frans Mots dans le vent 1 Flashcards
(35 cards)
1
Q
de troef
A
l’atout
2
Q
het voordeel
A
l’avantage
3
Q
de werkloosheid
A
le chômage
4
Q
de boekhouder
A
le comptable
5
Q
de bediende
A
l’employé(e)
6
Q
de zelfstandige
A
l’indépendant
7
Q
het bedrijf
A
l’ entreprise
8
Q
het team
A
l’équipe
9
Q
de ervaring
A
l’expérience
10
Q
de opleiding
A
la formation
11
Q
de beheersing
A
la maîtrise
12
Q
de proefperiode
A
la période d’essai
13
Q
de preventie
A
la prévention
14
Q
de vergoeding
A
la rémunération
15
Q
het pensioen
A
la retraite
16
Q
de taak
A
la tâche
17
Q
toegeven
A
admettre
18
Q
vergelijken
A
comparer
19
Q
aannemen
A
engager
20
Q
beheren
A
gérer
21
Q
solliciteren
A
postuler
22
Q
aanwerven
A
recruter
23
Q
informeren
A
renseigner
24
Q
in staat te
A
capable de
25
belast met
chargé(e) de
26
veeleisend
exigeant(e)
27
redelijk
raisonnable
28
sociaal
sociable
29
op zoek naar
à la recherche de
30
halftijds
à mi-temps
31
zijn brood verdienen
gagner sa vie
32
het contract van (on)bepaalde duur
le contrat à durée (in)déterminée
33
de KMO
la PME
34
voltijds
à temps plein
35
deeltijds
à temps partiel
