoemd. Een valide model zou moeten komen vanaf psychologische interpretaties in plaats van enkel fysieke reacties. Het model hangt ook te veel af van one-size-fits-all mannelijke seksuele reacties. Het kijkt te weinig naar de vrouwelijke seksualiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke specifieke bevindingen worden betwijfeld?

A
  • Te veel / te weinig fasen: sommige mensen stellen dat er te veel of te weinig fasen zijn in het model van Masters en Johnson. Er is vaak genoemd dat het plateau niet nodig is. Aan de andere kan wordt gesteld dat seksueel verlangen toegevoegd moet worden.
  • Overeenkomsten mannen en vrouwen: er wordt ook gesteld dat een model nooit in staat zou zijn om de seksuele reactie van mannen en vrouwen weer te geven. Het model zou te lineair zijn bij het aannemen dat de fasen elkaar volgen. De vrouwelijke respons zou complexer zijn dan dit model laat zijn.
  • Verschillen mannen en vrouwen: er worden hele duidelijke verschillen tussen mannen en vrouwen benoemd: mannen ejaculeren, vrouwen niet; mannen hebben een refractory period, vrouwen niet. Deze generalisaties blijken niet voor alle mannen en vrouwen te kloppen. Sommige vrouwen moeten namelijk wel even wachten na een orgasme, en sommige mannen zijn wel in staat meerdere orgasmen te krijgen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het kaplan’s three stage model of sexual response?

A

Kaplan trad in de voedsporen van Masters en Johnson. Ze stelde echter dat seksuele respons niet aannemelijk was, tenzij iemand seksueel wou zijn: hierom noemde ze de eerste fase desire.

Ze stelde vervolgens dat het plateau simpelweg deel uitmaakte van de excitement. Verder stelde ze dat resolutie eigenlijk nooit voor problemen zorgde en dat deze niet van klinische interesse is. Problemen met seksueel verlangen zouden daarentegen wel vaker voorkomen. Zou is hypoactive sexual desire relatief veel voorkomend. Dit kan volgens Kaplan komen door moeheid, stress, depressie, pijn, angst, medicatie, drugs, ervaringen, macht en controle problemen, verlies van interesse in partner, laag zelfbeeld en hormonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is kritiek op kaplans model?

A

dat seksueel verlangen niet aanwezig hoeft te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is reed’s erotic stimulus pathway theory?

A

hij ontwikkelde een model met 4 fasen; seduction, sensation, surrender en reflection. Dit wordt weergegeven in de figuur. De eerste fase, seduction, komt overeen met de eerste fase van Kaplan, maar Reed stelde dat verlangen wordt gecreëerd door gedrag wat mensen uitvoeren om aantrekkelijk gevonden te worden (bijvoorbeeld make-up dragen).
De tweede fase, sensation, ontstaat wanneer seksueel gedrag of seksuele opwinding begint (ook wel excitement/plateau). Er ontstaan verhoogde sensaties, fantasieën en dit zorgt voor motivatie om door te gaan. Reed noemt het orgasme ook wel surrender.

Na de seks reflecteren de partners op de ervaring en geven er een betekenis aan. Dit is belangrijk omdat de mensen de ervaring dan positief of negatief kunnen interpreteren: en te bepalen of ze het nog een keer gaan doen of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is a new view of womens sexual response?

A

een model van vrouwelijke seksuele respons dat een
grotere verscheidenheid aan factoren omvat dan eerdere modellen, waaronder fysieke, cognitieve,
sociale en relatie problemen. Dit manifest, zoals de auteurs het noemden, kwam naar voren als
een reactie op de toenemende trend om te vertrouwen op een enkele theorie van seksuele respons
om de ‘medicalisering’ van seksuele problemen te ondersteunen: om ze als ziekten te beschouwen
en ze met medicijnen te behandelen. De bekendste voorbeelden van deze trend worden
weerspiegeld in de enorme populariteit van Viagra, Cialis en Levitra, alle geneesmiddelen voor de
behandeling van erectiestoornissen bij mannen. Dit model is het niet eens met het EPOR model
omdat ze zeggen dat seksualiteit bij vrouwen veel complexer is. Het model tracht de seksuele reacties
van vrouwen te herdefiniëren als fundamenteel verschillend van die van mannen en stelt dat de
zoektocht naar medische oplossingen van de vrouw (zoals Viagra voor mannen) misplaatst is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is olfactory priming?

A

waarbij een reuk stimulus een gradueel (= langzaam) effect heeft op de fysiologie van de ontvanger over een periode van tijd. Er is bijvoorbeeld bewijs dat vrouwen (mensen) hun menstruatie cyclus met elkaar synchroniseren, waarschijnlijk via olfactory priming. Ook zorgt seks hebben met een man voor een grotere incidentie van ovulatie bij vrouwen, waarschijnlijk ook door geur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is olfactory signaling?

A

waarbij een reuk stimulus een meer direct effect heeft op het gedrag van de ontvanger. Feromonen kunnen ook een belangrijke rol spelen bij seks. Zo zorgt de vagina voor een bepaalde geur, wat de man laat weten dat er sprake is van oestrus. Wanneer de man eenmaal aangetrokken is tot de vrouw is dit echter niet meer nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn effecten van feedback en prestatie eisen?

A
  • Onderzoekers stelden dat het geven van feedback over erectie reactie bij mannen een gunstig effect had op hun productie van erectie. Een andere studie vergeleek zes normale vrijwilligers met zes mannen met erectie disfunctie. In geen van beide groepen verminderde feedback erectie respons, maar terwijl de normale mannen hun piekrespons bereikten in de tweede testsessie en daarna enigszins daalden, verbeterden de disfunctionele mannen met herhaald testen. Misschien werden ze steeds meer gerustgesteld door hun respons.
  • Er werd ook gekeken naar visuele feedback: gebeurt er als iemand kan zien hoe zijn penis reageert? Bij normale vrijwilligers had het kunnen zien van hun penis een versterkend effect als ze reageerden op een sterke erotische stimulus maar de tegengesteld effect in het geval van een relatief zwakke stimulus. Met andere woorden, het waarnemen van een goede seksuele reactie is op zichzelf seksueel opwindend; het waarnemen van een slechte reactie is seksueel remmend.
  • Er werd ook gekeken naar het mogelijke effect van de reactie van de partner. Onderzoekers vergeleken twee groepen seksueel functionele en disfunctionele mannen. Als de partner weinig seksuele opwinding vertoonde, reageerden beide groepen mannen beter door zich te concentreren op hun eigen respons in plaats van op die van de partner. Als de partner echter veel opwinding vertoonde, reageerden de functionele mannen beter door hun aandacht op de partner te richten, terwijl bij disfunctionele mannen het omgekeerde gold.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het automatic versus attentional processing model?

A
  • Automatic of unconscious processing = deze processen gaan snel, zijn dynamisch, maar verlopen onbewust. Ze worden door de meeste emotietheoretici beschouwd als fundamenteel voor de beoordeling van gebeurtenissen die leiden tot emotionele reacties, hoewel aandachtsprocessen ook kunnen bijdragen aan de beoordeling.
  • Attentional of controlled conscious processing = bewuste verwerking en is gekoppeld aan ‘aandacht’. De aandacht kan worden onderverdeeld in drie systemen:
    1. oriënteren op sensorische prikkels,
    2. activering van ideeën uit het geheugen
    3. behoud van alertheid.
    Het toepassen van dit onderscheid op het model van seksuele opwinding = beoordeling van een stimulus als seksueel (automatisch), leidt tot een emotionele reactie die een mate van stimulansmotivatie en een specifieke seksuele reactie omvat. De aandacht component leidt vervolgens tot de toekenning van seksuele betekenis, en beïnvloedt ook, de affectieve component en de valentie ervan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is sexual content induced delay?

