Eindexamen begrippen Zuid Amerika Flashcards

1
Q

Uitvloeiingsgesteente dat bestaat uit een grijze massa met grote kristallen

A

Andesiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Spanning tussen de toename bevolking en de bestaansmogelijkheden in een gebied

A

Bevolkingsdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Savanne met doornachtige struiken

A

Caatinga

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Boomsavanne

A

Cerrado

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Periode met een sterke opwarming van zeewater bij de evenaar langs de westkust van Zuid-Amerika en over een deel van de Stille Oceaan

A

El Niño

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gesteente en mineraal waaruit nuttige en economisch interessante stoffen kunnen worden gewonnen

A

Erts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het ontstaan van ertsen

A

Ertsvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wijk waar de bewoners zelf (illegaal) woningen hebben gebouwd

A

Favela / sloppenwijk / informal city

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Brandstof die in miljoenen jaren is gevormd uit planten- en/of dierenresten

A

Fossiele energiebron (aardolie, aardgas, bruinkool en steenkool)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De beschrijving van de ligging, gebiedskenmerken, bevolkingskenmerken en interne en externe relaties van een gebied

A

Geografisch beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gebied dat (overwegend) een hoogteligging heeft van meer dan 500 meter.

A

Hoogland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een uitgestrekt gebied dat eenzelfde maximale hoogteligging heeft

A

Hoogtezone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een vlak of zachtgolvend gebied op meer dan 500 meter hoogte

A

Hoogvlakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Grassavanne met soms wat bomen

A

Illanos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bos langs modderige tropische en subtropische kusten, in zoutmoerassen en slibrijke rivierdelta’s.

A

Mangrove / vloedbos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Megastad

A

Stad met meer dan 10 miljoen inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een kaart in je hooft of op papier die een uitdrukking is van subjectieve beelden (percepties) van een gebied

A

Mental map

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verplaatsing van personen over een bepaalde grens met het doel zich in een nieuwe vaste woonplaats te vestigen

A

Migratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Positief saldo van geboorten en sterften in een regio

A

Natuurlijke bevolkingsgroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vochtige grassteppe

A

Pampa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De manier waarop iemand de werkelijkheid waarneemt en daaruit een beeld voor zichzelf vormt

A

Perceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Landschap in de tropen met lange grassen, afgewisseld met groepjes bomen en struiken. Er zijn drie typen

A

Savanne (Ilanos, cerrado en caatinga)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Uitgestrekt, geologisch stabiel gebied op een continent met zeer oud gesteente

A

Schild / kraton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Dicht, ondoordringbaar bos in de warme en vochtige tropen.

A

Tropisch regenwoud / selva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Saldo van immigratie en emigratie in een regio

A

Sociale bevolkingsgroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes

A

Steppe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Vastliggend, algemeen (dus collectief) beeld over een groep mensen, een gebied of een groep verschijnselen of gebeurtenissen

A

Stereotiep beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Tropisch laagland

A

Gebied met tropisch regenwoud dat tot 200m hoog ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Centrale waar energie wordt opgewekt met behulp van stromend water.

A

Waterkrachtcentrale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

De totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten (per jaar) per hoofd van de bevolking

A

bbp per inwoner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Actieve deelname van zoveel mogelijk inwoners aan de politieke besluitvorming

A

bevolkingsparticipatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Gewas dat verbouwd wordt met een winstoogmerk en dat wordt verhandeld en tot producten verwerkt

A

cashcrop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Informele machtsstructuur die berust op het verlenen van gunsten in ruil voor loyaliteit

A

Cliëntelisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Het naast elkaar bestaan van meerdere culturen en cultuurelementen in de samenleving

A

culturele diversiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Proces waarbij het belang van de landbouw, in de werkgelegenheid en als bijdrage aan het bbp, afneemt

A

deagrarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Het vergroten van de inspraak en de medezeggenschap voor meer mensen in het bestuur van de overheid

A

Democratisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

De verhouding tussen de productieve leeftijdsgroep en de niet-productieve leeftijdsgroepen

A

Demografische druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

De overgang van een niveau van hoge geboorte- en sterftecijfers naar een laag niveau van geboorte en sterftecijfers

A

Demografische transitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Regeringsvorm waarin de absolute macht doorgaans bij één persoon of bij een kleine groep mensen berust.

A

Dictatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Economie met een modern, ontwikkeld deel en een traditioneel, achtergebleven deel

A

Duale economie (denk oost-west ongelijkheid China)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Kleine maatschappelijke groep met buitengewone voorrechten, waardoor zij op een of meer gebieden de hoogste positie inneemt

A

Elite (gebieden: politiek, militair, economisch, cultureel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Een geheel van sociaal-culturele kenmerken waarvan mensen in een bepaalde groep vinden dat die bij het hoort en hen onderling verbindt

A

Etniciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

De (al dan niet gewapende) strijd tussen bevolkingsgroepen van verschillende etnische aard

A

Etnisch conflict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Gewas dat is bedoeld voor menselijke consumptie.

