{ "@context": "https://schema.org", "@type": "Organization", "name": "Brainscape", "url": "https://www.brainscape.com/", "logo": "https://www.brainscape.com/pks/images/cms/public-views/shared/Brainscape-logo-c4e172b280b4616f7fda.svg", "sameAs": [ "https://www.facebook.com/Brainscape", "https://x.com/brainscape", "https://www.linkedin.com/company/brainscape", "https://www.instagram.com/brainscape/", "https://www.tiktok.com/@brainscapeu", "https://www.pinterest.com/brainscape/", "https://www.youtube.com/@BrainscapeNY" ], "contactPoint": { "@type": "ContactPoint", "telephone": "(929) 334-4005", "contactType": "customer service", "availableLanguage": ["English"] }, "founder": { "@type": "Person", "name": "Andrew Cohen" }, "description": "Brainscape’s spaced repetition system is proven to DOUBLE learning results! Find, make, and study flashcards online or in our mobile app. Serious learners only.", "address": { "@type": "PostalAddress", "streetAddress": "159 W 25th St, Ste 517", "addressLocality": "New York", "addressRegion": "NY", "postalCode": "10001", "addressCountry": "USA" } }

effecten van langdurig trainen Flashcards

(30 cards)

1
Q

soorten uithouding

A
  1. spieruithoudingsvermogen
    - specifiek voor individuele spieren
    - metabole aanpassingen door training
    - vermogen van 1 of meer spieren op herhaaldelijke of statische inspanningen vol te houden
    - verwand met spierkracht & anaeroob vermogen
  2. cardiorespiratoire -
    - aeroob uithoudingsvermogen
    - vermogen van gehele lichaam in volhouden van langdurige ritmische inspanning
    - verbonden met ontwikkeling cardio & respi systeem
    - maximaal aeroob vermogen = VO2max
    - submaximaal vermogen = lactaat drempel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

chronische aanpassingen aan hartgrootte

A
  1. soorten hypertrofie
    - volume belasting door uithoudingstraining
    –> excentrische hypertrofie = diameter neemt toe
    - drukbelasting door krachttraining
    –> concentrische hypertrofie = dikte v/d wand neemt toe
  2. effect van sporten
    - lopen = pure uithouding
    - fietsen & roeien = ook meer kracht te pas
    - fitness = pure kracht
    –> toch geen grote toenames van diameter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

chronische aanpassingen aan slagvolume

A
  1. waardes: rust / max
    - ongetraind = 60 / 100
    - getraind = 80 / 130
    - goed getraind 100 / 175
    - kleine stijging submaximaal = groter slagvolume in rust
    - grote stijging bij maximale inspanningen
  2. toename van EDV
    - excentrische hypertrofie
    - meer bloedplasma
    - lagere maximale HF = lagere vullingstijd
  3. daling van ESV
    - concentrische hypertrofie = grotere contractie kracht
    - betere preload ≈ EDV
    - afname perifere weerstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

chronische aanpassingen van hartfrequentie

A
  1. verandering
    - daling van HF in rust & tijdens inspanning
    - 10-30bpm na 6maand
    - snellere daling na inspanning
    - geen daling van maximale hartslag
    –> lichte afname mogelijk voor optimale vultijd & slagvolume
  2. vergelijken van HF
    - tussen verschillende personen geen goede interpretatie
    - bij dezelfde persoon: daling = beter getraind
    –> ook voor sneller herstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

chronische aanpassingen van HMV

A
  1. veranderingen
    - HMV = HF X SV
    - bij submaximale inspanning daalt HF & stijgt SV
    –> gelijke HMV submaximaal
    - zelfde inspanning = altijd zelfde hoeveelheid O2 nodig = zelfde HMV voor elke waarde
    - wel mogelijke stijging bij maximale inspanningen
  2. doorbloeding
    - algemeen beter door groter HMV
    - toegenomen cappilarisatie getrainde spieren
    - betere rekrutering van bestaande capillairen
    - effectievere herverdeling van inactieve gebieden
  3. bloeddruk
    - verlaging bij mensen met hypertensie
    - op zelfde inspanning = afname van bloeddruk
    - SBD verhoogt & DBD verlaagt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