A

= uit onderzoek is gebleken dat mensen langzamer zijn met het reageren op seksuele stimuli. Er is ook gebruik gemaakt van een leestaak met seksuele, romantische of neutrale inhoud. Deze werd afgenomen bij mensen met een positieve houding naar seks (erotophilia) en mensen met een negatieve houding naar seks (erotophobia). Bij beide soorten mensen was er sprake van vertraging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is physiological responses to informatin processing?

A

zowel bij mannen als bij vrouwen ontdekten onderzoekers dat, tijdens observatie van seksuele, angstwekkende en seksueel bedreigende films, de T-reflex verbeterde in vergelijking met de reacties tijdens een neutrale film. Dit wijst erop dat de mensen ‘prepared for action’ waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is subliminal priming?

A

hier werd gekeken naar de invloed van priming: mannen kregen voor de stimulus een neutrale of seksuele priming. Hierna werd gekeken naar de eerste 5 seconde van de erectie. De respons bleek groter na een neutrale stimulus. De reden hierachter weten ze niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn effects of distraction?

A

hiernaar zijn verschillende onderzoeken gedaan. Eerst werd gevonden dat hoe ingewikkelder de stimulus was, hoe meer sprake van negatief effect er was op de erectie, maar niet op subjectieve opwinding. Dit is ook onderzocht bij vrouwen. Hier werd ook gevonden dat de seksuele opwinding (objectief) minder werd door afleiding. Met betrekking tot subjectieve opwinding hing het af van het moment waarop het gevraagd werd: tijdens opwinding geen verschil, achteraf wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat effect of misattribution and misinformation?

A

de onderzoeken naar misattributie betroffen het geven van de pil aan de deelnemer, die in feite inactief is, maar de deelnemer vertellen dat dit de seksuele respons zal vergroten terwijl de deelnemer naar erotische stimuli kijkt. De deelnemer schrijft dan elke reactie toe aan de pil en beperkt zijn eigen opwinding tot een minimum. Omgekeerd, als de deelnemer een inactieve pil krijgt en te horen krijgt dat deze de reactie zal verminderen, zal de deelnemer onder de indruk zijn van elke reactie die zich voordoet en daarom een grotere subjectieve seksuele opwinding melden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is false feedback?

A

werd onderzocht door mensen te laten kijken naar een seksuele film. De helft van de participanten werd verteld dat hun reactie onder gemiddeld was. Hierna kregen ze nog een film te zien, en bleek dat mensen die ‘onder gemiddeld’ genoemd waren minder erectie respons toonden. Hierna werd gezegd dat dit kwam door de slechte film (extern) of door hen zelf (intern). Hierna toonde de externe groep een grotere reactie, en de interne groep een lagere reactie. Er was geen verschil in negatief affect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is dei nvloed van conditioneren leren en habituaite?

A

Er wordt geloofd dat er sprake is van leren in de seksuele ontwikkeling. De aard van het leren is echter nog niet helemaal duidelijk. Zo kon er experimenteel een fetisj ontwikkeld worden op schoenen. Andersom werd ook gekeken naar aversief conditioneren. Dit kan dienen om ‘af te komen van een fetisj’ en werd ook gebruikt bij homoseksuele mensen. Er werden dan onprettige schokken geassocieerd met de aanwezigheid van de stimulus of fantasie (bijvoorbeeld andere mannen bij homoseksuele mensen). Er werden wel wat korte termijn effecten gevonden. Langdurige effecten waren ongewoon (zeker met betrekking tot seksuele oriëntatie). Non-aversief conditioneren heeft wel enigszins langere termijn effecten, niet helemaal maar wel betere effecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat kwam er uit studies over conditioneren?

A

Er zijn meer studies gedaan naar het conditioneren. Hier was vaak sprake van methodologische fouten. Sindsdien zijn er veel pogingen gedaan om deze beperkingen aan te pakken. Bij een studie met mannen lukte dit iets: de reactie van de mannen op de CS werd wat intenser door de US (een seksend koppel).
Habituatie, waardoor de respons op een stimulus vermindert bij herhaling, kan relevant zijn voor het leren van seksuele responspatronen. Sommige individuen blijven voorkeur tonen voor en reageren op zeer specifieke seksuele stimuli, terwijl anderen nieuwigheid nodig hebben om seksuele opwinding te handhaven. Beide uitersten zijn mogelijk problematisch; lange termijn voorkeur voor zeer specifieke stimuli maakt vaak deel uit van een fetisjistisch patroon. Omgekeerd kan een sterke behoefte aan nieuwigheid de oorzaak zijn van moeilijkheden bij het onderhouden van stabiele seksuele relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waarom is er discussie over seksuele fantasie?

A

hierover is een discussie: is een seksuele fantasie een stimulus of het resultaat van informatie verwerken van andere stimuli of een combinatie van beiden. Hiervoor is meer energie naar de hersenen nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de rol van inhibitie?

A

Het Dual Control model is gebaseerd op het uitgangspunt dat in sommige omstandigheden, appraisal van een seksuele stimulus op een ongecompliceerde en relatief directe manier leidt tot seksuele arousal. In andere gevallen, door automatische of aandacht appraisal (of een combinatie) wordt de seksuele arousal geïnhibeerd. Het inhiberende proces is vooral automatisch. Hoe dit precies komt is nog niet duidelijk. Waarschijnlijk hebben verschillende hersengebieden hier invloed op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wat is de relevantie van persoonlijkheid?

A

Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar de invloed van persoonlijkheid op informatie verwerken en seksuele reacties. Onderzoek gaf aan dat er mogelijk een negatieve associatie is tussen liegen en erectie respons en tussen neuroticisme en stijf worden. Een type a persoonlijkheid bleek ook minder afgeleid door erotisch materiaal. Dit type persoon is vaak erg dominant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is de invloed van stemming?

A

Tot voor kort werd algemeen aangenomen dat angst een verstorend effect had op de seksuele respons. Het is duidelijk geworden dat we een meer complexe en variabele relatie tussen angst, genitale respons en subjectieve seksuele opwinding moeten bekijken. Ook zouden we bij depressie geen eenvoudige relatie met seksualiteit mogen verwachten, en met woede worden we ook geconfronteerd met verschillende patronen. Bij elk type negatief effect worden we dus geconfronteerd met belangrijke kwesties van individuele verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de invloed van clinical mood?

A

er is literatuur die laat zien dat er sprake is van seksuele problemen bij mannen en vrouwen met een depressie: vaak is er verlies van seksuele interesse. Minder literatuur laat ook een relatie met angst zien. Een onderzoek naar depressieve vrouwen laat zien dat ze meer geremde orgasmes, opwinding, bevrediging en plezier hebben. Aan de andere kant zullen ze wel meer masturberen (self-soothing). Het is belangrijk om op te merken dat depressie niet altijd zorgt voor minder zin in seks. Een groep depressieve mensen tonen namelijk ook meer zin in seks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de experimentele manipulatie van stemming effect op sexuele respons?

A
  • Angst: onderzoek heeft laten zien dat het verhogen van angst kan zorgen voor meer genitale respons op stimuli. Dit werd echter alleen gevonden bij gezonde mannen. Bij mannen met een disfunctie zorgde angst voor een afgenomen seksuele respons. Bij vrouwen werd ook een grotere seksuele reactie waargenomen wanneer het werd voorafgegaan door een ‘enge’ film. Dit was zo bij gezonde en disfunctionele vrouwen.
  • Depressie: er is minder onderzoek gedaan met betrekking tot het oproepen van een depressieve stemming. Echter, het is wel consistenter in de zin dat het bijna altijd zorgt voor minder seksuele respons. Bij vrouwen meer effect. Vrouwen in een relatie hadden minder zin in seks, maar meer behoefte aan masturbatie (gemengde resultaten).
  • Woede: hier is ook nog weinig onderzoek naar gedaan, maar onderzoek lijkt wel aan te geven dat woede en seksuele opwinding elkaar mogelijk faciliteren. Het ontbreekt hier wel aan hoe individuen verschillen in negatieve stemming en hoe dit hun seksualiteit beïnvloed. Dit wordt hieronder besproken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het effect van non klinische variaties op sekuele interesse en respons?