A

Foodcrop / voedselgewas

45
Q

Verdeling van de bevoegdheden waarbij duidelijk besloten is hoe de verhoudingen tussen de deelnemende partijen zijn geregeld

A

Formele machtsstructuur

46
Q

Het bewust plannen van het aantal geboorten per huishouden

A

Gezinsplanning

47
Q

Goed bestuur met als (voornaamste) uitgangspunten: (noem ze)

A

Good governance
- openheid
- verantwoording
- rechtvaardigheid
- bevolkingsparticipatie
- overeenstemming

48
Q

De eigendomsverhouding van grond op het platteland

A

Grondbezitsverhouding

49
Q

Het door landen zelf gaan produceren van goederen die voorheen werden ingevoerd

A

importsubstitutie

50
Q

Proces waarbij het belang van de industrie in de werkgelegenheid en als bijdrage aan het bbp toeneemt

A

Industrialisatie

51
Q

Machtsverhouding waarbij de verdeling van de rechten en plichten van de deelnemers niet duidelijk en niet algemeen geldend is

A

Informele machtsstructuur

52
Q

Kleinschalige en laagbetaalde dienstverlening die niet officieel wordt waargenomen en geregistreerd.

A

Informele sector / vluchtsector / scharreleconomie / verborgen economie

53
Q

Zeer groot agrarisch bedrijf dat in de regel zeer extensief bebouwd wordt

A

Latifundium

54
Q

Iemand die geboren is of leeft in Zuid- of Midden-Amerika en die Spaans of Portugees spreekt

A

Latino

55
Q

Grafische weergave van de ongelijke verdeling van een maatschappelijk verschijnsel

A

Lorenzcurve

56
Q

Vermenging van de Spaanse en inheemse cultuur in Zuid-Amerika

A

Mestizering

57
Q

Economische denkrichting die berust op (een hernieuwde) vrijmarktwerking en productie voor de wereldmarkt

A

Neoliberalisme

58
Q

Vorm van overheersing waarbij de macht in de handen ligt van een kleine groep mensen van de bevoorrechte klasse

A

Oligarchie

59
Q

Politieke stroming die de nadruk legt op een sterke en directe band van het volk en die uitgaat van de tegenstelling tussen enerzijds de heersende klasse en de gevestigde orde en anderzijds het volk

A

Populisme

60
Q

De (al dan niet gewapende) strijd tussen bevolkingsgroepen met verschillende godsdiensten

A

Religieus conflict

61
Q

Toename van tegenstellingen tussen maatschappelijke groeperingen

A

Sociale polarisatie

62
Q

Proces waarbij het belang van de diensten in de werkgelegenheid en als bijdrage aan het bbp toeneemt

A

Tertiairisering

63
Q

Politieke en economische organisatie van Brazilië, Rusland, India, China en Zuid Afrika, die zich, met uitzondering van Zuid-Afrika) in een vergelijkbaar stadium van sociale ontwikkeling bevinden

A

BRICS-land

64
Q

Investering in de productie van een andere land

A

Buitenlandse investering / foreign direct investment (fdi)

65
Q

Samenstelling naar soort en waarde van alle goederen die voor uitvoer bestemd zijn

A

Exportpakket

66
Q

Bewerking van en waardetoevoeging aan goederen die voor de uitvoer bestemd zijn

A

Exportvalorisatie

67
Q

Overzicht met aan de ontvangstenkant de geldwaarde van de uitvoer van goederen en diensten van een land over een bepaalde periode en aan de uitgavenkant de geldwaarde van de invoer

A

Handelsbalans

68
Q

Samenstelling naar soort en waarde van alle goederen en diensten die worden betrokken uit het buitenland

A

Importpakket

69
Q

Het verwerven van landbouwgrond in armere landen door kolonisten, (vaak buitenlandse) investeerders en grote productiebedrijven waarbij de plaatselijke bevolking gedwongen wordt zijn land af te staan

A

Landroof / landgrabbing

70
Q

Douane-unie tussen Argentinië, Brazilië, Paraguay, Uruguay, Venezuela en Bolivia en een aantal geassocieerde landen

A

Mercosur

71
Q

Organisatie van alle Zuid-Amerikaanse landen, gericht op politieke, economische en culturele integratie

A

UNASUR

72
Q

Trilling van de aarde als gevolg van het plotselinge verschuiven van stukken van de aardkorst of van de eronder liggende mantel

A

Aardbeving

73
Q

Voorbeeld van een massabeweging waarbij grote hoeveelheden grond plotseling in beweging komen en van een helling af glijden