chronische aanpassingen van respiratoire systeem

A
  1. veranderingen
    - combinatie toegenomen ademdiepte & ademfrequentie
    - tijdens rust = zelfde ventilatie
    - verschil van arterieel-veneus verschil
    –> vooral ven maximale inspanning
    - door betere zuurstofopname weefsels & betere verdeling van bloed
  2. waardes van VO2max
    - man / vrouw
    - topsport uithouding = >75 / >65
    - team & raket sporten = 55-65 / 45-55
    - stedentair = 40-45 / 30-40
  3. factoren die beïvloeden
    - ergelijkheid, leeftijd & geslacht (vrouwen 20% minder ongetraind & 10% getraind)
    - responders & nonresponders
    –> door training toename van 0 -> 40%
    - mate van getraindheid: hoger begin niveau = minder verbetering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

detraining

A
  1. definitie
    - gedeeltelijk of volledig verlies van trainsingsgeïnduceerde aanpassingen
    - anatomisch, fysiologisch & prestatie gerelateerd (structureel & functioneel)
    - door reductie of stopzetten van training
  2. factoren die grote bepalen
    - initiële fysieke fitheid
    - type & modaliteit van voorafgaande training
    - duur van detraining
    –> short term < 4 weken < long term
  3. algemeen mechanisme
    - niet voldoende trainingsstimulus voor onderhoud
    - cardiorespiratoir, metabool & muscularie degeneratie
    - 10-15% algmene daling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

detraining metabool

A
  • daling spierglycogeen
  • daling insuline gemideerde glucose opname & GLUT-4-transporters
  • daling HDL-vetten & stijging LDL-vetten
  • stijging lactaat na inspanning aan zelfde intensiteit
    –> snellere productie & daling van buffer capaciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

detraining andere mechanismen

A
  1. cardiorespiratoire
    - daling bloedvolume & slagvolume
    - saling VO2max & duur tot toale uitputting
    - stijging van submaximale & maximale RER
  2. musculair
    - daling cappilaire densiteit & myoglobine concentratie
    - daling oxidatieve - & mitochondrionale enzymen
    - daling dwarsdoorsnede
    - daling EMG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

algemene lichaamsbegrippen temperatuur

A
  1. homeostase = hemotherm
    - constant 36,1-37,8
    - lichaamstemp = kerntemp
    - meting door hypothalamus = thermostaat
    - meting door mensen = nauwkeurigst aan rectum
  2. buiten normale bereik
    - langdurige inspanningen, ziekte, extreme warmte/koude
    –> maar 30% van energie tijdens inspanning naar arbeid, rest naar warmte
    - fluctuaties dag tot dag & uur tot uur van minder dan 1°C
  3. regulatie
    - balans productie & verlies
    - reactie van lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

GLT

A

gemiddelde lichaamstemperatuur

  1. begrip
    - rekeninghouden kerntemp & huidtemp
    - huidtemp kan hoger of lager zijn afh van uitwendige omstandigheden
  2. interpretatie
    - GLT = 0,33 x huid + 0,67 x rectum
    - gradient
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

warmte-evenwicht

A
  1. warmte opname
    - metabole warmte
    - omgevings warmte
    - geleiding + stroming + straling
  2. warmte verlies
    - geleiding + stroming + straling
    - verdamping (zweet)
    –> belangerijkst
  3. gewenning aan temperatuur
    - training van fysiologische reacties
    - acclimeren = in kamer
    - acclimatiseren = in natuurlijke omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

transport van lichaamswarmte

A
  1. geleiding = door vaste stof = direct moleculair contact
  2. stroming = door beweging van gas of vloeistof
  3. straling
    - overdracht door elektromagnetische straling
    - belangerijkste tijdens rust = 60%
  4. verdamping
    - voornamelijk zweet
    –> NaCl, K+, ureum & lactaat
    - afdruppend zweet ≠ verkoeling
    - belangerijkst tijdens inspanning = 80%
    - ook insensibel waterverlies = longen & slijmvliezen