A

mensen ervaren wel vaker depressieve of angstige episoden in hun leven. De enige stemmingsverandering die echt is onderzocht is die van de menstruatie. De meeste vrouwen lieten de meeste seksuele interesse zien in de week na hun menstruatie. Ze hadden op dit moment ook het beste welbevinden. Er was ook een groep vrouwen met de meeste seksuele interesse in de week voor de menstruatie. Dit was paradoxaal aangezien ze dan de slechtste stemming/welbevinden hadden. Dit laat de dubbelzinnige relatie tussen negatieve stemming en zin in seks zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Waar gaat het artikel van stephenson over?

A
  1. Repliceren van de cross-sectionele associatie tussen seksueel welzijn (satisfaction en distress) en algemeen welzijn bij vrouwen met seksuele problemen.
    → De verwachting was dat deze associatie significant zal zijn.
  2. Het uitbreiden van eerdere bevindingen aan de hand van een dagelijks dagboek.
    → De verwachting was dat intra-individuele associatie significant zal zijn. Wel zou er sprake zijn van variatie: bij sommige mensen een sterke relatie, bij andere mensen een zwakke relatie.
    Hoge tevredenheid in de relatie en lage attechment anxiety zouden dienen als beschermende factoren waardoor seksueel welzijn minder ernstige gevolgen heeft voor de levenstevredenheid van vrouwen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat waren de resultaten van levenstrevredenheid bij het artikel van stephenson?

A

Levenstevredenheid was significant gecorreleerd met; sexual satisfaction, sexual distress, relatie tevredenheid, attachment avoidance en attachment anxiety.

  • Hierbij bleek de correlatie tussen relatie tevredenheid en levenstevredenheid sterker dan de relatie tussen seksuele tevredenheid en levenstevredenheid.
  • Levenstevredenheid was ook sterker gerelateerd aan attachment avoidance dan aan seksuele tevredenheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe was levenstevredeheid onafhankelijk van attachment en relatie tevredenheid?

A

Sexual satisfaction bleek niet langer een significante voorspeller van levenstevredenheid wanneer werd gecontroleerd op attachment en relatie tevredenheid. Sexual distress bleek dit wel.
Vervolgens werd gekeken naar intra-individuele verschillen. Sexual satisfaction werd significant geassocieerd met levenstevredenheid en er was een variatie in de sterkte van de associatie. Ook sexual distress werd geassocieerd met levenstevredenheid, en ook hier was variatie in de sterkte van de associatie.
- Relatie tevredenheid voorspelde de associatie tussen levenstevredenheid en sexual satisfaction in en sexual distress. Dit wordt weergegeven in de figuur hiernaast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat was de rol van attachment anxiety?

A
  • Attachment anxiety bleek de relatie tussen levens-tevredenheid en sexual satisfaction in en sexual distress ook uit te leggen. Dit wordt weergegeven in de figuur hiernaast.
    Opvallend: een slechter seksueel welzijn (minder satisfaction of meer distress) zorgde voor een kleinere afname in levenstevredenheid wanneer de vrouw weinig attachment anxiety had.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

wat was de discussie bij het artikel van stephenson?

A

Het doel van deze studie was het onderzoeken van de relatie tussen seksueel welzijn en levenstevredenheid bij vrouwen. De auteurs ontdekten dat seksueel welzijn, vooral distress voor seksuele problemen, even voorspellend was voor de tevredenheid van het leven als andere belangrijke factoren, zoals tevredenheid met de algehele relatie en attachment oriëntatie.

Seksueel welzijn en tevredenheid met het leven werden ook in de loop van de tijd binnen individuen geassocieerd. Deze unieke bevinding versterkt het argument voor een causaal verband tussen deze twee factoren door te helpen bij het uitsluiten van derde variabelen. Seksueel welzijn was niet in alle gevallen even voorspellend voor de tevredenheid van het leven - hoge relationele tevredenheid en lage niveaus van attachment anxiety leken beschermende rollen te vervullen. Voor vrouwen die hoge tevredenheid over de algehele relatie of lage mate van hechtingsangst rapporteerden, werd een afname van seksueel welzijn geassocieerd met een kleinere afname van de tevredenheid met het leven.  Met andere woorden, de mogelijke negatieve effecten van slechte seksuele ervaringen kunnen voor deze vrouwen worden onderdrukt.

39
Q

Waar ging het artikel van kontula over?

A

Het nastreven van seksueel genot is een belangrijke motiverende factor in seksuele activiteit. Een orgasme is een effectieve indicator van seksueel genot en gezonde seksualiteit. Verder voorspellen orgasmes gelukkige relaties en seksuele tevredenheid.
Eerdere studies hebben aangetoond dat meer dan 90% van de mannen meestal een orgasme hebben tijdens de seks. Bij vrouwen ligt dit slechts op 50%. Gezien het belang van een orgasme is het belangrijk om meer te focussen op het vrouwelijke orgasme. Ondanks dat vrouwen meer problemen hebben met het bereiken van een orgasme (bijna 38% heeft nooit een orgasme), verschillen de subjectieve ervaringen van mannen en vrouwen over het orgasme niet.

40
Q

Wat is het doel van het artikel van Kontula?

A

is om de voorspellers van een van de grootste hedendaagse uitdagingen in het seksuele leven in Finland te presenteren, namelijk vrouwelijke orgasmen. Deze studie omvat lange termijn trends en de determinanten van vrouwelijke orgasmen. Het doel is om verschillende factoren te analyseren die samenhangen met vrouwelijke orgasmen, waaronder het persoonlijke belang van orgasmen, seksueel verlangen, masturbatie, clitorale en vaginale stimulatie, seksueel zelfvertrouwen, communicatie met partner en seksuele technieken van de partner.

41
Q

Wat waren de resultaten van het artikel van kontula?

A

Zoals genoemd is het voor vrouwen lastiger om een orgasme te ervaren dan voor mannen. Van 1999 tot 2015 blijkt dit nog verder afgenomen; van 56% in 1999 naar 46% in 2015. Ook geven in 2015 meer vrouwen aan nog nooit een orgasme gehad te hebben tijdens seks. Vooral opvallend was de grotere variatie tussen vrouwen met betrekking tot orgasmen: sommige vrouwen hebben nooit orgasmen, terwijl andere er meerdere hebben tijdens de seks. Het meest intrigerende resultaat is dat vrouwen vandaag de dag juist meer problemen hebben met het krijgen van orgasmen, ondanks dat de kansen juist groter worden. Komt misschien door: afleiding, veel bezig met werk, controle etc.

42
Q

Wat zijn determinanten van het vrouwelijk orgasme?

A
  • Slechte determinanten
  • Relatie en seksuele geschiedenis
  • Hoe belangrijk wordt het orgasme gevonden
  • Orgasmen en seksuele technieken
43
Q

Hoe kunnen vrouwen het orgasme promoten?

A

Een manier om het vrouwelijke orgasme te promotoren is orale seks; wanneer vrouwen vaker orale stimulatie ontvangen, hebben ze vaker orgasmen. Dit geldt niet voor alle vrouwen. Vooral vrouwen die lage seksuele verlangens hebben ervaren hier profijt van. Orale seks werkt ook voor koppels die het lastig vinden om over seksuele zaken te praten

44
Q

Wat is de rol van vrouwelijk seksueel zelfvertrouwen en communicatie?

