examen Flashcards

1
Q

Wat is de zon?

A

Gasvormige draaiende bol, in kern hoge T van minstents 10 miljoen graden. Fusie van atoomkernen waarbij een massa energie vrijkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

één lichtjaar: leg uit

A

de afstand die het licht op één jaar aflegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geef de snelheid van het licht

A

300 000 km per seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

OEFENING: Hoeveel km is er tussen de aarde en de zon, als je weet dat de afstand met 8,3 lichtminuten overeenkomt?

A

300 000 x 60

………. x 8,3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit: Proxima Centauri

A

volgende dichtsbijzijnde ster (4 lichtjaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kenmerken van planeten

A
  • planeten draaien rond de zon (omlooptijd)
  • elk planeet draait om zijn eigen as (rotatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen een maan en een planeet?

A

Maan = draait rond een planeet

Planeet= draait rond de zon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef de 8 planeten

A
  • Mercurius
  • Venus
  • Aarde
  • Mars
  • Jupiter
  • Saturnus
  • Uranus
  • Neptunus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kenmerken Mercurius

A
  • binnenplaneet
  • draait rond de zon in 88 dagen
  • inslagkraters (geen dampkring)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kenmerken Venus

A
  • binnenplaneet
  • zichtbaar bij valavond
  • concentratie CO2 = broeikasgas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kenmerken Mars

A
  • rode planeet omwille van de aanwezigheid van ijzer in zijn geoxideerde vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

kenmerken jupiter

A
  • grootste planeet
  • rotsachtige kern
  • zwaarder als alle planeten samen
  • 16 manen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kenmerken Saturnus

A
  • ringen bestaande uit ijsdeeltjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geef de binnenplaneten en buitenplaneten

A
  • Mercurius, Venus (binnen)
  • Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus (buiten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef de terrestrische en gasplaneten

A
  • Mercurius, Aarde, Venus, Mars
  • Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een astronomische eenheid

A

De afstand van de aarde en de zon = 1 astronomische eenheid = 8,3 lichtminuten = 150 000 km

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geef de andere hemellichamen

A
  • Planetoiden
  • Kuipergordel
  • de oortwolk
  • meteorieten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

kenmerken Planetoiden

A
  • tussen mars en jupiter
  • 10 000 kleine planeetjes
  • resten van een planeet dat ontplofte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kenmerken Kuipergordel

A
  • zone tussen 6 en 28 lichtjaren
  • ijsklompen in een baan om de zon
  • Pluto
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kenmerken oorwolk

A
  • miljoenen ijs en steenklompen
  • voorraadplaats voor kometen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

kenmerken kometen

A
  • bevroren water, methaan, CO2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

kenmerken Meteorieten

A

brokstukken worden aangetrokken door planeten
- vallende ster = meteor
1) kraters = meteorieten
2) door vrijwing word het gloeiend heet en verdampt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Leg de schijnbewegingen en werkelijkheid

A

1) zon komt op in het oosten
2) zuiden
3) onder in het westen

24
Q

Alle punten aan het aardoppervlak draaien in dezelfde tijd rond de aardas. De omtrek van de aarde verkleint van de evenaar naar de polend, dit betekent dat:

A

afstanden die de punten afleggen, verschilt naargelang de ligging ten opzichte van de evenaar

25
Q

omtreksnelheid berekenen

A

2πr

26
Q

Geef de gevolgen van aardrotatie

A
  • afplatting van de polen
    middelpunt aarde - polen 21KM
  • afwisseling van dag en nacht
    • lengte van dag en nacht is niet
      overal even lang ,dit omdat de
      aardas schuin staat tegenover
      zon
  • afbuiging van de winden
    • noordelijkh: afbuiging naar
      rechts
    • zuidelijkh: afbuiging naar links
27
Q

geef de aardrotatie en plaatsbepalingen

A
  • parallellen en meridianen
  • de nullijnen
  • de coördinaten
28
Q

kenmerken parallellen en meridianen: leg uit

A

parallelcirkel = cirkel die punt op aarde beschrijft tegenover de rotatie
meridianen = halve cirkels die polen met elkaar verbinden

29
Q

coördinaten: leg uit

A

geven de afstand van de nullijnen tot een bepaald punt, in ° uitgedrukt

30
Q

het gradennet: leg uit

A
  • heet geheel van parallellen en meridianen
31
Q

Waarom is het gradennet op een kaart vervormd?