S = warmte acculumulatie = som van alle facotoren
–> metabole productie, geleiding, stroming, straling & verdamping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

luchtvochtigheid

A
  1. hoge luchtvochtigheid
  2. meer water moleculen
  3. vermindering mogelijkheid opname water door lucht
  4. lagere verdamping van zweet
  5. minder warmte-afgifte = zweet-bad

droge lucht & warm = meer verdamping dan vorming van zweet = droge huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

warmte-sensoren

A
  1. centrale sensoren
    - hypothalamus
    - controle bloed naar hersenen
    - gevoelig tot 0,01°C
    - start van reflexmatige reactie
  2. perifere sensoren
    - omgevings- & huid temperatuur
    - bewuste waarneming
  3. besluitvorming
    - POAH preoptic-anterior hypothalamus
    - afwijkingingen van setpoint
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mechansimen voor hypertermie

A
  1. hypertermie
    - kerntermperatuur > 40°C
    - mogelijk tijdens intense inspanning
    - in spieren tot 42°C
    –> stijgigng efficiëntie van energie systemen in spieren
  2. pathologie
    - ontregeling zenuwstelsel
    - energiemetabolsieme
    - warmte ziekte = verdere pogingen voor warmte afgifte vermijden
  3. effecten
    - vasodilatatie huid & verhoogde permeabiliteit
    –> zweet
17
Q

effectoren hypertermie

A
  1. zweetklieren = warmte afgifte
    - geprikkeld door hypothalamus
    - warmer = meer zweet secreteren
  2. huid arteriolen = warmte afgifte & warmte productie
    - bepalen huiddoorbloeding
    - afkoelen door geleiding, stroming & radiatie
  3. skelet spieren = warmte productie
    - spierrillingen
  4. endokriene klieren
    - throxine & verschillene catecholamines afscheiden
18
Q

mechanismen voor hypothermie

A
  1. hypothermie
    - makkelijk wennen aan koude
    - moeilijk acclimatiseren
    - weinig reacties
  2. effecten
    - verhoogde activatie van skelet spieren = schudden
    - vasoconstictie aan huid
    - verhoogde vrijgave schildklierhormoon & andere voor versnelde metabole snelheid
19
Q

invloed van omgeving op thermoregulatie

A
  1. beïnvloeding van straling & stroming
    - lager temperatuur verschil tussen huid & luchtstroom
    - lucht > 36°C = omgekeerd gradiënt
    –> winnen van warmte door omgeving
  2. beïnvloeding van verdamping
    - hoge luchtvochtigheid = moeilijker verdamping
    - meer moeten zweten voor zelfde afkoeling
    –> gelimiteerde inspanning & kans op hitte aandoeningen
20
Q

dehydratatie

A

% lichaamsgewicht van vochtverlies
1. 1% = prestatie daling aerobe inspanningen
2. 2% = eerste dorstgevoel
- nood aan dwangschema voor optimale prestaties
- sporters beperken tot 1%
3. 5%
- veel grotere daling van prestaties
- niet in verhouding met daling LG

gevolgen lichaam
1. zweet = hypotoon
2. verlies van vocht = hypertonisering van lichaamsvocht
3. trigger van thermoregulatie systeem
4. effecten
- inhibitie vochbeschikbaarheid in zweetklieren
- shift in drempel/threshold van temperatuur = veranderingen van effecten signaal CZS
5. verhogen van kerntermperatuur

21
Q

acute fysiologische aanpassingen aan inspanning in warmte

A
  1. cardiovasculaire drift = verlaging van SV & verhoging van HF
  2. daling van maximale inspanningscapaciteit = maximaal HD daling
  3. energieproductie
    - temp boven 39°C = inhibitie van energieleverinssystemen
    - hogere O2 opname = meer verbruik door door afkoeling
    - sneller anaerobe energielevering = meer lactaat
    –> ook meer spierglycogeen verbruik
    - leidt tot snellere uitputting
22
Q