A

Een andere factor die invloed heeft op het vrouwelijke orgasme is seksueel zelfvertrouwen. Vrouwen die geloofden goed te zijn in bed ervaarden vaker orgasmen. Wanneer vrouwen zichzelf niet vaardig voelden, lag dit percentage een stuk lager. Verder geven sommige vrouwen aan dat een vaardige partner hun geholpen heeft bij het bereiken van een partner.

45
Q

Welke factoren werden geassocieerd met hoge/lage kans op orgasmen?

A

Wanneer vrouwen gevraagd werd wat hun orgasme remt noemden ze vaak ‘moeheid of stress’ of ‘moeite met concentreren’ ook werd een ‘niet vaardige partner’ en ‘partner is te snel’ genoemd. Ook een ongelukkige relatie werd genoemd, zichzelf niet seksueel aantrekkelijk voelen, vaginale droogheid, erectie problemen bij partner en kortdurende seks (korter dan 5 min).

46
Q

Wat stond er in de discussie over het artikel over orgasmes?

A

Met betrekking tot gender gelijkheid wordt Finland beoordeeld als een van de leidende landen ter wereld: sinds 1970’s neemt de gender gelijkheid erg toe.
 De resultaten van dit onderzoek geven echter aan dat de gender gelijkheid geen positieve invloed heeft gehad op het vrouwelijke orgasme; vandaag de dag hebben jongere vrouwen juist meer moeite met het krijgen van een orgasme dan vroeger. Er zijn mogelijke levensstijl en waarde factoren die dit kunnen uitleggen; stressvolle en drukke levensstijlen zorgen voor weinig tijd; een afname van privéleven, meer mentale druk wat allemaal zorgt voor moeite met concentreren op intiem leven en seksuele interactie.

De bevindingen van deze studie geven aan dat er veel verschillen in neigingen tot orgasmen tussen vrouwen onderling. Sommige vrouwen ervaren meerdere orgasmen, terwijl andere vrouwen geen orgasme ervaren. Er wordt gesteld dat veel vrouwen hun orgasme niet rapporteren, omdat er in veel vragenlijsten werd gevraagd naar ‘orgasmen door vaginale intercourse’. Echter, vragen naar orgasmen tijdens love-making gaf dezelfde resultaten.

Het promoten van zelfstimulatie door middel van masturbatie zou moeten zorgen voor meer vrouwelijke orgasmen. Uit onderzoek blijkt daarentegen dat orgasmen niet iets zijn wat je kan leren door meer fysieke ervaringen of frequente masturbatie. Het tegenovergestelde werd opgemerkt; vrouwen die niet actief waren in masturbatie ervaren vaker orgasmen tijdens de seks. Er zijn zelfs aanwijzingen dat masturberen is geassocieerd met slechtere relatie kwaliteit, meer risico op female sexual arousal disorder, slechtere seksuele tevredenheid.

47
Q

Wat was nou de rol van masturbatie bij het vrouwelijke orgasme?

A

: er werd dus verwacht dat het experimenteren met verschillende partners en het eerder ervaren van een eerste orgasme door masturbatie beide zouden bijdragen aan het makkelijker ervaren van een orgasme tijdens de seks. Dit blijkt echter niet het geval te zijn. De frequentie van masturbatie lijkt zelfs negatief geassocieerd te zijn met hoe vaak vrouwen een orgasme ervaren gedurende de seks met een partner.

48
Q

Wat werkt goed voor het vrouwelijk orgasme?

A

een relatie die goed voelt, en goed werkt op emotioneel gebied en waar seks open besproken werd, werd geassocieerd met meer orgasme capaciteit.

Ook vrouwelijke seksuele motivatie blijkt belangrijk te zijn. Vrouwen met hoge seksuele motivatie
(verlangen om seks te hebben, communiceren van zaken over seks, maken van seksuele initiaties
en actief zijn tijdens de seks) ervaren meer orgasmen.

49
Q

wat was de conclusie van het artikel over vrouwelijk orgasme?

A

bevindingen suggereren dat vrouwen onderling erg verschillen met betrekking tot hun
neiging en vermogen om orgasmen te ervaren. Verbeteringen in gender gelijkheid en seksuele
voorlichting hebben vrouwen niet geholpen om vaker orgasmen te krijgen. Ook de frequentere
masturbatie heeft niet geholpen. Een belangrijk doel voor toekomstig onderzoek is het kijken
waarom vrouwen het orgasme van hun man belangrijker vinden.
 Sexual desire en orgasm likelihood beïnvloeden elkaar.

50
Q

Wat is de dsm voor delayed ejaculation?

A

A. Een van de volgende symptomen moet worden ervaren bij bijna alle of alle gelegenheden (ongeveer 75% -100%) van seksuele partnerpartnerschap (in geïdentificeerde situationele contexten of, indien algemeen, in alle contexten), en zonder dat het individu vertraging wenst
1. Duidelijke vertraging in ejaculatie.
2. Duidelijke frequentie of afwezigheid van ejaculatie.
B. De symptomen in criterium A zijn aanhouden gedurende een minimale duur van ongeveer 6 maanden.
C. De symptomen in criterium A veroorzaken een klinisch significant leed bij het individu.
D. De seksuele disfunctie wordt niet beter verklaard door een niet-seksuele mentale stoornis of als gevolg van ernstige relatieproblemen of andere significante stressoren en is niet te wijten aan de effecten van een stof of een andere medische aandoening.

51
Q

Welke vijf factoren moeten in overweging worden genomen bij de beoordeling en diagnose van delayed ejaculation?

A
  • partner factoren (bijvoorbeeld de seksuele problemen van de partner, de gezondheidstoestand van de partner);
  • relatiefactoren (bijvoorbeeld slechte communicatie, discrepanties in verlangen);
  • individuele kwetsbaarheidsfactoren (bijvoorbeeld een slecht lichaamsbeeld; geschiedenis van seksueel of emotioneel misbruik), psychiatrische co morbiditeit (bijvoorbeeld depressie, angst) of stressoren (bijvoorbeeld baanverlies);
  • culturele / religieuze factoren (bijvoorbeeld remmingen die verband houden met verboden tegen seksuele activiteit; houdingen ten opzichte van seksualiteit);
  • medische factoren die relevant zijn voor prognose, beloop of behandeling. Elk van deze factoren kan anders bijdragen aan de symptomen van verschillende mannen met deze aandoening.
    Deze factoren zijn belangrijk bij ALLE stoornissen maar worden niet steeds genoemd!
52
Q

Wat is de prevalentie en verloop van delayed ejaculation?

A

is onduidelijk door het ontbreken van een precieze definitie. Het is de minst voorkomende mannelijke klacht. Vaak begint het tijdens vroege seksuele ervaringen en houdt het aan gedurende het leven. De prevalentie blijft min of meer constant en neemt dat erg toe naarmate mannen over de 50 zijn. 75% rapporteert altijd ejaculatie tijdens seksuele activiteit, minder dan 1% geeft aan problemen te ervaren die meer dan 6 maanden duren.

53
Q

Wat zijn risicofactoren van delayed ejaculation?

A

zijn genetisch en fysiologisch; leeftijd gerelateerd verlies van de snel geleidende perifere sensorische zenuwen en leeftijd gerelateerde verminderde geslachtssteroïde secretie kan worden geassocieerd met de toename van vertraagde ejaculatie bij mannen ouder dan 50 jaar.
Cultuur: het komt het meeste voor bij mannen in Aziatische populaties.

54
Q

Wat zijn differentiele diagnoes bij delayed ejaculation?

A

ejaculatie verklaard door een medische ziekte of letsel en vertraagde ejaculatie met een psychogene, idiopathische of gecombineerde psychologische en medische etiologie.

