enzymen als biokatalysatoren Flashcards
(29 cards)
drie kenmerken van enzymen
- katalytisch vermogen
- substraatspecifiek
- onderhevig aan regulatie
katalytisch vermogen van enzymen
- verlagen activeringenergie/energieinhoud van de transitietoestand
- brengen substraten in juiste oriëntatie tov elkaar
- evenwicht wordt sneller bereikt
opbouw van een enzym
- actief centrum/katalytische holte: enkele az’en
- specificiteitsholte
- az’en die oxanionholte vormen
katalytisch centrum van chymotrypsine
- 3 az’en -> katalytische triade
- serine, histidine, aspartaat
- serineprotease
reactiemechanismen
-serineproteasen/sulfhydrylproteasen
- zuur/metalloproteasen
verschil tussen serine en sulfhydrylproteasen
- cysteine in katalytische triade ipv serine
verschil met zuur/metalloproteasen
- zuur en metalloproteasen binden niet covalent aan het substraat
- ook geen katalytische triade maar 2x aspartaat of 1 aspartaat en metaalion bv zink
- 1 aspartaat zorgt voor zuur base reactie met water waarna dit als nucleofiel optreedt
algemeen bij serine/sulfhydrylproteasen
- charge relay systeem
-> activatie serine of cysteine - nucleofiele aanval -> covalent intermediair
- peptidebinding breekt
- water als nucleofiel
-> tweede intermediair - recyclage
hoe komt het dat meerdere enzymen bv de serineproteasen volgens hetzelfde mechanisme werken maar toch andere reacties katalyseren
- specificiteitsholte
- bepaalt welk aminozuur vh substraat als determinant voor specificiteit geldt
specificiteitsholte van chymotrypsine + welke aminozuren passen erin
- glycine, glycine, serine
- Phe, Tyr, Trp
welke factoren beïnvloeden de reactiesnelheid
- pH
- temperatuur
waarom zal chymotrypsine niet werken bij een lage pH
- het aspartaat in de katalytische triade zal geproponeerd worden
wat doet het michaelis Menten
- verklaart de kinetiek va enzymen
- verklaart hoe de reactiesnelheid van een enzymatische reactie afhangt van de substraatconcentratie
Michaelis menten constante
- concentratie vh substraat waarbij de helft van de maximale snelheid bereikt is
- de helft van de enzymen zijn bezet
- maat voor affiniteit van enzym voor het substraat
belangrijke associaties tussen S en Km
- S««Km: V is recht evenredig met S
- S»_space;» Km: V is onafhankelijk van S; V = Vmax
- S = Km: V = Vmax/2: helft van enzymen zijn bezet
lineaire vergelijking vh Michaelis Menten model
- lineweaver burke vergelijking
- laat toe Vmax en Km via extrapolatie te bepalen
irreversibele inhibitie
- inhibitor bindt covalent op het katalytisch centrum
- bindingsplaats voor substraat is permanent bezet
niet-competitieve inhibitie
- inhibitor bindt buiten katalytisch centrum
- verandert structuur zodanig dat katalyse minder efficiënt is
- Vmax daalt
- Km blijft hetzelfde
- substraat bindt nog even makkelijk, lokaal is de inhibitor al gebonden
- inhibitie hangt enkel af van de concentratie van de inhibitor
competitieve inhibitie
- competitie voor dezelfde bindingsplaats in het katalytisch centrum
- Vmax blijft hetzelfde
- Km daalt -> schijnbaar lagere affiniteit voor het substraat
voorbeelden van inhibitoren
- ritonavir: blokkeert HIV protease
- taxol: bindt beta tubuline en stabiliseert microtubuli -> cellen in apoptose
- microcystine: uit algen, blokkeert fosfatasen
- alfa amanitine: uit zwammen, blokkeert rna polymerase
sulfanilamide
- competitief al substraat tov PABA
- geen vorming dihydrofolaat en bijgevolg THF
- geen vorming meer van Thymidine
- functie als antibioticum
metothrexaat
- competitieve inhibitor vn dihydrofolaatreductase
- dihydrofolaat kan niet in THF omgezet worden
katalytische holte van Trypsine
- 2 Gly
- 1 asp
positief geladen aminozuren zoals lysine en Arginine kunnen erin
katalytische holte van Elastase
- Valine en threonine
- enkel kleine aminozuren kunnen erin