Examen Flashcards

(76 cards)

1
Q

grootste risico op orthostatische hypotensie

A

selectieve alfa1-antagonist receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe lager EC50

A

hoe potenter de stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Biologische beschikbaarheid is

A

Percentage van een geneesmiddel dat onveranderd de circulatie bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zorgt voor het optreden van tolerantie?

A

langdurige behandeling met antagonisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Receptoroccupantie

A

Hangt af van concentratie vrije ligand en evenwichts-dissociatieconstante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een vraag over DDI, wat is juist

Bij inhibitie van CYP-enzymen zal de concentratietijdsverloopcurve (AUC) van het slachtoffergeneesmiddel/prodrug

A

Bij inhibitie van CYP-enzymen zal de concentratietijdsverloopcurve (AUC) van het slachtoffergeneesmiddel/prodrug toenemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

50 jarige patiënt maakt geregeld grote wandelingen, hij neemt aan het begin van zijn wandeling sublinguaal nitraat in en daarnaast ook een puffer. Wat zit hoogstwaarschijnlijk in de puffer?

A

Ipratropium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

juist ivm diabetes type 1

A

verschillende soorten insuline-analogen met verschillen in werkingsduur en aanvang als beste therapie bij DTI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ter preventie van migraine wordt soms sumatriptan gebruikt. Dat werkt in op

A

serotonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Patiënt neemt antihypertensiva, maar krijgt last van hypokaliëmie, wat geven?

A

spironolactone

Amiloride

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Patiënt 1 moet braken door chemotherapie, patiënt 2 heeft last van vertraagde maaglediging. Welk geneesmiddel kan je aan beiden geven?

A

metoclopramide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk geneesmiddel zorgt voor minder gastro-intestinale peristaltiek?

A

loperamide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij welk geneesmiddel heb je het grootste risico op orthostatische hypotensie?

A

a. selectieve alfa1-antagonist receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke middel tegen alcoholmisbruik zorgt ervoor dat er slechte metabolisatie van alcohol plaatsvindt?

A

Disulfiram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Prostaglandine E1 agonist

A

Preventie van gastro-intestinale ulcera bij NSAID gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Haloperidol: welke bijwerking meer dan clozapine

A

Extrapyramidale bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Cholinesterase inhibitoren inhiberen de werking van atracurium.

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Cholinesterase inhibitoren versterken het effect van suxamethonium.

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Neostigmine wordt gebruikt bij de behandeling voor Myasthenia Gravis.

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

verapamil en diltiazem zorgen voor verlaagde AV geleiding

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Door welk mechanisme wordt bromocriptine gebruikt om amenorroe te veroorzaken

A

inhibitie prolactine secretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Werkingsmechanisme van warfarine?

A

inhibitie synthese van stollingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