  • Substantie/medicatie gebruik: een aantal farmacologische middelen, zoals antidepressiva, antipsychotica, alfa-sympathische geneesmiddelen en opioïde geneesmiddelen, kunnen ejaculatieproblemen veroorzaken.
  • Dysfunctie met orgasme: het is belangrijk om na te gaan of de klacht een vertraagde ejaculatie of het gevoel van een orgasme betreft, of beide. Ejaculatie vindt plaats in de geslachtsorganen, terwijl wordt aangenomen dat de ervaring met orgasme primair subjectief is. Ejaculatie en orgasme komen meestal samen voor, maar niet altijd. Een man met een normaal ejaculatiepatroon kan bijvoorbeeld klagen over verminderd plezier
55
Q

is er comorbiditeit bij delayed ejaculation?

A

depressie

56
Q

Wat zijn de criteria voor erectile disorder?

A

A. Ten minste één van de drievoudige symptomen moet worden ervaren op vrijwel alle (ongeveer 75% -100%) seksuele activiteiten (in geïdentificeerde situationele contexten of, indien algemeen, in alle contexten):
1. Duidelijke moeilijkheid bij het verkrijgen van een erectie tijdens seksuele activiteit.
2. Duidelijke moeilijkheid bij het handhaven van een erectie tot de voltooiing van seksuele activiteit.
3. Duidelijke afname van de erectiestijfheid.
B. De symptomen in criterium A zijn aanhouden gedurende een minimale duur van ongeveer 6 maanden.
C. De symptomen in criterium A veroorzaken een klinisch significant leed bij het individu.
D. De seksuele disfunctie wordt niet beter verklaard door een niet-seksuele mentale stoornis of als gevolg van ernstige relatieproblemen of andere significante stressoren en is niet te wijten aan de effecten van een stof of een andere medische aandoening

57
Q

Waar hebben mannen met een erectiestoornis vaak lasst van?

A

Veel mannen met een erectiestoornis kunnen een laag zelfbeeld, een laag zelfvertrouwen en een verminderd gevoel van mannelijkheid hebben, en kunnen een depressieve emoties ervaren. Angst en / of vermijden van toekomstige seksuele ontmoetingen kunnen voorkomen. Verminderde seksuele bevrediging en verminderd seksueel verlangen in de partner van het individu komen vaak voor. Let ook op de factoren genoemd bij de vorige stoornis.

58
Q

Wat is de prevalentie en verloop van een erectiestoornis?

A

de prevalentie is niet bekend. Wel neemt de prevalentie toe, vooral wanneer mannen ouder dan 50 jaar zijn. Tussen de 13-21% van de mannen tussen de 40-80 klagen wel eens over problemen met erecties. Dit is 2% bij mannen jonger dan 40-50 jaar. 40-50% bij mannen ouder dan 60-70 jaar. Het komt vooral veel voor bij seks met een onbekende partner, drugs of alcohol gebruik, geen seks willen hebben en groepsdruk. 20% is bang voor erectie problemen bij de eerste seksuele ervaring, 8% ervaart het ook echt.

59
Q

Wat zijn risicofactoren voor een erectiestoornis?

A

Risicofactoren omvatten temperament factoren zoals neurotische persoonlijkheid, onderdanige persoonlijkheid, depressie en PTSD. Risicofactoren voor verkregen erectile disorder omvatten leeftijd, roken, weinig fysieke beweging, diabetes en afgenomen verlangen.
Cultuur: het is onduidelijk wat het verschil is tussen verschillende culturen.

60
Q

Wat zijn de differentiele diagnoses bij een erectiestoornis?

A
  • Nonseksuele mentale stoornis: depressieve stoornis en erectiestoornis zijn nauw geassocieerd en erectiestoornis bij ernstige depressieve stoornis kan voorkomen.
  • Normale erectiele functie: het verschil moet rekening houden met de normale erectegelfunctie bij mannen met buitensporige verwachtingen.
  • Substantie gebruik: een begin dat samen gaat met het innemen van middelen en dat verdwijnt met het stoppen hiervan suggereert een door drugs veroorzaakte disfunctie.
  • Andere medische aandoening: het moeilijkste aspect van de differentiële diagnose is het uitsluiten van erectie problemen die volledig worden verklaard door medische factoren. Dergelijke gevallen zouden geen diagnose van een psychische stoornis krijgen. Als het individu ouder is dan 40-50 jaar en / of bijkomende medische problemen heeft, moet de differentiële diagnose medische ethologiën omvatten, met name vaatziekten.
61
Q

Wat is de comorbiditeit bij een erectiestoornis?

A

Comorbiditeit: het gaat vaak samen met andere seksuele diagnoses, zoals vroege ejaculatie of mannelijk hypoactieve seksuele stoornis, net als angst en depressie.

62
Q

Wat is de criteria voor female orgasmic disorder?

A

A. Aanwezigheid van beide van de volgende symptomen en onervaren bijna alle (ongeveer 75% -100%) seksuele activiteiten (in geïdentificeerde situationele contexten of, indien algemeen, in alle contexten):
1. Duidelijke vertraging in, duidelijke frequentie of afwezigheid van orgasme.
2. Duidelijk verminderde intensiteit van orgastische sensaties.
B. De symptomen in criterium A zijn aanhouden gedurende een minimale duur van ongeveer 6 maanden.
C. De symptomen in criterium A veroorzaken een klinisch significant leed bij het individu.
D. De seksuele disfunctie kan niet beter worden verklaard door een niet-seksuele mentale stoornis of als gevolg van ernstige relatieproblemen (bijvoorbeeld partnergeweld) of andere significante

63
Q

Wat is de prevalentie en verloop van female orgasmic disorder?

A

de schattingen van prevalentie loopt erg uiteen, van 10% tot 42%, afhankelijk van verschillende factoren (leeftijd, cultuur, duur en ernstigheid van de symptomen). Het is wel belangrijk om te stellen dat deze schattingen de aanwezigheid van stress (criterium C) vaak niet meenemen. Veel vrouwen hebben moeite met het krijgen van orgasmen, maar ervaren geen stress. Het is mogelijk dat vrouwen vanaf het begin de stoornis ervaren, maar het kan ook pas later ontstaan (na een periode van normaal orgasme functioneren). 10% ervaart nooit een orgasme.
Cultuur: de prevalentie van het niet kunnen bereiken van een orgasme gaat van 17,7% (in Noord Europa) tot 42,2% (in Zuidoost Azië).

64
Q

Wat zijn risicofactoren van female orgasmic disorder?

A
  • Temperament: angst en zorgen over zwangerschap kunnen een rol spelen
  • Omgeving: er is een sterke associatie tussen relatieproblemen, fysieke gezondheid en mentale gezondheid met orgasme problemen bij vrouwen. Socioculturele factoren spelen ook een belangrijke rol bij het ervaren van orgasmen.
  • Genetisch/fysiologisch: verschillende fysiologische factoren kunnen invloed hebben op hoe een vrouw een orgasme ervaart, waaronder medische condities en medicatie.
65
Q

Wat zijn differentiele diagnoses bij female orgasmic disorder?

A
  • Niet-psychische mentale stoornissen: zoals een depressieve stoornis, die wordt gekenmerkt door een aanzienlijk verminderde interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten, kunnen de orgasme-stoornis bij vrouwen verklaren. Als de orgasme problemen beter worden verklaard door een andere psychische stoornis, zou er geen diagnose van vrouwelijke orgasme stoornis moeten worden gesteld.
  • Substantie / medicatie-geïnduceerde seksuele disfunctie: gebruik van middelen / medicatie kan de orgastische problemen verklaren.
  • Andere medische aandoening: als de aandoening te wijten is aan een andere medische aandoening zou er geen diagnose van orgasme-aandoening moeten worden gesteld.
  • Interpersoonlijke factoren: als interpersoonlijke of contextuele factoren of andere belangrijke stressfactoren, worden geassocieerd met de orgasme moeilijkheden, zou geen diagnose van orgasme-stoornissen bij vrouwen moeten worden gesteld.
  • Andere seksuele disfuncties: vrouwelijk orgasme stoornis kan voorkomen in samenhang met andere seksuele disfuncties (bijv. vrouwelijke seksuele interesse / opwindingsstoornis). De aanwezigheid van een andere seksuele disfunctie sluit een diagnose van vrouwelijke orgasmestoornis niet uit. Incidentele orgasme problemen die van korte duur zijn of niet vaak voorkomen en die niet gepaard gaan met klinisch significant ongemak of een bijzondere waardevermindering, worden niet gediagnosticeerd als een orgasmestoornis bij vrouwen. Een diagnose is ook niet geschikt als de problemen het gevolg zijn van onvoldoende seksuele stimulatie
66
Q

Wat zijn de criteria bij female sexual interest disorder?