A

Aardverschuiving

74
Q

Agrarische bedrijven die zich op een gehele productiekolom van agrarische producten toeleggen (behalve de teelt ook transport, opslag, verkoop, handel en toelevering

A

Agribusiness

75
Q

Het totaal van verschillende soorten levende planten, dieren en micro-organismen in een gebied

A

Bio-diversiteit

76
Q

Gericht op het maken van winst

A

Commercieel

77
Q

Het vermogen van de natuur om de gevolgen van menselijk ingrijpen op te vangen, zonder dat het natuurlijk evenwicht wordt verstoord

A

Draagkracht

78
Q

Niet meer natuurlijke hulpbronnen dan dat er bij komen, zodat mensen ze ook in de toekomst nog kunnen gebruiken

A

Duurzaamheid

79
Q

Het omgaan met de risico’s van een natuurramp

A

Hazard management

80
Q

Het opwekken van elektriciteit met vallend water

A

Hydro-elektriciteit

81
Q

Modderstroom die veroorzaakt is door een smeltende sneeuw- of ijskap op een vulkaan door een vulkaanuitbarsting

A

Lahar

82
Q

De achteruitgang van de kwaliteit van de bodem en het landschap door verdroging, bodemerosie, bodemuitputting en verzilting

A

Landdegradatie

83
Q

Middelgrote stad

A

Stad met een complete voorzieningsaanbod en bedrijvigheid die voorziet in de behoeften van de eigen inwoners en ook die van de inwoners van de omliggende kleinere agglomeraties

84
Q

Economische activiteit die gericht is op het onttrekken van delfstoffen aan de aardkorst om die te verwerken

A

Mijnbouw

85
Q

Zich snel verplaatsende massa sediment en puin die verzadigd is met water

A

Modderstroom

86
Q

Samenleving die uitgaat van een centrale rol van netwerken in het economische verkeer en de communicatie. Door de verregaande globalisering is er steeds minder afhankelijkheid van plaats en tijd

A

Netwerksamenleving

87
Q

De verwijdering van de (natuurlijke) bosbegroeiing in een gebied

A

ontbossing

88
Q

De verandering van het natuurlandschap om het geschikt te maken voor menselijk gebruik

A

Ontginning

89
Q

De manier waarop iemand de werkelijkheid waarneemt en zich daaruit een beeld vormt van het risico dat diegene loopt

A

Risicoperceptie

90
Q

Plattelandsgebied

A

Ruraal gebied

91
Q

Door storm veroorzaakte hoogwater

A

Stormvloed

92
Q

Hoge golf bij de kust die ontstaat door een aardbeving in de oceanische lithosfeer

A

Tsunami

93
Q

De enorme verspreiding van voorsteden over het omringende platteland

A

Urban sprawl

94
Q

Processen aan het aardoppervlak die het gevolg zijn van het omhoog komen van heet materiaal uit het binnenste van de aarde

A

Vulkanisme

95
Q

De balans tussen de opname van water en de afgifte van water in een gebied

A

Waterbalans

96
Q

Vorm van landbouw waarbij men hoofdzakelijk voedsel verbouwt voor de eigen familie en niet voor de verkoop

A

Zelfvoorzienend

97
Q

Versmelting van een minderheidsgroep in een andere groep waarbij (een deel van) de eigen identiteit verloren gaat

A

Assimilatie

98
Q

Verschil tussen volken wat betreft normen, waarden en tradities

A

Cultureel verschil

99
Q

Het geven van meer macht aan lagere overheden, zoals provincies en gemeenten

A

Decentralisatie

100
Q

Het geven van meer macht aan lagere overheden, zoals provincies en gemeenten

A

Decentralisatie

101
Q

Het achterstellen van mensen, omdat ze bijvoorbeeld een andere huidskleur of geloof of andere gewoonten hebben

A

Discriminatie

102
Q

Beschreven of onbeschreven rechten op water en/of grond

A

grond- en watereigendom

103
Q

Nakomelingen van de volkeren die met een eigen cultuur die een land volledig of gedeeltelijk bewoonden in de tijd dat personen van een andere cultuur of etnische oorsprong daar arriveerden

A

Inheemse bevolking

104
Q

Samengaan van verschillende groepen in een samenleving met behoud van eigen cultuur

A

intergratie

105
Q

Afgezonderd van anderen (andere groepen) leven

A

Isolement

106
Q

Manier van leven (op het gebied van voeding, kleding, huisinrichting, relaties en recreatie)

A

Leefstijl

107
Q

Politiek die berust op het gebruik van machtsmiddelen

A

Machtspolitiek

108
Q

Grotere zelfstandigheid van een regio binnen een staat

A

Regionale autonomie

109
Q

Onenigheid tussen twee of meer staten over het bezit en/of bestuur van een gebied

A

Territoriaal conflict