BIJWERKINGEN VERWANT AAN HET BELANGRIJKSTE FARMACOLOGISCH EFFECT

A

Type I bijwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

BIJWERKINGEN NIET VERWANT AAN HET BELANGRIJKSTE FARMACOLOGISCH EFFECT

A

type 2 bijwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Idiosyncratische reacties
speciale reactie ten gevolge van een speciaal specimen
26
Corticosteroïden binden op
een intracellulaire receptor
27
Vraag over sint-janskruid en carbamazepine, die wordt gemetaboliseerd door CYP3A4.
De biologische beschikbaarheid van carbamazepine daalt
28
inductor
sneller maken van enzym
29
werkingsmechanisme bij middelen gegeven bij ziekte van Alzheimer
inhibitie acetylcholinesterase
30
Er is een geneesmiddel nodig om bij een patiënt de aanmaak van urinezuur te verminderen. Op welk enzym wordt ingewerkt?
Xanthine oxidase
31
Downregulatie van receptoren komt door
Langdurige blootstelling aan agonisten
32
theorie voor depressie
a. functie tekort monoamines b. neurotrope stress hypothese met te weinig BDNF d. teveel corticotrofine releasing hormoon
32
theorie voor depressie
a. functie tekort monoamines b. neurotrope stress hypothese met te weinig BDNF d. teveel corticotrofine releasing hormoon
33
iets met Mg en Al en de reden waarom je ze samenneemt
Al constipatie was en Mg dat laxerend
34
Dopamine D2 agonist
Bromocriptine
35
Contra-indicatie voor scopolamine
glaucoom
36
paracetamol intoxicatie
Acetylcysteine dient als antidoot, gezien het de omzetting tot reactieve metaboliet verhindert De reactieve metaboliet ontstaat door inwerking van fase II enzymen Paracetamol wordt in reactief metaboliet omgezet door oxidatief enzym dat nog veel andere farmaca omzet
37
Patiënt neemt bisfosfonaten, kan resulteren in
Hyperparathyroidie
38
Patiënt krijgt last van hypertensie, hyperglycemie, botresorptie enz, door welk GM?
Prednisolon
39
Wat is de enige resterende indicatie voor fenobarbital
Epilepsie
40
Waar verloopt de sympathische neurotransmissie via cholinerge zenuwvezels
Zweetklier
41
Bètablokkers met lage intrinsieke activiteit zorgen voor bradycardie in rust, meer dan bètablokkers zonder intrinsieke activiteit.
juist
42
Schizofrenie, welke medicatie
Clozapine Risperidone Haloperidol
43
Wat zorg voor een lang aangehouden postsynaptische Ach werking?
neostigmine
44
Patiënt is zwanger en moet behandeld worden met voor hypertensie. Welke Antihypertensiva mag NIET gebruikt worden?
ACE-inhibitor (Captopril)
45
Tijdens de zwangerschap, welke vitamine wordt best niet als supplement of als geneesmiddel ervan afgeleid ingenomen?
A
46
Hepatische encefalopathie na chronisch alcoholgebruik: hoe behandelen
Lactulose
47
heparine anitdoot
Protamine
48
warfarine antidoot
Vit K
49
De werking van heparine wordt het best omschreven door:
inhiberen van trombine
50
Gereguleerde afgifte betekent
Minder frequente toediening per dag
51
Werking selectieve serotonine reuptake inhibitor
Door inhibitie presynaptische carrier
52
Werking selectieve serotonine reuptake inhibitor
Door inhibitie presynaptische carrier
53
Een obese patiënt met diabetes type 2 eet ‘s ochtends en ‘s middags niet. Pas ‘s avonds eet hij/zij. Welke medicatie schrijft de arts voor om een hypoglycemie niet te doen verergeren?
Glibenclamide: Sulfonamide
54
HmgCoA reductase inhibitor
Simvastatine
55
CYP-inhibitie zorgt dat enzyminhibitie snel optreedt
juist
56
Contra-indicatie voor scopolamine
Glaucoom
57
Intra-oculaire druk hoog, welk medicijn?
Niet-specifieke beta-antagonisten
58
58 jarige man met diabetes type2 met normale nierfunctie en hypertensie. Welk middel geef je
ACE inhibitor
59
Celecoxibs worden gekenmerkt door?
Verminderde GI irritaties
60
Sulfasalazine
IBD (inflammatory bowel disease)
61
Waarom glucocorticoiden toevoegen bij beta2 agonisten bij astma?
tolerantie B2 agonisten voorkomen
62
Hydrofiel, zwak zuur geneesmiddel met plasma eiwitbinding van 3% en renale klaring van 170 ml/min
Wordt geëxcreteerd door glomerulaire filtratie en actieve tubulaire
63
Klaring
Is bij de nier afhankelijk van de eiwitbinding
64
Tricyclische antidepressiva en opeens hypertensieve crisis, welk medicijn is erbij gegeven?
MAO-inhibitoren
65
Ipratropium werking
inhibitie endogene bronchoconstricterende stoffen
66
Oefening: 0,7 l/kg bij een man van 80 kg ; T1/2 =3 u ; Cpss = 0,02 Bereken infuussnelheid
0,259
67
patiënt neemt bisfosfonaten, kan resulteren in
HyperPARAthyroidie
68
Wat wordt gesecreteerd door de hypothalamus
Somatostatine
69
Wat werkt selectief en competitief op alfa 1 receptoren?
Prazosine / terazosine
70
Wat zorgt ervoor dat de curve minder steil omhoog gaat en Cmax daalt?
Niet-competitieve antagonist
71
Patiënt krijgt last van hypertensie, hyperglycemie, botresorptie enz, door welk GM?
Prednisolon
72
Welk geneesmiddel is een partiële agonist van µ receptor?
Buprenorphine
73
Wat kan gebruikt worden bij overactieve blaas?
Atropine
74
Antihypertensivum bij calciurie
Thiazide
75
Sirolimus zorgt dat celcyclus wordt stopgezet
juist