A

A. Gebrek aan, of aanzienlijk verminderde, seksuele interesse / opwinding, zoals blijkt uit ten minste drie van de volgende:
1. Afwezigheid / verminderde interesse in seksuele activiteit.
2. Afwezige / verminderde seksuele / erotische gedachten of fantasieën.
3. Geen / verminderde initiatie van seksuele activiteit, en meestal niet ontvankelijk voor een partners pogingen om te initiëren.
4. Afwezigheid / verminderde seksuele opwinding / plezier tijdens seksuele activiteit in bijna alle of alle (ongeveer 75% -100%) seksuele ontmoetingen.
5. Afwezigheid / verminderde seksuele interesse / opwinding als reactie op interne of externe seksuale / erotische signalen (bijv. geschreven, verbaal, visueel).
6. Afwezigheid / verminderde genitale of niet-genitale sensaties tijdens seksuele activiteit in bijna alle of alle (ongeveer 75% -100%) seksuele ontmoetingen.
B. De symptomen in criterium A zijn aanhouden gedurende een minimale duur van ongeveer 6 maanden.
C. De symptomen in criterium A veroorzaken een klinisch significant leed bij het individu.
D. De seksuele disfunctie wordt niet beter verklaard door een niet-seksuele mentale stoornis of als een gevolg van ernstig relatieverlies (bijvoorbeeld partnergeweld) of andere significante stressoren en is niet te wijten aan de effecten van een stof / medicijn of een andere medische conditie.

67
Q

Wat wordt vaak geassocieerd met female sexual interest disorder?

A

Female sexual interest / arousal disorder wordt vaak geassocieerd met problemen met het ervaren van orgasmen, pijn tijdens seksuele activiteit, niet-frequente seksuele activiteit en discrepanties in verlangens bij een koppel. Relatie moeilijkheden en stemmingsstoornissen worden ook geassocieerd met de stoornis. Onrealistische verwachtingen, normen over het ‘gepaste’ level van seksuele interesse of opwinding samen met slechte seksuele technieken of een gebrek aan informatie over seksualiteit kunnen ook voorkomen.

68
Q

Wat is de prevalenite en verloop van female sexual interest disorder?

A

Prevalentie en verloop: de prevalentie zoals gedefinieerd door de DSM is niet bekend. De prevalentie zoals gedefinieerd door eerdere versies van de DSM varieert erg door leeftijd, cultuur, duur van symptomen en aanwezigheid van stress. De stoornis kan altijd aanwezig zijn, maar kan ook pas later ontstaan (na een periode van normaal functioneren).
Cultuur: het komt het meeste voor bij vrouwen in Oost Azië.

69
Q

Wat zijn risicofactoren van femaile sexual interest disorder?

A

Risicofactoren

  • Temperament: omvatten negatieve cognities en houdingen over seksualiteit en geschiedenis van mentale stoornissen. Verschillen in neiging tot seksuele opwinding en seksuele remming kunnen ook de waarschijnlijkheid van het ontwikkelen van seksuele problemen voorspellen.
  • Omgeving: omvatten relatie problemen, seksueel functioneren van de partner, ontwikkelingsgeschiedenis (zoals relatie met verzorgers en kindertijd stressoren)
  • Genetisch en fysiologisch: sommige medische condities kunnen een risico zijn voor het ontwikkelen van female sexual interest / arousal disorder. Verder zou er ook een sterke genetische invloed zijn.
70
Q

Wat is de differentiele diagnose bij female interest disorder?

A
  • Niet-seksuele mentale stoornissen: als het gebrek aan interesse of opwinding volledig te wijten is aan een andere mentale stoornis, zou er geen diagnose moeten worden gesteld.
  • Gebruik van middelen / medicijnen: kan het gebrek aan interesse / opwinding verklaren.
  • Andere medische aandoening: als de symptomen bijna uitsluitend worden geassocieerd met de effecten van een andere medische aandoening dan zou een diagnose van vrouwelijke seksuele interesse / opwindingsstoornis niet gemaakt zijn.
  • Interpersoonlijke factoren: als interpersoonlijke of contextuele factoren, de seksuele symptomen verklaren, zou er geen diagnose moeten worden gesteld.
  • Andere seksuele disfuncties: de aanwezigheid van een andere seksuele disfunctie sluit een diagnose van vrouwelijke seksuele interesse / opwindingsstoornis niet uit. Het is gebruikelijk dat vrouwen meer dan één seksuele stoornis ervaren.
  • Ontoereikende of afwezige seksuele prikkels: wanneer differentiële diagnoses worden overwogen, is het belangrijk om de adequaatheid van seksuele stimuli te beoordelen.
71
Q

Wat is de comorbiditeit van female sexual interest disorder?

A

Comorbiditeit: met andere seksuele moeilijkheden komt enorm vaak voor. Seksuele distress en ontevredenheid met het seksleven zijn hoog gecorreleerd met een laag seksueel verlangen. Een laag verlangen lijkt weer co morbide met depressie, seksueel en fysiek misbruik, gebruik van alcohol en globaal mentaal functioneren.

72
Q

Wat is de criteria van gentio pelvic pain penetration disorder?

A

A. Aanhoudende of terugkerende moeilijkheden met een (of meer) van de volgende:
1. Vaginale penetratie tijdens geslachtsgemeenschap.
2. Duidelijke vulvovaginale of bekkenpijn tijdens vaginale geslachtsgemeenschap of penetratiepogingen
3. Duidelijke angst voor vulvovaginale of bekkenpijn in afwachting van, tijdens, of als gevolg van vaginale penetratie.
4. Duidelijke spanning of verstrakking van de bekkenbodemspieren tijdens pogingen tot vaginale penetratie.
B. De symptomen in criterium A zijn aanhouden gedurende een minimale duur van ongeveer 6 maanden.
C. De symptomen in criterium A veroorzaken een klinisch significant leed bij het individu.
D. De seksuele disfunctie kan niet beter worden verklaard door een niet-seksuele mentale stoornis of als gevolg van een ernstig relatieverlies (bijvoorbeeld partnergeweld) of andere belangrijke stressoren en is niet te wijten aan de effecten van een stof / medicijn of een andere medische aandoening.

73
Q

Waar wordt genito pelvic pain penetration disorder mee geassocieerd?

A

Genito-Pelvic Pain/Penetration Disorder wordt vaak geassocieerd met andere seksuele dysfuncties, vooral degene met verminderde seksuele verlangens en interesses. Soms worden seksuele verlangens wel behouden in seksuele situaties die niet pijnlijk zijn. Zelfs wanneer mensen met Genito-Pelvic Pain/Penetration Disorder wel motivatie hebben (tot seks), vermijden ze deze situaties vaak. Bij diagnose moet gelet worden op de eerder genoemde aspecten.

74
Q

Wat is de prevalentie en verloop van penetration disorder?

A

de prevalentie is onbekend. Het is wel bekend dat ongeveer 15% van de vrouwen in Noord-Amerika terugkerende pijn ervaren tijdens seks. De ontwikkeling is ook niet duidelijk. Vrouwen zoeken vaak pas hulp als ze problemen ervaren tijdens de seks, wat betekent dat het lastig is om te bepalen of de stoornis al aanwezig was of dat de stoornis verkregen werd.
Cultuur: vaker bij een Muslim land, meer onderzoek is wel nodig.