cardiovasculaire drift

A
  1. langdurige aerobe inspanning aan zelfde intensiteit
  2. toename lichaamstemperatuur
  3. groot deel HMV naar huid voor verkoeling
  4. minder bloed door zweten = erger bij warmte
  5. lagere preload
  6. daling SV
  7. stijging HF om gelijke HD te houden
23
Q

elektrolyten- & vochtbalans

A
  1. transpiratie
    - lichte transpiratie = gefilterd zweet langzaam door buizen
    –> tijd voor volledige reabsorptie Na & Cl
    - zware transpiratie = sneller = hoog Na & Cl gehalte in zweet
    - Ka, Ca & Mg wordt nooit gereabsorbeert
    - stimulatie van zweetklieren gebeurd OA. door aldosterol
    –> grotere absoptie van Na & Cl
  2. maximale zweetproductie
    - 1,6-2L per uur = 2,5-3,2% lichaamsgewicht
    - compensatie = aldosteron & ADH voor maximale reabsorptie in nieren
  3. training & zweet
    - daling van Na & Cl in zweet
    - altijd hoger bij vrouwen
    - salty & niet-salty sweaters bestaan
24
Q

gezondheidsrisico’s inspanning in hitte

A
  1. oorzaak
    - grote warmte productie spieren
    - warmteopname van omgeving
    - belemmerde verdamping
  2. rekening houden met
    - luchttemp
    - luchtvochtigheidsgraad
    - windsnelheid
    - thermische straling
  3. gevolgen
    - stijging tot belemmering van normale celfunctie
    - groter risico op hitte slag
25
meting van warmte belasting
= wet-bulb globe temperatue index 1. opstelling - black globe = temperatuur van aarde & andere structuren --> stralingswarmte - dry bulb = lucht temperatuur - wet-bulb = luchtvochtigheid bepalen 2. interpretatie - geleiding, stroming, straling & verdamping weergeven - afkoelende mogelijkheden in omgeving inschatten
26
beperkingen van WBGT-index
1. onderschatten van risico op hitte-aandoening als luchtvochtigheidsgraad hoger is als 70% 2. geen reking met - kledij - inspanningsintensiteit - leeftijd & fitness - acclimatisatie - ziekte
27
kenmerken inspanning tijdens warme
1. hittekrampen = spierkrampen 2. overgang - dorst & overmatig zweten - vermoeidheid 3. warmtestuwing - krachtverlies - bleek & koude huid 4. overgang - hoofdpijn, lichthoofdig & misselijkheid - kouderillingen & kippenvel - stoppen met zweten 5. hitteberoerte - sterke & snelle polsslag - warme & droge huid - verwarring
28
therapie van hitte aandoeningen
1. hittekrampen - door verlies van vocht & mineralen - verplaatsen naar koelere locatie - toedienen van vloeistoffen met zoutoplossing 2. warmtestuwing - cardiovasculaire systeem kan spieren & huid niet voldoende bevloeien door sterke daling in bloedvolume - rust in koele omgeving met voeten omhoog = shock voorkomen - toedienen van zoutwater als bewust - intraveneus als niet bewust & medisch toezicht - lauwe douche -> progressief kouder 3. hitteberoerte - falen van thermoregulatie systemen - medisch ingrijpen
29
preventie van gezondheidsrisico's
1. aflassen van trainingen & wedstrijden als WBGT > 28°C 2. alert zijn voor hyperthermie signalen 3. whole-body precooling 4. hydratatie = voldoende drinken voor, tijdens & na 5. dragen van geschikte kledij 6. acclimatisatie aan hitte
30
acclimatisatie aan warmte
= verhogend vermogen voor afkoeling bij dezelfde omstandigheden aanpassingen 1. acclimatisatie training - 1,5 tot 2u = best - mate afh van omstanigheden - boven 50% VO2max 2. hoger plasma volume 3. hoger zweettempo & zweetproductie 4. lagere huidtemperatuur 5. groter gradient met kerntemperatuur 6. andere aanpassingen - daling HF maximaal & submaximaal - stijging SV 7. snelheid van aanpassingen - 3-6d = cardiovasculair - 5-10d = afname Na & Cl in zweet - 7-14d = zweetmechanisme & vasodilatatie in houd 8. retentie van 8dagen