A

Omdat het aardoppervlak sferisch is, maakt men voor de voorstelling op een plat vlak gebruik van projecties (kegelprojectie, cillinderprojectie, azitumale projectie)

32
Q

eigenschappen kaart

A

1) hoekgetrouw= conform
2) oppervlaktegetrouw = equivalent
3) afstandgetrouw = equisadent
4) bezit geen van de3 eigenschappen, vormt goede compromis

33
Q

zonnetijd : leg uit

A

alle punten op dezelfde meridiaan hebben eenzelfde tijd tegenover de zon

34
Q

conventionele tijd: leg uit

A

om politieke/economische redenen wijkt men boven de continenten af van deze indeling. Men houdt rekening met de staatsgrenzen

35
Q

Belgie in de winter/zomer

A

winter: klok loopt één uur voor op zonnetijd

zomer: klok loopt twee uur voor op zonnetijd

36
Q

DST: leg uit

A

Daylight Saving Time

37
Q

Geef de engelse benaming voor datumgrens

A

International Date Line

38
Q

teken de ellipsvormige baan rond de zon

A

ZIE CURSUS

39
Q

Schrikkeljaren: leg uit

A
  • alle jaren deelbaar door 400, behalve eeuwjaren (2100)
40
Q

leg uit eclipticavlak

A
  • vlak waarin de ellipsvormige baan van de aarde ligt
  • de hoek met het eclipticavlak blijft constant dwz aardas blijft evenwijdig met zichzelf
41
Q

leg uit de oorzaak van de verwarming

A

tijdens één omwenteling wijzigt de belichting van de aarde

42
Q

Wat is de oorzaak van de seizoenen

A

de schuine stand van de aardas

43
Q

geef de berekening van de culminatiehoogte van de zon

A

90° - de afstand tot waar de zon loodrecht staat

44
Q

NASA: schrijf de doelen van de maanmissie

A
  • permanent verblijf op de maan
  • permanent ruimtestation + onderzoekscentrum op de maan
  • voorbereiding van nieuwe bemande missie naar de maan
45
Q

NASA: is er tijdens de missie een maanlanding?

A

Nee, tot 65 000 km voorbij de maan

46
Q

verklaar: NASA

A

nationale overheidorganisatie voor ruimtevaart in de VS

47
Q

verklaar: ESA

A

Europese ruimtevaart agentschap

48
Q

verklaar: orion

A

capsule/ ruimteschip

49
Q

NASA: hoe heet de missie

A

Artemis 1

50
Q

NASA: waar is de lanceerbasis en waarom de locatie

A

Kennedy space center, Florida

51
Q

NASA: Hoe landt het ruimteschip terug op aarde

A

Het zal gebeuren met een landing in de Stille Oceaan , daarna komt het team hen eruit halen

52
Q

zonnetijd: teken de schaduwlijnen op een aardbol + rotatiezin van de aarde met pijltje

A

ZIE TAAK

53
Q

verklaar UTC

A

Universal Coordinated Time

54
Q

Wat valt erop aan de grenslijnen tussen de uurgordels (op zee, op land)?

A

Soms is er een verschil tussen het land en de zee eronder, qua tijden

55
Q

Bij een verplaatsing naar het oosten wordt het …….. en moeten we dus uren ……..

A

later
bijtellen

56
Q

Bij een verplaatsing naar het westen wordt het ………… en moeten we dus uren ………..

A

vroeger
aftrekken