75
Q

Wat zijn risicofactoren van penetration disorder?

A
  • Omgeving: seksuele en fysieke mishandeling werden vaak genoemd als voorspellers van de DSM4 versie van deze stoornis.
  • Genetisch en fysiek: vrouwen die pijn ervaren hebben vaak een geschiedenis van vaginale infecties; de pijn blijft nadat de infecties verholpen zijn. Een andere belangrijke voorspeller is pijn bij het inbrengen van een tampon
76
Q

Wat zijn differentiele diagnoses bij penetration disorder?

A
  • Andere medische aandoening: in veel gevallen zal bij vrouwen met Genito-Pelvic Pain/Penetration Disorder ook een andere medische aandoening worden vastgesteld. In sommige gevallen kan de behandeling van de medische aandoening de Genito-Pelvic Pain/Penetration Disorder verlichten. Meestal is dit niet het geval.
  • Somatische symptomen en gerelateerde aandoeningen: sommige vrouwen met GenitoPelvic Pain/Penetration Disorder kunnen ook worden gediagnosticeerd met somatische symptoomstoornis. Het is nog onduidelijk of ze betrouwbaar kunnen worden gedifferentieerd.
  • Ontoereikende seksuele prikkels: het is belangrijk dat de arts, bij het overwegen van differentiële diagnoses, de toereikendheid van seksuele stimuli in de seksuele ervaring van de vrouw beoordeelt. Seksuele situaties waarin er onvoldoende voorspel of opwinding is, kunnen leiden tot problemen met penetratie, pijn of vermijding.
77
Q

Wat is de criteria van male hypoactive sexual desire disorder?

A

A. Aanhoudend of herhaaldelijk gebrekkig (of afwezige) seksueel / erotisch gedachte of fantasieën en verlangen naar seksuele activiteit. De beoordeling van een tekort wordt gemaakt door de arts, rekening houdend met factoren die het seksueel functioneren beïnvloeden, zoals leeftijd en algemene en sociaal-culturele contexten van het leven van het individu.
B. De symptomen in criterium A zijn aanhouden gedurende een minimale duur van ongeveer 6 maanden.
C. De symptomen in criterium A veroorzaken een klinisch significant leed bij het individu
D. De seksuele disfunctie wordt niet beter verklaard door een niet-seksuele mentale stoornis of als gevolg van ernstige relatieproblemen of andere significante stressoren en is niet te wijten aan deze effecten van een stof of andere medische aandoening.

78
Q

Waar wordt mhsd mee geassocieerD?

A

Male hypoactive sexual desire disorder wordt soms geassocieerd met erectie en ejaculatie zorgen: problemen hiermee kunnen er bijvoorbeeld voor zorgen dat mannen minder interesse krijgen in seksuele activiteit. Mensen met deze stoornis stellen vaak dat ze geen seksuele activiteit meer initiëren en er vaak niet op in gaan wanneer iemand anders dit doet. Seksuele activiteiten zoals masturberen komt soms wel voor. Bij diagnose moet gelet worden op de eerder genoemde aspecten.

79
Q

Wat is de prevalentie van mhsd?

A

Prevalentie en verloop: de prevalentie hangt vaak af van het land en de methode van meting. Ongeveer 6% van jonge mannen (18-24 jaar) en 41% van oudere mannen (66-74 jaar) heeft problemen met seksueel verlangen. Maar een klein deel heeft dit langer dan 6 maanden:
1.8% van de mannen tussen de 16 en 44. Deze stoornis kan vanaf het begin af aan aanwezig zijn, maar kan ook later ontstaan.
Cultuur: het komt het meeste voor bij mannen in Oost-Azië.

80
Q

Wat zijn risicofactroen van mshd?

A
  • Temperament: stemmings- en angstsymptomen lijken sterke voorspellers van lage verlangens bij mannen. De gevoelens van een man over zichzelf, de percepties over de seksuele interesse van de partner naar hem, gevoelens van emotionele connectie en contextuele variabelen hebben mogelijk invloed op seksuele verlangens.
  • Omgeving: alcohol kan zorgen voor minder verlangens. Bij homoseksuele mannen kan zelfgerichte homofobie, interpersoonlijke problemen, houdingen, gebrek aan seksuele educatie, en trauma de lage verlangens ook uitleggen
  • Genetisch en fysiologisch: endocrine stoornissen hebben invloed op seksuele verlangens bij mannen. Ook leeftijd speelt een belangrijke rol.
81
Q

Wat zijn differentiele diagnoses bij mshd?

A
  • Niet-psychische stoornissen: kan het gebrek aan seksueel verlangen verklaren. Als het gebrek aan verlangen beter kan worden verklaard door een andere psychische stoornis, mag er geen diagnose worden gesteld van Male Hypoactive Sexual Desire Disorder.
  • Gebruik van middelen / medicijnen: kan het gebrek aan seksueel verlangen verklaren.
  • Andere medische aandoening: als het lage / afwezige verlangen en de gebrekkige / afwezige erotische gedachten of fantasieën beter worden verklaard door de effecten van een andere medische aandoening mag er geen diagnose van Male Hypoactive Sexual Desire Disorder worden gemaakt.
  • Interpersoonlijke factoren: als interpersoonlijke of significante contextuele factoren, worden geassocieerd met het verlies van verlangen bij de man, mag er geen diagnose van Male Hypoactive Sexual Desire Disorder worden gesteld.
  • Andere seksuele disfuncties: de aanwezigheid van een andere seksuele disfunctie sluit een diagnose van Male Hypoactive Sexual Desire Disorder niet uit; er is enig bewijs dat tot de helft van de mannen met een laag seksueel verlangen ook erectiestoornissen heeft, en iets minder mensen kunnen ook vroege ejaculatieproblemen hebben.
82
Q

Wat is comorbiditeit bij mshd?

A

depressie en andere mentale stoornissen gaan vaak samen met Male
Hypoactive Sexual Desire Disorder

83
Q

Wat zijn de criteria voor premature ejaculation?

A

A. Persistent of terugkerend patroon van ejaculatie die zich voordoet tijdens seksuele activiteit met een partner binnen ongeveer 1 minuut na vaginale penetratie en voordat het individu dit wenst.
Opmerking: Hoewel de diagnose van voortijdige (vroege) ejaculatie kan worden toegepast op personen die niet-vaginale seksuele activiteiten verrichten, zijn voor deze activiteiten geen specifieke duurcriteria vastgesteld.
B. Deze symptomen van criterium A moet al minimaal 6 maanden aanwezig zijn en moet worden ervaren bij bijna alle of alle (ongeveer 75% -100%) gelegenheden van seksuele activiteit .
C. De symptomen van criteria A zorgen voor klinisch significante stress in het individu.
D. De seksuele disfunctie wordt niet beter verklaard door een niet-seksuele mentale stoornis of als gevolg van ernstige relatieproblemen of andere significante stressoren en is niet te wijten aan de effecten van een stof of een andere medische aandoening.
Veel mannen met premature (early) ejaculation klagen over een gevoel van verlies van controle over ejaculatie en melden bezorgdheid over hun verwachte onvermogen om ejaculatie uit te stellen bij toekomstige seksuele ontmoetingen. Er moet opnieuw rekening gehouden worden met de eerder genoemde factoren.

84
Q

Wat is de prevalentie en verloop van premature ejaculation?

