engels thema 2 Flashcards
(79 cards)
1
Q
cyclist
A
fietser
2
Q
driver
A
bestuurder
3
Q
pedestrian
A
voetganger
4
Q
passenger
A
passagier
5
Q
police officer
A
agent
6
Q
the brakes
A
de remmen
7
Q
the headlights
A
de koplampen
8
Q
a license plate
A
nummerplaat
9
Q
a windshield
A
voorruit
10
Q
a bonnet
A
een motorkap
11
Q
a steering wheel
A
een stuur
12
Q
a traffic signal, traffic light
A
een verkeerslicht
13
Q
a tyre
A
een band
14
Q
a boot
A
bagageruimte
15
Q
a lorry
A
een vrachtwagen
16
Q
an axle
A
de as van het wiel
17
Q
a collision
A
botsing
18
Q
a hazard
A
gevaar
19
Q
an intoxicant
A
verdovende middelen
20
Q
an intersection
A
kruispunt
21
Q
to accelerate
A
versnellen
22
Q
a driving lane
A
rijbaan
23
Q
cycle lane, bike lane
A
fietspad
24
Q
a pavement, sidewalk, footpath
A
voetpad
25
midian strip, a central reservation
midden berm
26
a traffic sign
verkeersbord
27
a camppost
lantarenpaal
28
a driveway
een oprit
29
a garage
een garage
30
a kreb, curb
stoeprand
31
motorway, superhighway
autosnelweg
32
hard shoulder, a breakdown lane
pechstrook
33
a flyover, an overpass
brug
34
a turn-off, an off-ramp, an exit
afrit
35
an on-ramp
oprit
36
a crash barrier, guardrail
vangrail
37
a fast lane
linkse baan
38
roundabout
rondpunt
39
a warning sign
waarschuwingsbord
40
a zebra crossing, crosswalk
zebrapad
41
a gore, traffic island
verkeerseiland
42
avoided an accident
ongeluk voorkomen
43
to step on the brake
op de rem trappen
44
to hit a car
een auto raken
45
to overtake / pass a car
een auto inhalen
46
to speed
versnellen
47
to skid
slippen
48
to crash into
tegenaan botsen
49
to react to a situation
reageren op een situatie
50
to ask one for his license
om zijn rijbewijs te vragen
51
to refuse to take a test
weigeren een test afteleggen
52
to cross
oversteken
53
to warn other drivers
om andere bestuurders te waarschuwen
54
to steer one's car
om zijn auto te besturen
55
to reduce speed
snelheid verminderen
56
to approach a crossroads
een kruispunt naderen
57
to change lanes
om van rijstrook te verwisselen
58
to signal a turn
je geeft een beurt aan
59
to obtain a license
een vergunning verkrijgen
60
an intoxicated driver
bestuurder onder de invloed van alcohol of drugs
61
a spare ( tyre)
een reservewiel
62
a one-way street
eenrichtings straat
63
a valid license
geldig rijbewijs
64
indicators
richtingaanwijzers
65
a windschield wiper
ruitenwisser
66
a seatbelt
een auto gordel
67
a service/ petrol station
een tankstation
68
a motorbike
een motorfiets
69
a parking lot
parking
70
to (take a) turn left/ right
links- of rechts afslaan
71
to go straight ahead
om rechtdoor te gaan
72
to take the roundabout
om de rotonde te nemen
73
to take an exit
om een afrit te nemen
74
to cross the crossroads
om een kruispunt over te steken
75
to pull over
over te halen
76
to fork left / right
links, rechts afslaan
77
to ask for directions
om de weg te vragen
78
xto give directions
aanwijzingen te geven
79
to make a U-turn
om een U bocht te maken