A

Prevalentie en verloop: de schattingen van de prevalentie variëren erg afhankelijk van de definitie. Internationeel gezien rapporteert meer dan 20-30% van de mannen tussen de 18 en 70 jaar zorgen over hoe snel ze ejaculeren. Met de nieuwe definitie wordt slechts 1-3% gediagnosticeerd met de stoornis. De prevalentie kan toenemen met leeftijd. Het kan altijd al aanwezig zijn, maar kan ook later pas ontstaan.
Cultuur: wat ‘snel’ is verschilt per cultuur

85
Q

Wat zijn risicofactoren van premature ejaculatie?

A

Risicofactoren

  • Temperament: komt veel voor bij mannen met angststoornissen (vooral sociale fobie)
  • Genetisch en fysiologisch: er is een matige genetische contributie aan de prevalentie van vroeg ejaculeren. Het kan geassocieerd zijn met bijvoorbeeld dopamine
86
Q

Wat zijn differentiele diagnoses bij premature ejaculatie?

A
  • Substantie/medicatie-geïnduceerde seksuele dysfunctie: wanneer problemen met vroeg ejaculeren volledig toegeschreven kunnen worden aan substantie gebruik zou medicatie geïnduceerde seksuele dysfunctie gediagnosticeerd moeten worden.
  • Ejaculatory concerns that do not meet criteria: het is noodzakelijk om mannen met normale ejaculatielatenties te identificeren die langere ejaculatielatenties wensen en mannen die episodische voortijdige (vroege) ejaculatie hebbe. Geen van deze situaties zou leiden tot een diagnose van voortijdige (vroege) ejaculatie, hoewel deze situaties voor sommige mannen pijnlijk kunnen zijn.

Comorbiditeit: het kan gepaard gaan met erectiestoornissen. In veel gevallen kan het moeilijk zijn om te bepalen welke moeilijkheid aan de ander is voorafgegaan. Levenslange vroegtijdige
(vroege) ejaculatie kan gepaard gaan met bepaalde angststoornissen. Verworven voortijdige (vroege) ejaculatie kan worden geassocieerd met prostatitis, schildklieraandoening of ontwenningsverschijnselen (bijv. Tijdens ontwenning van opioïden).

87
Q

WAt zijn de criteria van medication induces sexual dysfucntion?

A

Substance/Medication-Induced Sexual Dysfunction (DSM-5 criteria) M & V
A. Klinisch significante verstoring in seksueel functioneren is predominant in de klinische picture.
B. Er is bewijs van geschiedenis, fysische onderzoek of laboratoriumresultaten van:
1. De symptomen in criterium A ontwikkelde tijdens of na substanties toxiciteit of ontwenning of na blootstelling aan een medicijn.
2. De betrokken stof is in staat om de symptomen uit criterium A te veroorzaken.
C. De storing kan niet beter worden verklaard door een seksuele disfunctie die niet wordt veroorzaakt door middelen / medicijnen.
D. De storing treedt niet uitsluitend op tijdens een delirium.
E. De storing veroorzaakt klinisch significante distress in het individu.

88
Q

wat is other specified?

A

Deze categorie is van toepassing op presentaties waarin symptomen die kenmerkend zijn voor een seksuele dysfunctie die klinisch significant leed veroorzaken bij het individu overheersen, maar niet voldoen aan de volledige criteria voor een van de aandoeningen in de diagnostische klasse van seksuele disfuncties. Deze categorie voor seksuele disfunctie wordt gebruikt in situaties waarin de arts ervoor kiest om de specifieke reden mee te delen en dat het niet voldoet aan de criteria voor een specifieke seksuele disfunctie.

89
Q

WAt is unspecified?

A

Deze categorie is van toepassing op presentaties waarin symptomen die kenmerkend zijn voor een seksuele dysfunctie die klinisch significant leed veroorzaken bij het individu overheersen, maar niet voldoen aan de volledige criteria voor een van de aandoeningen in de diagnostische klasse van seksuele disfuncties. De niet-gespecificeerde categorie voor seksuele disfunctie wordt gebruikt in situaties waarin de arts ervoor kiest om niet de reden op te geven dat niet wordt voldaan aan de criteria voor een specifieke seksuele disfunctie.

90
Q

Waarom hebben psychologische behandelingen de voorkeur?

A
  1. Psychologische behandelingen hebben geen negatieve fysieke bijwerkingen.
  2. Psychologische behandelingen richting zich op het herstel van seksueel functioneren en de toename van seksuele tevredenheid
91
Q

welke interventiestrategieen zijn er voor seksuele dysfunctie?

A
  • cognitieve herstructurering / emotionele regulatie;
  • stimulusregeling / desensibilisatie;
  • gedragsactivatie;
  • het opbouwen van relatievaardigheden.
92
Q

Wat waren de resultaten over de effectiviteit van interventies?

A

Psychologische interventies waren superieur aan wachtlijsten met betrekking tot het verbeteren van symptoom ernstigheid. Psychologische interventies waren ook superieur aan wachtlijsten met betrekking tot het verbeteren van seksuele tevredenheid. In beide gevallen was er weinig heterogeniteit.

Er werd ook nog gekeken of bewijs verschilt tussen de verschillende seksuele dysfuncties.

  • Ernst van symptomen: psychologische interventies blijken grote effecten te hebben op de ernst van symptomen bij vrouwen met hypoactief sexual disorder en matige effecten bij vrouwen met orgasme disorder. Op de andere dysfuncties was geen effect.
  • Seksuele tevredenheid: psychologische interventies bleken medium effecten te hebben op de seksuele tevredenheid van vrouwen met orgasme disorder en mensen met mixed seksuele dysfunctie.

Het effect van de setting

  • Met betrekking tot symptoom ernst bleken er sprake van voordeel van psychologische interventies boven de wachtlijst wanneer het werd uitgevoerd in een koppel, groep of zelf-hulp setting. Individuele hulp kreeg weinig ondersteuning.
  • Met betrekking tot seksuele tevredenheid was psychologische interventie alleen superieur aan de wachtlijst als dit werd uitgevoerd in een groepssetting, en niet als er sprake was van een koppel of zelfhulp setting. Er werden geen onderzoeken gedaan naar individuele settingen.
93
Q

WAt stond in de discussie over de interventies?

A

Deze meta-analyse vond bewijs dat psychologische interventies effectief zijn bij het verbeteren van symptoom ernst en seksuele tevredenheid bij patiënten met bepaalde dysfuncties (female orgasmic disorder, female hyposexual dysfunction). Er is echter geen duidelijk bewijs uit RCT’s gevonden voor andere seksuele dysfuncties, zoals erectiestoornissen, voortijdige ejaculatie, vaginisme en gemengde seksuele disfuncties.

De studies in deze meta-analyse varieerden in methodologische kwaliteit, uitkomstmaten en kwaliteit van rapportage. Lage methodologische kwaliteit kan zorgen voor een overschatting van de effectiviteit van psychologische interventies. Dit was het geval voor seksuele tevredenheid, maar niet voor de ernst van de symptomen. Het vinden van inconsistente associaties tussen methodologische kwaliteit en uitkomst kan echter te wijten zijn aan de algehele lage studiekwaliteit, waarbij slechts twee van de opgenomen onderzoeken voldoen aan ten minste de twee indicatoren van hoge interne validiteit van de studie.

Seksuele therapie en seksuele vaardigheidstraining waren de meest bestudeerde interventies door de jaren heen. Het ontbreken van onderzoeken naar de effectiviteit van behandelingen voor bepaalde soorten seksuele disfunctie en het uitgesproken gebruik van bepaalde interventiestrategieën (bijvoorbeeld sekstherapie) zijn al eerder gemeld in andere beoordelingen en volgens deze resultaten is de situatie niet veel veranderd.

94
Q

Welke behandeling voor welke stoornissen?

A
  • Premature Ejaculation: in combinatie met psychotherapie en medicatie
  • Erectile dysfunction: psychotherapie
  • Female orgasmic disorder: sekstherapie (seksual skills training)
  • Female hypoactive: CBT met seksual skills training
  • Vaginisme: systematic desensitization